ECLI:NL:RBAMS:2024:2119

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 april 2024
Publicatiedatum
12 april 2024
Zaaknummer
13-340134-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal uit auto en gebruik van bankpas zonder toestemming

Op 10 april 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan twee strafbare feiten: diefstal uit een auto door middel van braak en diefstal door middel van een valse sleutel. De verdachte heeft op 22 december 2023 in Amsterdam meerdere portemonnees weggenomen uit een auto, waarbij hij zich toegang heeft verschaft door middel van braak. Daarnaast heeft hij op 22 februari 2023 met een bankpas van het slachtoffer meermalen contactloos betalingen verricht, zonder toestemming van de rechtmatige eigenaar. De rechtbank heeft de verdachte de onvoorwaardelijke ISD-maatregel opgelegd voor de duur van twee jaren, gezien zijn recidive en de ernst van de feiten. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte van het in zaak C feit 1 is vrijgesproken. De rechtbank heeft vastgesteld dat aan alle voorwaarden voor de ISD-maatregel is voldaan, zowel de 'harde' als de 'zachte' criteria. De verdachte is een veelpleger met een langdurige verslaving en heeft zich onvoldoende gehouden aan eerdere afspraken met de reclassering.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummers: 13/340134-23 (zaak A), 13/061234-23 (zaak B) en 13/072716-24 (zaak C) (ter terechtzitting gevoegd)
Parketnummer vordering tenuitvoerlegging: 23/001281-20
Datum uitspraak: 10 april 2024
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [land van herkomst] ) op [geboortedag] 1977,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [BRP-adres] ,
thans gedetineerd te: Penitentiaire Inrichting [penitentiaire inrichting] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 27 maart 2024.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. Deze zaken worden hierna als respectievelijk zaak A, zaak B en zaak C aangeduid.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. M.R.F.van Raab van Canstein, en van wat verdachte en zijn raadsvrouwen, mrs. A. Petrescu en Z. Boufadiss, naar voren hebben gebracht.
Daarnaast heeft de rechtbank ter terechtzitting [reclasseringsmedewerker] (reclasseringswerker bij GGZ Reclassering Inforsa Amsterdam) als deskundige gehoord.
Tot slot heeft de rechtbank met betrekking tot zaak C kennisgenomen van de schriftelijke slachtofferverklaring van [persoon 1] en de vordering tot schadevergoeding die in deze zaak is ingediend door benadeelde partij [persoon 1] .

