ECLI:NL:RBAMS:2024:2128

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 mei 2024
Publicatiedatum
15 april 2024
Zaaknummer
10366446 \ CV EXPL 23-3053
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over ontbinding van een overeenkomst op afstand en de gevolgen daarvan voor sloopwerkzaamheden

In deze zaak, die voor de Rechtbank Amsterdam is behandeld, gaat het om een geschil tussen [eiser], vertegenwoordigd door haar gemachtigde van Incasso advies B.V., en VLEKKELOOS B.V. over een renovatie van een woning. De kern van het geschil betreft de vraag of de overeenkomst op afstand rechtsgeldig is ontbonden door [eiser] en of Vlekkeloos recht heeft op een vergoeding voor reeds uitgevoerde sloopwerkzaamheden. De kantonrechter heeft op 3 mei 2024 vonnis gewezen na een mondelinge behandeling op 4 april 2024, waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht. De rechter heeft vastgesteld dat Vlekkeloos [eiser] niet heeft geïnformeerd over haar ontbindingsrecht, wat heeft geleid tot een verlenging van de ontbindingstermijn met een jaar. [eiser] heeft op 21 oktober 2022 aan Vlekkeloos laten weten dat zij de overeenkomsten wilde beëindigen, wat door de rechter als een geldige ontbinding is beschouwd. Vlekkeloos is veroordeeld tot terugbetaling van de door [eiser] betaalde bedragen en heeft geen recht op vergoeding voor de sloopwerkzaamheden, omdat zij haar informatieplicht niet is nagekomen. De kantonrechter heeft de vordering in conventie integraal toegewezen en de vordering in reconventie afgewezen. De proceskosten zijn eveneens aan Vlekkeloos opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer: 10366446 \ CV EXPL 23-3053
Vonnis van 3 mei 2024
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij in conventie en in het incident,
verweerster in reconventie,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: [gemachtigde] (Incasso advies B.V. ),
tegen
VLEKKELOOS B.V.,
gevestigd te Naarden,
gedaagde partij in conventie en in het incident,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: Vlekkeloos,
gemachtigde: mr. P.M. Jongeling.

1.Het verdere verloop van de procedure

Op 16 februari 2024 is een tussenvonnis gewezen. Ter uitvoering van dat tussenvonnis heeft op 4 april 2024 opnieuw een mondelinge behandeling plaatsgevonden. [eiser] is verschenen, vergezeld van haar echtgenoot en haar gemachtigde. Vlekkeloos is verschenen bij haar directeur [naam] , vergezeld van mr. L.M.A. Benjamin namens de gemachtigde.
Partijen zijn gehoord en hebben vragen van de kantonrechter beantwoord. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat ter zitting is besproken. Ten slotte is vonnis gevraagd en is een datum voor vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

