ECLI:NL:RBAMS:2024:2101

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 januari 2024
Publicatiedatum
12 april 2024
Zaaknummer
13/268511-23 en 13/114668-19 (tul)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor vuurwapenbezit en voorwaarden voor reclasseringstoezicht

Op 25 januari 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 14 oktober 2023 in Amsterdam een vuurwapen van categorie III, te weten een pistool van het model Sig Sauer P226, voorhanden had. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om kennis te nemen van de zaak. Tijdens de zitting op 11 januari 2024 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie, mr. M.R.F. van Raab van Canstein, en de verdediging van de verdachte, mr. E. Bruijn, gehoord. De verdachte heeft bekend het vuurwapen van zijn neef te hebben afgepakt om te voorkomen dat deze ermee zou schieten. De rechtbank heeft op basis van de bekennende verklaring van de verdachte en het bewijs van het aantreffen van het pistool geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 240 dagen, waarvan 187 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling en een locatiegebod met elektronische monitoring voor maximaal zes maanden. De rechtbank heeft ook de inbeslagname van het vuurwapen en de patroonhouder gelast, aangezien deze onttrokken zijn aan het verkeer. De rechtbank heeft de beslissing gemotiveerd door te wijzen op de ernst van het feit en de risico's die het ongecontroleerde bezit van vuurwapens met zich meebrengt voor de veiligheid van de samenleving. De verdachte heeft een strafblad en is eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten, wat meeweegt in de strafoplegging.

Uitspraak

verkort vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/268511-23
Parketnummer vordering tul: 13/114668-19
Datum uitspraak: 25 januari 2024
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1999,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[BRP-adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 11 januari 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. M.R.F. van Raab van Canstein, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. E. Bruijn, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 14 oktober 2023 te Amsterdam, althans in Nederland, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, model Sig Sauer P226, kaliber 9x19 mm, voorzien van inscriptie ‘SIG SAUER P226’ en/of ‘Made in Germany 9mm’ en/of ‘Sig Sauer’ zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool voorhanden heeft gehad.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

De rechtbank acht op basis van de bekennende verklaring van verdachte, het proces-verbaal van bevindingen over het aantreffen van het pistool en het proces-verbaal van wapenonderzoek bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van een wapen van categorie III. Verdachte heeft verklaard dat hij het vuurwapen van zijn neef heeft afgepakt en toen met het vuurwapen in een auto is weggereden. De rechtbank is van oordeel dat verdachte het vuurwapen bewust aanwezig heeft gehad en daarover de beschikkingsmacht had. Uit het wapenonderzoek is gebleken dat dit een pistool is, met de inscripties ‘SIG SAUER P226’ en ‘Made in Germany 9mm’ van het kaliber 9 x 19 mm en volgens de juridische omschrijving een vuurwapen is in de zin van artikel 1, onder 33, gelet op artikel 2 lid 1 , categorie III onder 1e van de Wet wapens en munitie.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte
op 14 oktober 2023 te Amsterdam een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, model Sig Sauer P226, kaliber 9x19 mm, voorzien van inscriptie ‘SIG SAUER P226 P226’ en ‘Made in Germany 9mm’, zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool voorhanden heeft gehad.