2.Tenlasteleggingen

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
ten aanzien van zaak A
hij op of omstreeks 22 december 2023 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een of meerdere portomonnee(s), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [persoon 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen portomonnee(s) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
ten aanzien van zaak B
hij op of omstreeks 1 maart 2023 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een (personen)auto (gekentekend [kenteken] ) weg te nemen geld en/of goed(eren) van zijn, verdachtes gading, geheel of ten dele toebehorend aan [persoon 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte en zich daarbij de toegang tot die (personen)auto te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of goed(eren) van zijn verdachte gading, onder zijn, verdachtes bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking, zich opzettelijk naar die (personen)auto heeft begeven en/of een (portier)slot van die (personen)auto en/of (het slot van) het handschoenenkastje/dashboardkastje (in de
(personen)auto) heeft verbroken en/of geforceerd en/of in die (personen)auto is gestapt/is binnengegaan en/of (vervolgens) die (personen)auto heeft doorzocht;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 1 maart 2022 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een (personen)auto (gekentekend [kenteken] ), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [persoon 3] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
ten aanzien van zaak C
1
hij in of omstreeks de periode van 21 februari 2023 tot en met 22 februari 2023 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een of meerdere bankpas(sen) en/of geldbedrag(en), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [persoon 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
2
hij op of omstreeks 22 februari 2023 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een of meerdere geldbedrag(en), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [persoon 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen geldbedrag(en) en/of goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutel door
- met een of meerdere bankpas(sen) van voornoemde [persoon 1] meermaals contactloos te betalen, tot het gebruik waarvan hij, verdachte niet was gerechtigd.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het in zaak A tenlastegelegde, het in zaak B primair tenlastegelegde en het in zaak C onder 1 en 2 tenlastegelegde , kan worden bewezen op grond van de inhoud van het dossier. Zij heeft daartoe de relevante bewijsmiddelen genoemd.
Ten aanzien van het primaire feit in zaak B is sprake van een poging tot diefstal door middel van verbreking. Naar uiterlijke verschijningsvorm bestond het handelen van verdachte uit het onrechtmatig betreden van de auto en het doorzoeken van de auto. Deze handelingen passen bij het oogmerk om goederen uit de auto te stelen. Niet bewezen kan worden dat sprake is van braak, omdat de auto volgens de aangifte is te betreden zonder deze open te breken wegens een defect portierslot. Wel kan diefstal door middel van verbreking worden bewezen nu het dashboardkastje van de auto is opengebroken.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van zaak A
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de diefstal door middel van braak kan worden bewezen.
Ten aanzien van zaak B
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van de primair tenlastegelegde poging tot diefstal met braak/verbreking en de subsidiair tenlastegelegde vernieling van de auto . Verdachte had niet het oogmerk om goederen uit de auto te stelen. Hij was namelijk in de veronderstelling dat hij zich in een gebruikersauto bevond en heeft daar alleen drugs gebruikt. Het enkele feit dat verdachte een auto heeft geopend die niet op slot zat, op de bijrijdersstoel heeft gezeten en een multitool bij zich had is onvoldoende om te spreken van een poging tot diefstal. Op basis daarvan kan immers niet worden gezegd dat verdachte het voornemen had om dat misdrijf te plegen en dat dat voornemen zich door een begin van uitvoering heeft geopenbaard.Daarnaast geldt dat de door verdachte gegeven alternatieve verklaring voor zijn aanwezigheid in de auto niet wordt weerlegd door de inhoud van het dossier. Volgens de aangever (de eigenaar van de auto) werkte het slot aan de passagierszijde soms wel en soms niet.. Uit het dossier kan worden afgeleid dat het portier van de passagierszijde in de nacht van de aanhouding van verdachte inderdaad niet was afgesloten. Er zijn namelijk geen braaksporen aangetroffen. Bovendien is niet bekend hoe lang de auto al stond geparkeerd met een defect portier. Gelet hierop valt niet uit te sluiten dat de auto - zoals verdachte verklaart - is gebruikt door anderen dan verdachte en dat die anderen het dashboardkastje hebben geforceerd en het in de auto aanwezige muntgeld hebben weggenomen.
Ten aanzien van zaak C feit 1
