Op 29 februari 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1959, die als maatschappelijk werker werkzaam was. De verdachte werd beschuldigd van diefstal met een valse sleutel en diefstal van geldbedragen van een kwetsbare, bejaarde vrouw. De tenlastelegging omvatte het wegmaken van geldbedragen van de bankrekening van de aangeefster door gebruik te maken van een bankpas waartoe hij niet gerechtigd was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 januari 2015 tot en met 28 november 2020, in totaal 106.760 euro en 26.250 euro, heeft weggenomen. De verdachte heeft de feiten niet betwist, maar de hoogte van de bedragen betwist. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met een valse sleutel en diefstal, en dat de exacte hoogte van de bedragen niet kon worden vastgesteld. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand, met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure.