ECLI:NL:RBAMS:2024:2150

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 april 2024
Publicatiedatum
16 april 2024
Zaaknummer
C/13/734356 / FA RK 23-3485
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging gezag en adoptie in het kader van laagtechnologisch draagmoederschap

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 4 april 2024 een beschikking gegeven met betrekking tot gezag en adoptie in het kader van laagtechnologisch draagmoederschap. De wensouders, [wensouder 1] en [wensouder 2], hebben een verzoek ingediend om het gezag van de draagmoeder, [belanghebbende], te beëindigen en om de adoptie van hun kind, [minderjarige], door [wensouder 2] uit te spreken. De wensouders hebben een langdurige affectieve relatie en zijn samen met de draagmoeder een draagouderschapstraject aangegaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat [minderjarige] na haar geboorte bij de wensouders is opgevoed en dat de draagmoeder instemt met de adoptie. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd het gezag van de draagmoeder te beëindigen, maar geen advies uitgebracht over de adoptie omdat de verzorgingstermijn van een jaar nog niet was behaald. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat in dit specifieke geval de verzorgingstermijn niet in het belang van [minderjarige] zou zijn en heeft besloten om het verzoek tot adoptie toe te wijzen. De rechtbank heeft de adoptie terug laten werken tot de geboorte van [minderjarige] en vastgesteld dat de familierechtelijke betrekkingen tussen [minderjarige] en [wensouder 1] in stand blijven. De beschikking is mondeling gegeven door rechter mr. J. Kloosterhuis en is op 18 april 2024 schriftelijk vastgelegd.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rekestnummer: C/13/734356 / FA RK 23-3485 (JK MW)
Beschikking van 4 april 2024 betreffende gezag en adoptie
in de zaak van:

1.[wensouder 1] ,

en

2.[wensouder 2] ,

beiden wonende in [woonplaats 1] ,
hierna mede te noemen de wensouders,
advocaat mr. J.H. van der Tol te Amsterdam.
Als belanghebbende is aangemerkt:
[belanghebbende] ,
wonende te [woonplaats 2] ,
hierna mede te noemen de draagmoeder,
advocaat K.S.M. Smienk te Gouda.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Amsterdam,
locatie Amsterdam,
hierna te noemen: de Raad.

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoek van de wensouders, ingekomen op 24 mei 2023;
  • de F-9 formulieren van 21, 25 en 27 juni 2023 van de draagmoeder;
  • de brief van de Raad van 20 juli 2023;
  • een F-9 formulier van 9 oktober 2023 van de wensouders, voorzien van aanvullende producties en
  • het raadsrapport van 5 februari 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 4 april 2024.
Verschenen zijn:
  • de wensouders en hun advocaat;
  • de draagmoeder en haar advocaat en
  • de partner van de draagmoeder, [naam 1] .
De Raad is niet ter zitting verschenen.
1.3.
De rechter heeft ter zitting mondeling uitspraak gedaan.

2.De feiten

2.1.
De wensouders en de draagouders hebben de Nederlandse nationaliteit.
2.2.
De wensouders hebben ruim vijf jaar een affectieve relatie en wonen ruim vier jaar met elkaar samen.
2.3.
De draagmoeder is op 9 september 2016 een geregistreerd partnerschap aangegaan met [naam 2] . Het geregistreerd partnerschap is op 29 januari 2024 geëindigd.
2.4.
In verband met de kinderwens van de wensouders zijn zij samen met de draagmoeder een draagouderschapstraject aangegaan.
2.5.
De draagmoeder is op [geboortedatum 1] 2023 te [geboorteplaats 1] bevallen van [minderjarige] , hierna te noemen: [minderjarige] .
2.6.
[minderjarige] is voor haar geboorte op 12 mei 2023 erkend door [wensouder 1] . Blijkens de akte van erkenning hebben de draagmoeder en [wensouder 1] verklaard dat de draagmoeder alleen het gezag over [minderjarige] uitoefent.
2.7.
[minderjarige] verblijft vanaf kort na haar geboorte bij de wensouders.