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van de onder 1 tenlastegelegde diefstal door middel van braak/verbreking nu niet kan worden bewezen dat verdachte degene is geweest die de pinpassen uit de auto heeft weggenomen. Verdachte kan zich niet herinneren dat hij de auto-inbraak heeft gepleegd. Volgens de verdediging kan verdachte aangevers pinpas hebben verkregen in het gebruikerscircruit. De periode tussen de inbraak en het moment van de pintransacties door verdachte is dermate groot dat de lezing van verdachte niet kan worden uitgesloten op basis van de bewijsmiddelen.
Dat een met verdachte matchend DNA-profiel is aangetroffen op de in de auto aangetroffen lifehammer biedt eveneens onvoldoende bewijs voor dit feit. Er zijn immers meerdere DNA-profielen op de lifehammer aangetroffen en dergelijke lifehammers worden vaak uitgewisseld binnen gebruikershuizen waar verdachte komt. Gelet hierop valt niet uit te sluiten dat een van de andere donoren van DNA-profielen de inbraak heeft gepleegd en dat verdachte de pinpassen uit het gebruikerscircuit heeft verkregen.
Ten aanzien van zaak C feit 2
De verdediging heeft geen verweer gevoerd met betrekking tot de bewezenverklaring van het onder 2 tenlastegelegde.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Zaak A
De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen, waaronder de bekennende verklaring van verdachte, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich op 22 december 2023 in Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan diefstal door middel van braak van twee portemonnees uit een auto
3.3.2.
Zaak B
Door verdachte is een verklaring gegeven voor zijn aanwezigheid in de auto. Deze lezing van verdachte, inhoudende dat de auto een gebruikersauto is en dat verdachte niet de enige is geweest die de auto heeft gebruikt, kan op basis van het dossier niet worden uitgesloten. Aangever (de eigenaar van de auto) heeft bij de politie verklaard dat hij niet wist of de auto was opengebroken omdat het slot aan de passagierszijde van de auto soms wel en soms niet werkte. Uit het dossier blijkt verder niet wanneer aangever de auto op de betreffende plek heeft geparkeerd en of de auto deugdelijk was afgesloten. Daarom kan niet worden vastgesteld dat het verdachte is geweest die de auto en het dashboardkastje heeft opengebroken. De rechtbank acht de primair tenlastegelegde poging tot diefstal met braak/verbreking dan ook niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken. Nu op basis van de bewijsmiddelen niet kan worden vastgesteld dat verdachte de auto en het dashboardkastje heeft opengebroken, acht de rechtbank de subsidiair tenlastegelegde vernieling tevens niet bewezen en verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
3.3.3.
Zaak C
Feit 1
Het door de verdediging geschetste alternatief scenario, inhoudende dat verdachte aangevers pinpas heeft verkregen binnen het gebruikerscircuit kan op basis van het dossier niet worden uitgesloten. Niet kan worden vastgesteld wanneer de auto-inbraak heeft plaatsgevonden en wanneer verdachte de pinpas in zijn bezit heeft gekregen. Dit betekent dat de periode tussen de inbraak en het pinnen met aangevers pas door verdachte onbekend blijft, waardoor verdachte niet door een kort tijdsverloop tussen het wegnemen van de pas en het pinnen aan de diefstal kan worden gekoppeld. De alternatieve verklaring van verdachte voor het aanwezig hebben van de pinpas kan dan ook niet als onaannemelijk terzijde worden geschoven. Dat een met verdachte matchend DNA-profiel is aangetroffen op de in de auto gevonden lifehammer is – gezien de alternatieve lezing van de verdediging – eveneens onvoldoende om vast te stellen dat verdachte de auto-inbraak heeft gepleegd. Het gaat om een verplaatsbaar object, waarvan niet duidelijk is wanneer dit in de auto is achtergelaten. Daarbij komt dat er meerdere DNA-profielen zijn aangetroffen op de lifehammer. Gelet hierop valt niet uit te sluiten dat een van de andere donoren van deze DNA-profielen de inbraak heeft gepleegd en dat verdachte de pinpas(sen) vervolgens in het gebruikerscircuit heeft verkregen, zoals is aangevoerd. Gelet hierop zal verdachte worden vrijgesproken van het onder 1 tenlastegelegde.
Feit 2
De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen, waaronder de bekennende verklaring van verdachte, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich op 23 februari 2023 te Amsterdam meerdere malen schuldig heeft gemaakt aan diefstal van geldbedragen door middel van een valse sleutel.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in de
bijlagevervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
ten aanzien van zaak A
op 22 december 2023 te Amsterdam meerdere portemonnees die aan [persoon 2] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en die weg te nemen portemonnees onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
ten aanzien van zaak C
2
op 22 februari 2023 te Amsterdam meerdere geldbedragen die aan [persoon 1] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte die weg te nemen geldbedragen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutel door met een bankpas van voornoemde [persoon 1] meermaals contactloos te betalen, tot het gebruik waarvan verdachte niet was gerechtigd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders

