ECLI:NL:RBAMS:2024:2118

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 maart 2024
Publicatiedatum
12 april 2024
Zaaknummer
13-339202-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Woninginbraak met emotionele schade aan slachtoffer

Op 27 maart 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met een medeverdachte schuldig is bevonden aan woninginbraak. De inbraak vond plaats op 20 december 2023 in Ouderkerk aan den Amstel, waar de verdachte en zijn medeverdachte een gouden trouwring en een metalen kistje met papieren hebben weggenomen uit de woning van een 83-jarige dame. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en medeverdachte zich toegang tot de woning hebben verschaft door middel van inklimming, en niet door braak, aangezien er geen braakschade is aangetroffen. De rechtbank heeft de verklaringen van getuigen en de bevindingen van de verbalisanten in haar oordeel meegenomen. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, met aftrek van voorarrest. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit, de kwetsbaarheid van het slachtoffer en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor vergelijkbare feiten. De rechtbank heeft geoordeeld dat de emotionele schade voor het slachtoffer aanzienlijk is, wat de strafverzwaring rechtvaardigt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/339202-23
Datum uitspraak: 27 maart 2024
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [land van herkomst] ) op [geboortedag] 2000,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd te: [penitentiaire inrichting] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 27 maart 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. B. van Duijn, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw mr. H.S.K. Jap-A-Joe naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
hij op 20 december 2023 te Ouderkerk aan den Amstel, gemeente Ouder-Amstel, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in/uit een woning aan [adres 1] , met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een metalen kistje met inhoud (papieren) en/of een gouden trouwring, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangeefster] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde kan worden bewezen op grond van de inhoud van het dossier, met uitzondering van het onderdeel braak omdat er geen braakschade is aangetroffen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde, wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs. Daartoe heeft zij het volgende aangevoerd. Allereerst kan het tenlastegelegde onderdeel braak niet worden bewezen nu zowel aangeefster als de verbalisanten hebben aangegeven dat er geen braakschade is aangetroffen in de woning. Daarnaast kan ook niet worden bewezen dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] de woning van aangeefster zijn ingeklommen. Tussen de woninginbraak en het tijdstip waarop verdachte en medeverdachte [medeverdachte] zijn aangehouden zit namelijk enige tijd. Beide verdachten hebben ter terechtzitting hierover een verklaring afgelegd omtrent het tijdstip waarop zij de auto, waarin zij later zijn aangehouden door de politie, hebben geleend. Uit die verklaringen en de bewijsmiddelen in het dossier kan niet worden afgeleid waar de auto zich voor het tijdstip van aanhouding bevond. Gelet hierop valt niet uit te sluiten dat iemand anders in de auto zat toen deze rond het tijdstip van de inbraak is waargenomen. Dat een met verdachte en medeverdachte [medeverdachte] matchend DNA-profiel is aangetroffen op de in de woning aangetroffen schroevendraaier biedt eveneens onvoldoende bewijs. Er zijn immers meerdere DNA-profielen op de schroevendraaier aangetroffen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Inleiding
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen het volgende vast. Op 20 december 2023 omstreeks 10:00 uur heeft aangeefster haar woning aan [adres 1] verlaten. Getuige [getuige 1] ziet om 10:45 uur twee mannen in een auto zitten op [adres 2] . Getuige [getuige 2] ziet omstreeks 11:15 uur twee mannen uit de woning van aangeefster komen. Hij ziet de mannen vervolgens weglopen [straat] in en één van de mannen iets geels in zijn jaszak stoppen. Getuige [getuige 1] ziet om 11:19 uur de eerder geziene twee mannen in de auto stappen en wegrijden richting [straat] . Getuige [getuige 1] heeft een foto gemaakt van het voertuig en daarop is een grijze auto van het merk Volkswagen te zien met het Duitse kenteken [kenteken] . Verbalisanten zien omstreeks 14:25 uur voornoemd voertuig de A2 oprijden in de richting van Amsterdam. Het voertuig is, na een volgteken, gestopt. De verbalisanten hebben een controle uitgevoerd. Daaruit blijkt dat de bestuurder van het voertuig verdachte te zijn en de bijrijder blijkt medeverdachte [medeverdachte] te zijn. Bij doorzoeking van het voertuig treffen de verbalisanten onder meer gele werkhandschoenen aan in het dashboardkastje en twee petten bij het voeteneind van de bijrijdersstoel.
