7.3.Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen maatregel gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een tweetal strafbare feiten, te weten een diefstal uit een auto door middel van braak en een diefstal door middel van een valse sleutel, door het zonder toestemming gebruik maken van de bankpas van het slachtoffer en daarmee meermalen contactloos betalingen te verrichten. Dit zijn hinderlijke feiten die bij de slachtoffers overlast en schade veroorzaken. Verdachte heeft met zijn handelen geen respect getoond voor andermans eigendommen en enkel gedacht aan zijn eigen financiële gewin.
Advies van de reclassering
De rechtbank heeft kennisgenomen van het reclasseringsadvies van GGZ Reclassering Inforsa Amsterdam van 2 maart 2024, opgemaakt door [reclasseringsmedewerker] . Dit rapport houdt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in:
Betrokkene staat bij de politie bekend als veelpleger. De vermogensdelicten die betrokkene pleegt hangen samen met zijn cocaïneverslaving die al twintig jaar bestaat. Bij betrokkene is sprake van weinig stabiliteit op de verschillende leefgebieden. Betrokkene woont bij zijn ouders in en heeft geen werk of zinvolle dagbesteding. Daarnaast is betrokkene bekend met langdurige cocaïneverslaving en psychische problematiek.
Betrokkene heeft meermaals aangegeven te willen stoppen met middelengebruik. Ondanks de geleverde inspanningen van de reclassering en andere hulpverleningsorganisaties, is het gedurende het toezicht niet gelukt om de stabiele omstandigheden te creëren die nodig zijn om een behandeling te kunnen inzetten. Betrokkene heeft zich onvoldoende ingezet om te profiteren van de interventies die zijn ingezet, ondanks dat er rekening werd gehouden met de problematiek en het ziektebeeld van betrokkene. Betrokkene is niet verschenen op afspraken met de reclassering. Dit betreft een afspraak op 1 februari 2024 in verband met de meldplicht en een afspraak op 12 februari 2024 in verband met de totstandkoming van het reclasseringsadvies. Betrokkene voldoet daarmee aan de zogenaamde zachte criteria voor het opleggen van een ISD-maatregel.
De reclassering ziet gelet op het voorgaande geen andere mogelijkheid dan oplegging van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel te adviseren.
De rechtbank heeft op de zitting reclasseringswerker [reclasseringsmedewerker] als deskundige gehoord en zij heeft dit advies bevestigd.
Voldaan aan de ‘harde’ criteria
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van de bewezen geachte feiten in zaak A en C aan alle voorwaarden is voldaan die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt. Hiervoor is bewezen verklaard dat verdachte een misdrijf heeft begaan waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Uit het uittreksel Justitiële Documentatie (strafblad) van 2 maart 2024 blijkt daarnaast dat verdachte in de afgelopen vijf jaren ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf, terwijl de in dit vonnis bewezen verklaarde feiten zijn begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen en er, zoals blijkt uit het hiervoor vermeld reclasseringsadvies, ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan. Uit het strafblad volgt dat ook is voldaan aan de eisen die de “Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers” van het Openbaar Ministerie stelt: verdachte is een zeer actieve veelpleger, die over een periode van vijf jaren processen-verbaal tegen zich zag opgemaakt worden voor meer dan tien misdrijven, waarvan ten minste één in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde feit. Verder eist de veiligheid van personen of goederen het opleggen van deze maatregel, gezien de ernst en het aantal door verdachte begane soortgelijke feiten.
Voldaan aan de ‘zachte’ criteria
Om een ISD-maatregel op te kunnen leggen, moet ook blijken dat er geen alternatief voor het opleggen van een ISD-maatregel bestaat. Daarbij wordt gekeken of er in het verleden dwang- of drangtrajecten hebben plaatsgevonden die niet hebben geleid tot een gedragsverandering, of dat verdachte heeft aangegeven hieraan niet mee te willen werken, of dat verdachte daar – gelet op zijn status – geen mogelijkheden toe heeft (de zogenaamde ‘zachte criteria’).
Op 29 januari 2024 is de voorlopige hechtenis van verdachte geschorst met bijzondere voorwaarden. Daarmee heeft verdachte een laatste kans gekregen om onder begeleiding van de reclassering aan zichzelf te werken. Verdachte moest zich melden bij de reclassering, zodat op termijn een behandeling voor zijn verslaving van start zou kunnen gaan. Zoals blijkt uit voormeld reclasseringsadvies, heeft verdachte zich niet gehouden aan de meldplicht bij de reclassering. Een behandeling kon dan ook niet worden ingezet. De rechtbank is ervan doordrongen dat verdachte erg graag nog een kans zou willen om zelf aan zijn verslaving te werken, maar heeft er – ook gezien wat er tijdens de schorsing (niet) is gebeurd – geen vertrouwen in dat dit zonder hulp van anderen kans van slagen heeft.
Gelet op deze omstandigheden oordeelt de rechtbank dat ook aan de ‘zachte criteria’ is voldaan. De rechtbank stelt daarmee vast dat aan alle criteria voor het opleggen van een ISD-maatregel wordt voldaan.
Anders dan door de verdediging is betoogd, is behandeling op basis van de Wvggz en/of Wzd in beginsel gericht op het welzijn van de patiënt en niet zonder meer op interventies om recidive te voorkomen. Dit kan wel worden bereikt door de (gevorderde) ISD-maatregel.
De rechtbank zal daarom het advies van de deskundige opvolgen en aan verdachte de onvoorwaardelijke ISD-maatregel opleggen.
Om de beëindiging van de recidive van verdachte en het leveren van een bijdrage aan de oplossing van zijn problematiek alle kansen te geven en voorts ter optimale bescherming van de maatschappij, is het van groot belang dat voldoende tijd wordt genomen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. Daarom zal de rechtbank de maatregel voor de maximale termijn van twee jaren opleggen en de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht niet in mindering brengen op de duur van de maatregel.