7.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) zal worden opgelegd voor de duur van twee jaren zonder aftrek van het voorarrest.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair verzocht om de gevorderde ISD-maatregel af te wijzen en te volstaan met het opleggen van een onvoorwaardelijk gevangenisstraf voor de duur van 39 dagen met aftrek van het voorarrest. Als verdachte niet zal meewerken aan behandeling van zijn problematiek, dan zal de maatschappij alleen worden beschermd tegen criminaliteit. De problematiek van verdachte zal dan niet worden behandeld, terwijl dit wel één van de doelstellingen van de ISD-maatregel is. Na afloop van die maatregel zal verdachte dan ook terugvallen in hetzelfde verslavingspatroon. Een oplossing kan worden gevonden in de Wet zorg en dwang (Wzd) en/of de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz).
Subsidiair heeft de verdediging verzocht om de ISD-maatregel in voorwaardelijke vorm op te leggen met een proeftijd van drie jaar.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen maatregel gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een tweetal strafbare feiten, te weten een diefstal uit een auto door middel van braak en een diefstal door middel van een valse sleutel, door het zonder toestemming gebruik maken van de bankpas van het slachtoffer en daarmee meermalen contactloos betalingen te verrichten. Dit zijn hinderlijke feiten die bij de slachtoffers overlast en schade veroorzaken. Verdachte heeft met zijn handelen geen respect getoond voor andermans eigendommen en enkel gedacht aan zijn eigen financiële gewin.
Advies van de reclassering
De rechtbank heeft kennisgenomen van het reclasseringsadvies van GGZ Reclassering Inforsa Amsterdam van 2 maart 2024, opgemaakt door [reclasseringsmedewerker] . Dit rapport houdt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in:
Betrokkene staat bij de politie bekend als veelpleger. De vermogensdelicten die betrokkene pleegt hangen samen met zijn cocaïneverslaving die al twintig jaar bestaat. Bij betrokkene is sprake van weinig stabiliteit op de verschillende leefgebieden. Betrokkene woont bij zijn ouders in en heeft geen werk of zinvolle dagbesteding. Daarnaast is betrokkene bekend met langdurige cocaïneverslaving en psychische problematiek.
Betrokkene heeft meermaals aangegeven te willen stoppen met middelengebruik. Ondanks de geleverde inspanningen van de reclassering en andere hulpverleningsorganisaties, is het gedurende het toezicht niet gelukt om de stabiele omstandigheden te creëren die nodig zijn om een behandeling te kunnen inzetten. Betrokkene heeft zich onvoldoende ingezet om te profiteren van de interventies die zijn ingezet, ondanks dat er rekening werd gehouden met de problematiek en het ziektebeeld van betrokkene. Betrokkene is niet verschenen op afspraken met de reclassering. Dit betreft een afspraak op 1 februari 2024 in verband met de meldplicht en een afspraak op 12 februari 2024 in verband met de totstandkoming van het reclasseringsadvies. Betrokkene voldoet daarmee aan de zogenaamde zachte criteria voor het opleggen van een ISD-maatregel.
De reclassering ziet gelet op het voorgaande geen andere mogelijkheid dan oplegging van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel te adviseren.
De rechtbank heeft op de zitting reclasseringswerker [reclasseringsmedewerker] als deskundige gehoord en zij heeft dit advies bevestigd.
ISD-maatregel
Voldaan aan de ‘harde’ criteria
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van de bewezen geachte feiten in zaak A en C aan alle voorwaarden is voldaan die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt. Hiervoor is bewezen verklaard dat verdachte een misdrijf heeft begaan waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Uit het uittreksel Justitiële Documentatie (strafblad) van 2 maart 2024 blijkt daarnaast dat verdachte in de afgelopen vijf jaren ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf, terwijl de in dit vonnis bewezen verklaarde feiten zijn begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen en er, zoals blijkt uit het hiervoor vermeld reclasseringsadvies, ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan. Uit het strafblad volgt dat ook is voldaan aan de eisen die de “Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers” van het Openbaar Ministerie stelt: verdachte is een zeer actieve veelpleger, die over een periode van vijf jaren processen-verbaal tegen zich zag opgemaakt worden voor meer dan tien misdrijven, waarvan ten minste één in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde feit. Verder eist de veiligheid van personen of goederen het opleggen van deze maatregel, gezien de ernst en het aantal door verdachte begane soortgelijke feiten.
Voldaan aan de ‘zachte’ criteria
Om een ISD-maatregel op te kunnen leggen, moet ook blijken dat er geen alternatief voor het opleggen van een ISD-maatregel bestaat. Daarbij wordt gekeken of er in het verleden dwang- of drangtrajecten hebben plaatsgevonden die niet hebben geleid tot een gedragsverandering, of dat verdachte heeft aangegeven hieraan niet mee te willen werken, of dat verdachte daar – gelet op zijn status – geen mogelijkheden toe heeft (de zogenaamde ‘zachte criteria’).
Op 29 januari 2024 is de voorlopige hechtenis van verdachte geschorst met bijzondere voorwaarden. Daarmee heeft verdachte een laatste kans gekregen om onder begeleiding van de reclassering aan zichzelf te werken. Verdachte moest zich melden bij de reclassering, zodat op termijn een behandeling voor zijn verslaving van start zou kunnen gaan. Zoals blijkt uit voormeld reclasseringsadvies, heeft verdachte zich niet gehouden aan de meldplicht bij de reclassering. Een behandeling kon dan ook niet worden ingezet. De rechtbank is ervan doordrongen dat verdachte erg graag nog een kans zou willen om zelf aan zijn verslaving te werken, maar heeft er – ook gezien wat er tijdens de schorsing (niet) is gebeurd – geen vertrouwen in dat dit zonder hulp van anderen kans van slagen heeft.
Gelet op deze omstandigheden oordeelt de rechtbank dat ook aan de ‘zachte criteria’ is voldaan. De rechtbank stelt daarmee vast dat aan alle criteria voor het opleggen van een ISD-maatregel wordt voldaan.
Anders dan door de verdediging is betoogd, is behandeling op basis van de Wvggz en/of Wzd in beginsel gericht op het welzijn van de patiënt en niet zonder meer op interventies om recidive te voorkomen. Dit kan wel worden bereikt door de (gevorderde) ISD-maatregel.
De rechtbank zal daarom het advies van de deskundige opvolgen en aan verdachte de onvoorwaardelijke ISD-maatregel opleggen.
Om de beëindiging van de recidive van verdachte en het leveren van een bijdrage aan de oplossing van zijn problematiek alle kansen te geven en voorts ter optimale bescherming van de maatschappij, is het van groot belang dat voldoende tijd wordt genomen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. Daarom zal de rechtbank de maatregel voor de maximale termijn van twee jaren opleggen en de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht niet in mindering brengen op de duur van de maatregel.