Wanneer de verbalisanten omstreeks 11:26 uur bij de woning van aangeefster aankomen zien zij dat er een raam vanaf de buitenkant van de woning open staat en de hor van dit raam op de grond ligt. Voor het raam, aan de binnenkant van de logeerkamer, zien zij een schroevendraaier op de grond liggen. Deze schroevendraaier is inbeslaggenomen. Het handvat van de schroevendraaier is later door een forensisch DNA-deskundige onderzocht om vast te stellen of er DNA aanwezig is in de bemonstering en wie de donor kan zijn. Bij
de woninginbraak zijn een metalen kistje met papieren en een gouden trouwring weggenomen, zoals verklaard door aangeefster.
Is verdachte schuldig aan de woninginbraak?
De rechtbank moet de vraag beantwoorden of verdachte de persoon is die zich schuldig heeft gemaakt aan de woninginbraak.
Op basis van het proces verbaal van bevindingen en de getuigenverklaring van [getuige 1] stelt de rechtbank vast dat de grijze Volkswagen waarin twee mannen door getuige [getuige 1] zijn waargenomen, dezelfde Volkswagen betreft waarin verdachte en medeverdachte [medeverdachte] later door de verbalisanten zijn aangehouden. Getuige [getuige 1] omschrijft deze twee mannen als volgt: de mannen waren donker gekleed, droegen een pet en hun jassen waren opvallend netjes. Bovendien heeft getuige [getuige 2] kort daarvoor ook twee mannen waargenomen en één van de mannen iets geels in zijn jaszak zien stoppen. Beide omschrijvingen van deze getuigen komen overeen met die van de verbalisanten die verdachte en medeverdachte [medeverdachte] hebben aangehouden. In de auto van verdachte en medeverdachte [medeverdachte] treffen de verbalisanten namelijk twee petten en gele werkhandschoenen aan. Naar het oordeel van de rechtbank is het zeer aannemelijk dat dit de gele werkhandschoenen en de petten zijn die de verbalisanten in de betreffende auto hebben gevonden. Gelet hierop zijn er sterke aanwijzingen dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] bij de woning van aangeefster zijn waargenomen.
Daarbij komt dat op het handvat van de schroevendraaier, die al in de ochtend direct na de inbraak in de woning is aangetroffen, DNA-materiaal is aangetroffen dat matcht met het profiel van verdachte en medeverdachte [medeverdachte] . Uit het forensisch DNA-onderzoek blijkt dat het extreem veel waarschijnlijker is dat de bemonstering DNA bevat van verdachte en drie onbekende personen, dan dat de bemonstering DNA bevat van vier onbekende personen. Voor medeverdachte [medeverdachte] geldt dat uit forensisch DNA-onderzoek is gebleken dat het veel waarschijnlijker is dat de bemonstering (op het handvat van de in de woning aangetroffen schroevendraaier) DNA bevat van medeverdachte [medeverdachte] en drie onbekende personen, dan dat de bemonstering DNA bevat van vier onbekende personen. Gelet hierop heeft de rechtbank ter terechtzitting aan verdachte om een verklaring gevraagd. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat de schroevendraaier misschien in de auto lag, waar hij in de middag in heeft gezeten en dat hij de schroevendraaier daar heeft aangeraakt. Dit verhaal kan feitelijk niet juist zijn, omdat de schroevendraaier reeds in ochtend in de woning van aangeefster is aangetroffen door de verbalisanten. Om die reden acht de rechtbank de verklaring van verdachte dan ook ongeloofwaardig en schuift deze terzijde. Nu verdachte geen verklaring heeft gegeven voor de aanwezigheid van zijn DNA-spoor op de schroevendraaier, gaat de rechtbank ervan uit dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] dit spoor in de woning hebben achtergelaten.
Het alternatief scenario dat de raadsvrouw heeft aangevoerd, inhoudende dat niet kan worden uitgesloten dat iemand anders in de auto zat toen deze auto bij de inbraak werd waargenomen, acht de rechtbank - gezien de waarnemingen van getuigen [getuige 1] en [getuige 2] en voornoemde DNA-match - eveneens niet aannemelijk. Daarom verwerpt de rechtbank dit verweer.
