4.4.2Bewijsoverwegingen
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 1, 2 subsidiair, 3, 4 en 5 ten laste gelegde, waarbij de rechtbank verdachte wel van enkele onderdelen van deze beschuldigingen zal vrijspreken. De rechtbank licht dit als volgt toe.
4.4.2.1 Feiten en omstandigheden met betrekking tot feiten 1, 2 en 5
De rechtbank gaat bij haar beoordeling van de feiten 1, 2 en 5 uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Op 24 juni 2023 rond 15.15 uur kregen agenten een melding dat onder het metrostation Bullewijk iemand geschoten zou hebben op een persoon.
Ter plaatse troffen zij aangever. Hij liet hen weten dat iemand had geprobeerd hem neer te schieten.
Aangever is de volgende dag gehoord en heeft toen – kort gezegd en voor zover hier relevant – het volgende verklaard. Hij bevond zich op 24 juni 2023 bij het metrostation Bullewijk en zag dat er beneden bij het metrostation een man een vrouw bij haar keel vasthad en haar tegen de fietsenstalling aan duwde. De man boog over haar heen, drukte haar keel dicht en probeerde haar te wurgen. Aangever zag dat het meisje aan het bezwijken was. Hij zag namelijk dat ze al door de knieën ging en naar adem hapte. Aangever dacht dat zij haar bewustzijn zou gaan verliezen. Aangever is toen naar de man toegelopen, heeft hem met twee handen vastgepakt bij zijn rug en van haar losgetrokken. Hierbij kwamen ze beiden ten val. Op dat moment heeft aangever waarschijnlijk zijn knie verdraaid. Aangever zag daarna dat de man opeens een vuurwapen op hem richtte en hij zag en hoorde dat de man de trekker overhaalde en twee schoten loste.
Getuige [naam getuige 1] heeft verklaard dat hij op 24 juni 2023 zag dat er een vrouw werd gewurgd door een man en dat de vrouw die werd gewurgd met haar rug tegen het fietsenrek stond en niet meer naar achteren kon. Hij zag dat een andere man verdachte naar achteren trok en verdachte schopte. Vervolgens zag hij dat aangever weg rende van verdachte. Hij begon toen zelf ook te rennen. Vervolgens hoorde hij twee schoten en toen hij achterom keek, zag hij dat verdachte een zwart pistool vast had. Zijn vrouw zag dat verdachte met zijn wapen leek te zwaaien.
Op de dag dat verdachte werd aangehouden is een vuurwapen bij hem aangetroffen. Ook is op 24 juni 2023 in de slaapkamer van de vriendin van verdachte, [benadeelde partij 2] , munitie aangetroffen.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij twee keer in de nabijheid van aangever [benadeelde partij 1] richting de grond heeft geschoten om hem af te schrikken. Verder heeft verdachte verklaart dat hij zijn hand bij de keel van [benadeelde partij 2] had, maar haar keel niet heeft dichtgeknepen. Verdachte heeft ook verklaard dat de munitie die is aangetroffen in de slaapkamer van [benadeelde partij 2] van hem is.
4.4.2.2 Ten aanzien van feit 1
De rechtbank acht op basis van de aangifte van aangever [benadeelde partij 1] en de verklaring van verdachte bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot doodslag van [benadeelde partij 1] .
(Voorwaardelijk) opzet van verdachte
Op basis van de bewijsmiddelen kan niet worden vastgesteld dat verdachte gericht op aangever heeft geschoten. De rechtbank acht daarom geen sprake van vol opzet en ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of sprake is van voorwaardelijk opzet, gericht op de dood van aangever.
Daarvoor is vereist dat verdachte moet hebben geweten dat door zijn handelen de aanmerkelijke kans bestond dat de dood van het slachtoffer zou intreden en dat verdachte die kans bewust heeft aanvaard, dus op de koop toe heeft genomen. De rechtbank stelt voorop dat de beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, afhankelijk is van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het moet gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
Gebleken is dat verdachte tweemaal heeft geschoten met een vuurwapen, terwijl verdachte een ongeoefend schutter was en aangever zich op korte afstand van hem vandaan bevond. Ook heeft verdachte verklaard dat hij schoot met zijn linkerhand terwijl zijn dominante hand rechts is en dat hij zich in half staande half hurkende houding bevond. Door op een dergelijke ongecontroleerde wijze te schieten bestond de aanmerkelijke kans dat aangever daardoor had kunnen overlijden. De verklaring van verdachte dat hij richting de grond heeft geschoten, maakt dit niet anders. Ook in dat scenario had aangever immers kunnen worden geraakt door de kogels.
Verdachte heeft deze aanmerkelijke kans ook willens en wetens aanvaard. Hij wist immers dat aangever zich op slechts enkele meters afstand van hem bevond. Door desondanks op de wijze te schieten zoals verdachte deed heeft hij de aanmerkelijke kans dat aangever dodelijk geraakt zou worden op de koop toe genomen.
De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op de dood van aangever en acht daarmee bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag. Feit 1 kan dan ook bewezen worden verklaard.
4.4.2.3 Ten aanzien van feit 2, subsidiair
Om te kunnen komen tot een bewezenverklaring van het subsidiair tenlastegelegde is wettig en overtuigend bewijs vereist dat verdachte opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [benadeelde partij 2] . Dat wil zeggen dat verdachte [benadeelde partij 2] willens en wetens heeft geprobeerd zwaar lichamelijk letsel toe te brengen (vol opzet).
De rechtbank acht op basis van de aangifte van aangever en de verklaring van getuige [naam getuige 1] bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot zware mishandeling van [benadeelde partij 2] door het dichtknijpen van de keel van [benadeelde partij 2] . De rechtbank acht de verklaring van verdachte dat hij haar keel niet heeft dichtgeknepen, maar slechts zijn handen bij haar keel had, ongeloofwaardig. Uit de verklaringen van aangever en getuige [naam getuige 1] blijkt immers dat verdachte met zijn handen de keel van [benadeelde partij 2] dicht heeft gedrukt en dichtgedrukt heeft gehouden, en dat [benadeelde partij 2] door de knieën ging en naar adem hapte. Ook is gebleken dat verdachte hiermee pas ophield door tussenkomst van aangever.
Door de uitoefening van grof (samendrukkend) geweld op kwetsbare lichaamsdelen als hoofd, keel en hals heeft verdachte zich naar het oordeel van de rechtbank willens en wetens geprobeerd [benadeelde partij 2] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
De raadsman heeft nog bepleit dat van poging tot wurging geen sprake kon zijn omdat het incident te kort heeft geduurd om tot het volgens de getuige en aangever waargenomen happen naar adem en het door de knieën gaan van [benadeelde partij 2] te kunnen leiden. Nu de wurging en dus ook het happen naar adem en het door de knieën zakken door de camerabeelden niet is vastgelegd en [benadeelde partij 2] na het incident onaangedaan weg loopt, is volgens de raadsman onvoldoende bewijs om tot poging tot poging zware mishandeling door wurging te komen. De rechtbank verwerpt dit verweer van de raadsman en oordeelt dat ook een kortdurende poging tot wurging de door de aangever en getuige waargenomen gevolgen kan hebben. Reeds na enkele seconden kan bij het dichtgrijpen van de keel immers – ook gelet op de panieksituatie die hierdoor kan volgen – al ademnood ontstaan met alle lichamelijke zichtbare reacties die daarbij horen. Dit leidt er toe dat het happen naar adem en het door de knieën gaan bewezen kan worden verklaard en daarmee poging tot wurging.
Verdachte heeft door zijn handelen de kans op zwaar lichamelijk letsel ook welbewust aanvaard. De ten laste gelegde poging tot zware mishandeling kan daarom worden bewezen.