3.Het verzoek

3.1.
De wensouders verzoeken – na wijziging van hun verzoek ter zitting – :
  • dat het gezag van de draagmoeder wordt beëindigd en dat [wensouder 1] voortaan alleen met het gezag over [minderjarige] zal zijn belast;
  • de adoptie uit te spreken van [minderjarige] door [wensouder 2] , te verklaren dat de adoptie terugwerkt tot aan de geboorte en voor recht te verklaren dat de familierechtelijke betrekkingen tussen [wensouder 1] en [minderjarige] in stand blijven na de adoptie door [wensouder 2] ;
  • te verstaan dat na de adoptie de wensouders samen met het gezag zijn belast en daarvan aantekening te maken in het gezagsregister.
3.2.
Ter onderbouwing van het verzoek voeren de wensouders aan dat zij een grote kinderwens hadden. Zij hebben de draagmoeder via internet leren kennen en hebben gezamenlijk besloten tot een traject van draagmoederschap. Zij hebben daartoe een draagmoederschapsovereenkomst gesloten en voor de zwangerschap counseling gevolgd. Via zelfinseminatie met semen van [wensouder 1] is een zwangerschap tot stand gekomen, waaruit [minderjarige] is geboren. [minderjarige] verblijft sinds haar geboorte bij de wensouders. De wensouders wensen dat de juridische situatie in overeenstemming wordt gebracht het de feitelijke situatie.