8.Beslag

Onder verdachte is blijkens de beslaglijst het volgende voorwerp in beslag genomen in zaak C:
- 1 stuk autogereedschap (goednummer 2023042117-6305290, lifehammer).
8.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat geen beslissing meer hoeft te worden genomen over het beslag, omdat verdachte op zitting afstand heeft gedaan van het voorwerp.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat geen beslissing meer hoeft te worden genomen over het beslag, omdat verdachte op zitting afstand heeft gedaan van het voorwerp.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat zij – gelet op het alternatief scenario van de verdediging in zaak C – niet in staat is een persoon als rechthebbende aan te merken.
De rechtbank zal daarom de bewaring ten behoeve van de rechthebbende gelasten.

9.Vordering van de benadeelde partij [persoon 1]

De benadeelde partij [persoon 1] vordert in zaak C een bedrag van € 145,20 aan vergoeding van materiële schade te vermeerderen met de wettelijke rente en heeft verzocht om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
.De materiële schade ziet op de reparatiekosten voor de ingeslagen autoruit.
De benadeelde partij [persoon 1] zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat verdachte zal worden vrijgesproken van het in zaak C feit 1 ten laste gelegde. De benadeelde partij kan de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De benadeelde partij en de verdachte zullen ieder de eigen kosten dragen.

10.Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling

Bij de stukken bevindt zich een vordering tot tenuitvoerlegging met het parketnummer 23/001281-20. De rechtbank zal deze vordering afwijzen, omdat aan verdachte de onvoorwaardelijke ISD-maatregel zal worden opgelegd. Het is niet opportuun om daarnaast de eerder voorwaardelijk opgelegde straf ten uitvoer te leggen.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 38m, 38n, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

12.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het in zaak B primair en subsidiair ten laste gelegde en het in zaak C onder 1 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het in zaak A ten laste gelegde en het in zaak C onder 2 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van zaak A
diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Ten aanzien van zaak C feit 2
diefstal, waarbij de schuldige zich het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Legt op
de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van
2 (twee) jaren.
Ten aanzien van het beslag in zaak C
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van:
- 1 stuk autogereedschap (goednummer 2023042117-6305290, lifehammer).
Ten aanzien van de vordering benadeelde partij [persoon 1] in zaak C
Verklaart [persoon 1] niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten zullen dragen.
Ten aanzien van de vordering tenuitvoerlegging
Wijst de vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 23/001281-20 af.
Dit vonnis is gewezen door
mr. D. Bode, voorzitter,
mrs. I. Timmermans en Q.M.J.A. Crul, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. J.A. Baaijens en R.L.M. Meulman, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 10 april 2024.
[...]