De rechtbank komt op basis van het voorgaande tot de conclusie dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] samen naar de woning van aangeefster zijn gegaan, via het raam
in de logeerkamer de woning binnen zijn gekomen en dat zij de woning via dat raam ook weer hebben verlaten met het metalen kistje en de gouden trouwring.
Gelet op de bewijsmiddelen, tezamen en in onderlinge samenhang bezien, volgt naar het oordeel van de rechtbank dan ook dat bewezen kan worden dat verdachte zich tezamen met medeverdachte [medeverdachte] schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde diefstal in vereniging door middel van inklimming.
Met de officier van justitie en de raadsvrouw, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden bewezen dat sprake is geweest van diefstal door middel van braak. Braak veronderstelt het toebrengen van schade om de woning binnen te komen. Uit de bewijsmiddelen blijkt niet dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] door middel van braak zich de toegang tot de woning hebben verschaft.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in de
bijlagevervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op 20 december 2023 te Ouderkerk aan den Amstel, gemeente Ouder-Amstel, tezamen en in vereniging met een ander, uit een woning aan [adres 1] , met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een metalen kistje met inhoud (papieren) en een gouden trouwring, toebehorende aan [aangeefster] , waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van inklimming.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het door hem bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden met aftrek van voorarrest.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om een straf op te leggen gelijk aan de duur van het voorarrest. Daarnaast heeft zij aangevoerd dat de eis van de officier van justitie buitensporig hoog is onder verwijzing naar de geldende oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) voor diefstal door middel van inklimming in vereniging (met recidive).
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich samen met medeverdachte [medeverdachte] schuldig gemaakt aan een woninginbraak en heeft daarbij onder meer een gouden trouwring weggenomen die het slachtoffer, een 83-jarige dame, dierbaar was. Woninginbraken veroorzaken niet alleen de nodige materiële en emotionele schade, maar maken ook een forse inbreuk op de privacy van de slachtoffers. Het is voor hen bijzonder beangstigend om te leven met de wetenschap dat vreemden in die woning zijn geweest en hun persoonlijke bezittingen hebben doorzocht. Juist in de eigen woning moet men zich veilig kunnen voelen. Verdachte heeft op geen enkele wijze rekening gehouden met wat de gevolgen van zijn handelen voor de slachtoffers zouden kunnen betekenen.
De rechtbank heeft in aanmerking genomen dat verdachte blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie van 12 februari 2024 in Duitsland eerder onherroepelijk is veroordeeld voor een vermogensdelict (Gemeinschaftlicher versuchter Wohnungseinbruchdiebstahl, in het Nederlands vertaald: gezamenlijke poging tot woninginbraak). De eerdere straf die aan verdachte is opgelegd heeft hem er niet van weerhouden opnieuw een soortgelijk strafbaar feit te begaan. De rechtbank weegt dit in strafverzwarende zin mee.
Strafoplegging
De rechtbank is van oordeel dat aanleiding bestaat om bij de straftoemeting af te wijken van hetgeen door de officier van justitie is gevorderd.
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank de LOVS-oriëntatiepunten in aanmerking genomen. Voor een woninginbraak met recidive geldt als oriëntatiepunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vijf maanden. De oriëntatiepunten noemen daarnaast nog omstandigheden die in een concreet geval reden kunnen zijn om aan verdachte een hogere straf op te leggen, waaronder – zoals hier het geval – het samenwerkingsverband waarin de woninginbraak is gepleegd, het slachtoffer betreft een kwetsbaar persoon (een 83-jarige dame) en één van de weggenomen goederen, waaronder een gouden trouwring, heeft een emotionele waarde voor het slachtoffer. Gelet op de proceshouding van verdachte ter terechtzitting ziet de rechtbank geen aanleiding om de strafverzwarende omstandigheden lichter aan te rekenen. Alles overwegend legt de rechtbank daarom zes maanden gevangenisstraf op. Daarvan moet de tijd worden afgetrokken die verdachte in voorarrest heeft gezeten.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van inklimming.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
6 (zes) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Dit vonnis is gewezen door
mr. D. Bode voorzitter,
mrs. I. Timmermans en Q.M.J.A. Crul, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. R.L.M. Meulman en J.A. Baaijens, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 27 maart 2024.
[...]