4.4.2.4 Ten aanzien van feit 5
De rechtbank acht – met de officier van justitie - bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van een wapen en munitie van categorie III op basis van de bekennende verklaring van verdachte, het proces-verbaal van bevindingen over de doorzoeking aan de [adres 2] en het proces-verbaal van wapenonderzoek. Het vuurwapen is bij verdachte bij zijn aanhouding aangetroffen en verdachte heeft verklaard dat de munitie die is aangetroffen in het huis aan de [adres 2] van hem is.
De rechtbank acht derhalve feit 5 bewezen.
4.4.3.1 Feiten en omstandigheden met betrekking tot feiten 3 en 4
Naar aanleiding van het hiervoor beschreven incident bij metrostation Bullewijk is door de politie een onderzoek gestart naar de bij verdachte bij zijn aanhouding in beslag genomen Apple iPhone X. De rechtbank gaat bij haar beoordeling van feiten 3 en 4 uit van de volgende feiten en omstandigheden.
- Op 11, 13 en 16 juli 2023 zijn gesprekken tussen verdachte en de gebruiker van een telefoonnummer eindigend op * [nummers] getapt. Dit blijkt het telefoonnummer van [medeverdachte] te zijn. In deze gesprekken wordt gesproken over transacties met betrekking tot vuurwapens;
- Op de Apple iPhone 8, in beslag genomen bij [medeverdachte] , zijn chatgesprekken gevonden tussen verdachte en [medeverdachte] , die dateren van 11 juli 2023 tot en met 17 juli 2023. In deze gesprekken overleggen verdachte en de medeverdachte over het inkopen, verkopen en leveren van vuurwapens en munitie van en aan andere personen. Daarnaast zijn op de telefoons gesprekken aangetroffen met derden die dateren van dezelfde periode, die gaan over dezelfde wapens en munitie waarover tussen verdachte en de medeverdachte gesproken wordt;
- In één van de gesprekken tussen ‘ [bijnaam 1] ’ en ‘ [bijnaam 2] ’ van 15 juli 2023, wordt gesproken over de verkoop van vier stuks ‘Blow’ voor een prijs van € 1.000,-, waarbij ook een foto van vier stuks Blow Mini 9 wapens is verstuurd door ‘ [bijnaam 1] ’;
- Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de gebruikersnaam ‘ [bijnaam 3] ’ of ‘ [bijnaam 2] ’ gebruikt;
- Op de bij verdachte in beslag genomen Apple iPhone X en de bij [medeverdachte] in beslag genomen Apple iPhone 8 zijn veel filmpjes en foto’s aangetroffen van vuurwapens en munitie. Uit het wapenonderzoek blijkt dat het gaat om wapens van categorie III in de zin van de Wet wapens en munitie.
4.4.3.2 Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
De rechtbank komt ook tot het oordeel dat het onder 3 ten laste gelegde medeplegen van handel in wapens en munitie kan worden bewezen. Uit de hierboven beschreven tap- en chatgesprekken tussen verdachte en [medeverdachte] van 11 tot en met 17 juli 2023 volgt – gelet op het door hen gevoerde overleg – dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking. Verdachte en medeverdachten hebben onderhandeld over de transacties voor de aankoop, verkoop of levering van wapens en deze transacties geregeld. De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het onderdeel ‘van welk feit verdachte een beroep of gewoonte heeft gemaakt’, aangezien het een korte periode van slechts één week betreft waarin verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het feit. Deze periode is te kort om te kunnen spreken van een beroep of gewoonte.
4.4.3.3 Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde
Met de officier van justitie acht de rechtbank bewezen dat verdachte de vier stuks Blow Mini 9 voorhanden heeft gehad. Van belang is het tussen verdachte en [medeverdachte] gevoerde gesprek van 15 juli 2023. De door verdachte verstuurde foto van vier Blow Mini 9 wapens in ditzelfde gesprek, biedt hiervoor ondersteuning. Gelet op het door hen gevoerde overleg, is de rechtbank van oordeel dat ook bij dit feit sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking.
Verdachte zal worden vrijgesproken van het voorhanden hebben van alle overige ten laste gelegde wapens en munitie, omdat hiervoor geen bewijs is.