In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 28 maart 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser] en Dexia Nederland B.V. De zaak betreft de vernietiging van verschillende leaseovereenkomsten die door de echtgenoot van [eiser] zijn gesloten. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de handtekeningen op de vaststellingsovereenkomst en de leaseovereenkomst niet afkomstig zijn van [eiser]. Hierdoor heeft [eiser] geen afstand gedaan van haar rechten tegenover Dexia en heeft zij de bevoegdheid tot vernietiging op grond van artikel 1:88 BW.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat de overeenkomsten rechtsgeldig zijn vernietigd, wat betekent dat Dexia aan [eiser] moet terugbetalen wat zij heeft betaald voor deze overeenkomsten, verminderd met eventuele uitkeringen die zij heeft ontvangen. De wettelijke rente is toewijsbaar vanaf het moment dat Dexia in verzuim was met de terugbetaling. Daarnaast is Dexia veroordeeld om het Bureau Kredietregistratie te informeren dat [eiser] geen verplichtingen meer heeft uit de leaseovereenkomsten, met een dwangsom voor het geval zij hier niet aan voldoet.
De proceskosten zijn voor rekening van Dexia, die ook de kosten van het deskundigenbericht moet vergoeden. De kantonrechter heeft de vorderingen van [eiser] toegewezen en het meer of anders gevorderde afgewezen. Dit vonnis is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.