4.Het advies van de Raad

4.1.
De Raad acht het in het belang van [minderjarige] dat de juridische situatie in overeenstemming wordt gebracht het de feitelijke situatie. De Raad adviseert daarom het gezag van de draagmoeder te beëindigen en [wensouder 1] te belasten met het ouderlijk gezag. Aangezien de verzorgingstermijn van een jaar nog niet is behaald, heeft de Raad geen advies uitgebracht ten aanzien van de adoptie.
5. De beoordeling
5.1.
Nu verzoekers kiezen voor de rechtsmacht van de rechtbank Amsterdam en wensen dat de zaak niet wordt verwezen naar de bevoegde rechtbank en de draagmoeder zich hier schriftelijk akkoord heeft verklaard, acht de rechtbank zich bevoegd kennis te nemen van het onderhavige verzoek.
Gezag
5.2.
Het verzoek over het gezag is gebaseerd op artikel 1:253c van het Burgerlijk Wetboek ( hierna: BW). Dit artikel bepaalt – voor zover van belang – dat de tot het gezag bevoegde vader van het kind, die nooit het gezag met de moeder heeft uitgeoefend, de rechtbank kan verzoeken de ouders met het gezamenlijk gezag dan wel hem alleen met het gezag te belasten. Wanneer de andere ouder het gezag over het kind uitoefent, wordt dit verzoek alleen toegewezen als de rechtbank dit in het belang van het kind vindt.
5.3.
De rechtbank overweegt dat [minderjarige] vlak na haar geboorte is opgenomen in het gezin van de wensouders. Zij wordt sindsdien door hen opgevoed en verzorgd. De zwangerschap van de draagmoeder was vanaf het begin gericht op ouderschap door de wensouders. De rechtbank acht het evenals de Raad in het belang van [minderjarige] is dat [wensouder 1] met het eenhoofdig gezag over haar zal worden belast. De rechtbank zal dit verzoek dan ook toewijzen.
Adoptie
5.4.
De wensouders hebben verzocht de adoptie uit te spreken van [minderjarige] door [wensouder 2] . De artikelen 1:227, 1:228 en 1:230 BW zijn op dit verzoek van toepassing.
5.5.
Artikel 1:227 lid 2 BW brengt met zich dat het verzoek tot adoptie slechts kan worden gedaan, als [wensouder 2] ten minste drie aaneengesloten jaren onmiddellijk voorafgaand aan de indiening van het verzoek met [wensouder 1] heeft samengeleefd. Daarnaast dient de verzorgingstermijn van één jaar zoals bedoeld in artikel 1:228 lid 1 sub f BW in acht te worden genomen.
5.6.
Uit de stukken blijkt dat de wensouders langer dan vier jaar met elkaar samenwonen. Het verzoek is op 24 mei 2023 ingediend. Er is dus voldaan aan het vereiste dat drie jaar moet zijn samengeleefd voorafgaand aan de indiening van het verzoek.
5.7.
[minderjarige] is op [geboortedatum 1] 2023 geboren. Gebleken is dat zij vlak na de geboorte is opgenomen in het gezin van de wensouders. Zoals hiervoor is overwogen is het verzoek op 24 mei 2023, dus voorafgaand aan de geboorte, ingediend. Dit betekent dat niet is voldaan aan de verzorgingstermijn van één jaar. De rechtbank is echter van oordeel dat deze termijn in deze specifieke situatie niet verenigbaar is met het belang van [minderjarige] en ook niet met het bepaalde in artikel 8 in samenhang met artikel 14 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Daartoe wordt het volgende overwogen. De verzorgingstermijn van artikel 1:228 lid 1 onder f BW is met name bedoeld om in het belang van het te adopteren kind de bestendigheid van de verzorging en opvoeding van het kind door de adoptiefouders te toetsen. In deze zaak is sprake van een bijzondere situatie waarbij de wettelijke verzorgingstermijn geen doel meer dient. [wensouder 1] is biologisch gezien de ouder van [minderjarige] en de wensouders hebben vanaf de geboorte van [minderjarige] gezamenlijk haar verzorging en opvoeding op zich genomen. Bovendien is het steeds de intentie geweest van de draagmoeder dat de wensouders [minderjarige] zouden adopteren. De rechtbank ziet daarom niet in waarom het verstrijken van de vereiste verzorgingstermijn van een jaar afgewacht zou moeten worden. Het is in het belang van [minderjarige] dat de feitelijke situatie, waarin de wensouders als ouders van [minderjarige] de verzorging en opvoeding van haar voor hun rekening nemen, juridisch wordt geformaliseerd. De rechtbank gaat daarom voorbij aan de verzorgingstermijn van artikel 1:228 lid 1 sub f BW.
5.8.
De rechtbank acht de verzochte adoptie bovendien in het kennelijk belang van [minderjarige] . Zij wordt immers vanaf haar geboorte door de wensvaders verzorgd en opgevoed en zal bij hen verder opgroeien. De draagmoeder heeft hiermee ingestemd en ondersteunt ook het verzoek tot adoptie.
5.9.
Ook aan alle andere wettelijke vereisten van de artikelen 1:227 en 1:228 BW is voldaan. De rechtbank zal de verzochte adoptie daarom toewijzen.
Burgerlijke stand
5.10.
De rechtbank zal ambtshalve de ambtenaar van de burgerlijke stand gelasten om een latere vermelding van deze rechterlijke beslissing tot adoptie aan de akte van geboorte van [minderjarige] toe te voegen.
Aangezien het onderhavige verzoek tot adoptie is ingediend vóór de geboorte van [minderjarige] werkt deze adoptie gelet op het bepaalde in artikel 1:230, tweede lid, BW terug tot het tijdstip van haar geboorte.
Familierechtelijke betrekking
5.11.
De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 1:229 lid 3 BW de familierechtelijke betrekking tussen de geadopteerde en zijn ouder(s) en diens bloedverwanten blijft bestaan, indien de echtgenoot, de geregistreerde partner of de andere levensgezel van die ouder het kind adopteert. De rechtbank stelt dan ook vast dat de familierechtelijke betrekking tussen [minderjarige] en [wensouder 1] na de adoptie in stand blijft. Dit verzoek zal dan ook worden toegewezen.
Gezamenlijk gezag na adoptie
5.12.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:229 lid 4 BW oefenen de adoptiefouders die niet met elkaar zijn gehuwd of door een geregistreerd partnerschap zijn verbonden door adoptie het gezag over de geadopteerde gezamenlijk uit. Dit betekent dat de wensouders op het moment van het in kracht van gewijsde gaan van deze beschikking van rechtswege belast zullen zijn met het gezag over [minderjarige] . De rechtbank zal dan ook beslissen zoals in het dictum bepaald.
5.13.
Het bovenstaande leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
beëindigt het ouderlijk gezag van [belanghebbende] , over het kind [minderjarige] , geboren op [geboortedatum 1] 2023 te [geboorteplaats 1] en belast [wensouder 1] met de uitoefening van het gezag;
6.2.
verklaart deze beslissing ten aanzien van het gezag uitvoerbaar bij voorraad;
6.3.
spreekt uit de adoptie door [wensouder 2] , geboren op [geboortedatum 2] 1987 te [geboorteplaats 2] , van de minderjarige [minderjarige] , geboren op [geboortedatum 1] 2023 te [geboorteplaats 1] ;
6.4.
verstaat dat de familierechtelijke betrekking met [wensouder 1] in stand blijft;
6.5.
verstaat dat de wensouders, na het in kracht van gewijsde gaan van de adoptie, gezamenlijk het gezag over voornoemde minderjarige uitoefenen;
6.6.
draagt de griffier op, nadat deze beschikking in kracht van gewijsde is gegaan, een afschrift van deze beschikking te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [geboorteplaats 1] ;
6.7.
gelast de ambtenaar van de gemeente [geboorteplaats 1] een latere vermelding van deze rechterlijke beslissing tot de adoptie aan de geboorteakte van voornoemde minderjarige toe te voegen;
6.8.
draagt de griffier op om na het in kracht van gewijsde gaan van deze beschikking
aantekening te maken in het gezagsregister betreffende het gezamenlijk gezagvan de wensouders.
Deze beschikking is mondeling gegeven door de rechter mr. J. Kloosterhuis, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. M.W. van der Weel, griffier, op 4 april 2024. [1]
Deze beschikking is op 18 april 2024 schriftelijk vastgelegd

Voetnoten

1.Voor zover tegen de beschikking hoger beroep openstaat kan dit via een advocaat worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam (IJdok 20 / Postbus 1312, 1000 BH).