in conventie en reconventie
2.1.
De mondelinge behandeling diende met name ter verduidelijking van de feitelijke omstandigheden waaronder de overeenkomsten waren gesloten, zoals overwogen in het tussenvonnis van 16 februari 2024. De kantonrechter acht zich thans voldoende geïnformeerd om tot een goede kwalificatie van de overeenkomsten te komen.
2.2.
[eiser] heeft desgevraagd toegelicht dat zij, voordat zij de eerste offerte van Vlekkeloos accepteerde en voordat er was aangevangen met de sloopwerkzaamheden, twee keer samen met een onderaannemer (niet zijnde Vlekkeloos) door haar woning is gelopen om haar wensen in kaart te brengen. Vlekkeloos heeft dat niet, althans onvoldoende weersproken. Vlekkeloos heeft in dit verband ter zitting toegelicht dat zij op basis van de notities van de uitvoerende partij, de onderaannemer, de eerste offerte heeft gemaakt. Hieruit volgt dat partijen over de toegestuurde offerte geen persoonlijk contact hebben gehad, anders dan door middel van telecommunicatiemiddelen of via derden.
2.3.
De offerte is door Vlekkeloos digitaal aan [eiser] ter beschikking gesteld, zoals beschreven in overweging 11 van het tussenvonnis. Vlekkeloos heeft toegelicht dat zij voor het maken van de offertes bepaalde software gebruikt. Die software heeft [eiser] ook moeten gebruiken om deze offertes te accepteren.
2.4.
Gelet op de nadere toelichting ter zitting, blijft de kantonrechter bij hetgeen is overwogen in het tussenvonnis over de kwalificatie van de overeenkomst. Het is een overeenkomst op afstand.
2.5.
Ook wordt geen aanleiding gezien om terug te komen op de overwegingen in het tussenvonnis over de uitzondering waarop Vlekkeloos zich beroept, die volgens haar zou moeten meebrengen dat de Richtlijn Consumentenrechten 2011/83/EG (hierna: de richtlijn) niet van toepassing is. De uitzondering waarop Vlekkeloos zich beroept staat in artikel 6:230h lid 2 onder g van het Burgerlijk Wetboek (BW). Die uitzondering ziet echter uitsluitend op een verbouwing die vergelijkbaar is met het bouwen van een nieuw gebouw. Hiervan is niet gebleken. Ook niet als het weghalen of bijbouwen van enkele interne muurtjes op de agenda stond. Uit overweging 26 van de richtlijn volgt dat bouwovereenkomsten voor herstel- en renovatiewerkzaamheden, zoals hier aan de orde, onder het toepassingsbereik van de richtlijn vallen.
2.6.
Nu het een overeenkomst op afstand betreft, had Vlekkeloos [eiser] moeten informeren over het ontbindingsrecht waarover zij in beginsel beschikt, zowel precontractueel als contractueel (artikel 6:230m lid 1 BW jo. 6:230v BW). Vlekkeloos beroept zich ook in dit verband op een uitzondering, die staat vermeld in artikel 6:230p sub f onder 1 BW. Hierin staat dat een consument geen recht van ontbinding heeft bij een consumentenkoop betreffende de levering van volgens specificaties van de consument vervaardigde zaken, die niet geprefabriceerd zijn en worden vervaardigd op basis van een individuele keuze of beslissing van de consument, of die duidelijk voor een specifieke persoon bestemd zijn. Dit verweer van Vlekkeloos is al gepasseerd. Verwezen wordt naar overweging 14 van het tussenvonnis. Geen aanleiding wordt gezien om op deze beslissing terug te komen.
2.7.
Nu niet in geschil is dat Vlekkeloos [eiser] niet heeft geïnformeerd over het ontbindingsrecht, is de ontbindingstermijn van veertien dagen overeenkomstig het bepaalde in artikel 6:230o lid 2 BW verlengd met een jaar.
2.8.
[eiser] heeft op 21 oktober 2022 aan Vlekkeloos bericht dat zij de overeenkomsten wilde beëindigen, door via WhatsApp te laten weten dat de betaalde bedragen moeten worden teruggestort, om vervolgens met een schone lei opnieuw te beginnen. Vlekkeloos reageerde hierop dat zij het daarmee eens was en dat zij verwacht na het weekend een nieuwe offerte voor [eiser] te hebben. Gelet op deze verklaringen over en weer, heeft [eiser] ruimschoots binnen de verlengde ontbindingstermijn laten weten dat zij de overeenkomsten wilde beëindigen. Weliswaar staat in die verklaring niet expliciet vermeld dat [eiser] de overeenkomst wilde ontbinden – zij is immers ook niet door Vlekkeloos geïnformeerd dat zij dit recht had – maar dat had Vlekkeloos redelijkerwijs wel uit haar verklaring moeten afleiden. Het rechtsgevolg van de verklaring is in ieder geval dat de overeenkomsten zijn ontbonden.
2.9.
Vlekkeloos moet daarom alle betalingen die [eiser] in verband met de overeenkomsten heeft verricht aan haar terugbetalen.
2.10.
Voor Vlekkeloos bestaat geen recht op een vergoeding voor de reeds verrichte sloopwerkzaamheden, gelet op het bepaalde in artikel 6:230s lid 5 sub a onder 1 BW. Daar staat de consument bij uitoefening van het recht van ontbinding geen kosten draagt voor de uitvoering van diensten die geheel of gedeeltelijk tijdens de ontbindingstermijn zijn verleend als de handelaar heeft nagelaten de informatie overeenkomstig artikel 6:230m lid 1 sub h BW te verstrekken. Daarnaast wordt verwezen naar het in het tussenvonnis in overweging 9 besproken arrest van het Europees Hof van Justitie.
2.11.
De door [eiser] gemaakte buitengerechtelijke kosten zijn toewijsbaar.
2.12.
Het voorgaande heeft tot gevolg dat de vordering in conventie integraal wordt toegewezen en de vordering in reconventie moet worden afgewezen.
2.13.
Bij deze uitkomst heeft [eiser] geen belang meer bij de vordering in het incident.
2.14.
Vlekkeloos wordt als de in het ongelijk gestelde partij in conventie en reconventie veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van [eiser] , waarbij de kantonrechter aanleiding ziet de proceskosten in reconventie te begroten op nihil, vanwege de nauwe samenhang met de vordering in conventie en [eiser] geen conclusie van antwoord in reconventie heeft ingediend. De proceskosten in het incident worden ook begroot op nihil. De proceskosten in conventie worden begroot op
€ 3.337,17(en bestaan uit € 2.445,00 aan salaris gemachtigde (3 punten à € 815,00), € 131,17 aan explootkosten, € 693,00 aan griffierecht en € 68,00 aan nakosten).

3.De beslissing

in conventie
3.1.
veroordeelt Vlekkeloos tot betaling aan [eiser] van:
- € 70.034,04 aan hoofdsom, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 14 november 2024 tot de dag van voldoening,
- € 1.475,37 aan buitengerechtelijke incassokosten,
3.2.
veroordeelt Vlekkeloos in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] begroot op € 3.337,17,
3.3.
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
3.4.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
3.5.
wijst de vordering af,
3.6.
veroordeelt Vlekkeloos in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Pennink, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 3 mei 2024 in aanwezigheid van de griffier.
991