5.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het door hem bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 128 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
De officier van justitie heeft gevorderd dat daarbij aan verdachte bijzondere voorwaarden worden opgelegd zoals door de reclassering geadviseerd. Met betrekking tot het locatiegebod met elektronische monitoring heeft de officier van justitie gevorderd dat de elektronische monitoring voor een periode van maximaal zes maanden zal plaatsvinden.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat dat de vordering tenuitvoerlegging zal worden toegewezen voor een gedeelte van 3 maanden, om te zetten in een taakstraf van 200 uren.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat het doorzoeken van de tas onrechtmatig was en dat daardoor sprake is van een vormverzuim. De raadsman heeft verzocht om bij het vaststellen van de straf rekening te houden met de onrechtmatigheid van de doorzoeking van de tas.
De raadsman heeft voorts verzocht om bij de straftoemeting rekening te houden met de verzachtende omstandigheden waaronder het feit is gepleegd. Verdachte is niet de eigenaar van het desbetreffende wapen, maar heeft het wapen van zijn neef afgepakt om te voorkomen dat de ruzie tussen zijn neef en de vriendin van zijn neef uit de hand zou lopen en zijn neef ermee zou schieten. Ondanks dat verdachte het verwijt valt te maken dat hij niet met het wapen weg had moeten rijden, is het ook te begrijpen dat hij niet direct zijn neef wilde verraden door het wapen aan de politie te geven. Het is kwalijk dat het Openbaar Ministerie heeft nagelaten om naar aanleiding van de verklaring van verdachte verder onderzoek te doen, ondanks dat uit het strafblad van de neef van verdachte blijkt dat deze neef van verdachte veelvuldig is veroordeeld voor overtreding van de Wet Wapens en Munitie. Het is een ernstig feit, maar verdachte stond voor een lastig moreel dilemma. Het is de vraag in hoeverre het verdachte valt te verwijten dat hij het vuurwapen onder zich had.
De raadsman heeft daarnaast verzocht om de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf aanzienlijk te matigen.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
Rechtmatigheid doorzoeking tas
De rechtbank stelt vast dat het controleren van de inhoud van de tas door de politie rechtmatig was en dat er dus geen sprake is van een onherstelbaar vormverzuim in het voorbereidend onderzoek dat invloed zou moeten hebben op de straftoemeting. Verdachte zou na zijn aanhouding naar aanleiding van het rijden zonder rijbewijs en de uitslag van de voorlopige ademtest worden meegenomen naar het politiebureau voor een ademanalyseonderzoek en de auto zou in beslag worden genomen. In het kader hiervan is verdachte gevraagd of hij zijn waardevolle spullen uit de auto wilde halen. De rechtbank is van oordeel dat de verbalisanten zorgvuldig hebben gehandeld door de spullen van verdachte te controleren voordat zij de spullen in het politievoertuig zouden overbrengen naar het politiebureau, ook in het licht van hun eigen veiligheid. Daarnaast vormt het onderzoek in de tas een beperkte inbreuk op de privacy van verdachte en voorkoming van de ontdekking van een strafbaar feit is geen rechtens te beschermen belang. Het verweer van de verdediging wordt verworpen.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van het feit
Verdachte heeft rijdend in een auto, op de openbare weg, een vuurwapen voorhanden gehad. Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens en munitie brengt in zijn algemeenheid een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich en versterkt bovendien in de samenleving bestaande gevoelens van onveiligheid, temeer aangezien vuurwapens dikwijls worden gebruikt bij het plegen van ernstige strafbare feiten. Verdachte heeft verklaard dat hij het wapen van zijn neef heeft afgepakt om te voorkomen dat zijn neef ermee zou schieten. Ondanks dat verdachte niet direct openheid van zaken heeft gegeven en op bepaalde punten wisselend heeft verklaard, kan de verklaring van verdachte door het gebrek aan nader onderzoek niet worden gefalsificeerd. Ervan uitgaande dat verdachte juist heeft verklaard over wat er daadwerkelijk is gebeurd, verwijt de rechtbank verdachte dat hij het wapen niet heeft overgedragen aan de politie, maar met het wapen in de auto is gaan rijden en het wapen heeft willen verstoppen voor de politie. Verdachte had anders kunnen en moeten handelen en heeft dit nagelaten.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 7 december 2023, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk feit. Wel is hij onder meer 3 mei 2022 veroordeeld voor een straatroof, waarbij hem een straf van 258 dagen waarvan 240 dagen voorwaardelijk werd opgelegd, en 30 augustus 2018 voor een poging straatroof en is hij in de afgelopen jaren (laatstelijk 20 januari 2023) meerdere malen veroordeeld voor rijden zonder rijbewijs.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van de reclasseringsrapporten van 24 november 2023 en 16 december 2023. De reclassering adviseert om een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met daarbij bijzondere voorwaarden, te weten (i) een meldplicht bij de Reclassering Nederland, (ii) een ambulante behandeling en (iii) een locatiegebod (met elektronische monitoring).
Straf
Gelet op de aard en ernst van de feiten, zoals hiervoor uiteengezet, kan niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt.
De rechtbank heeft gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd en heeft acht geslagen op de oriëntatiepunten voor straftoemeting, opgesteld door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Voor het voorhanden hebben van een vuurwapen in een openbare ruimte gaan de oriëntatiepunten uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van acht maanden. De rechtbank ziet aanleiding een aanzienlijk deel van deze straf in voorwaardelijke vorm op te leggen. De rechtbank heeft daarbij gelet op de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd, zoals die blijken uit het dossier en de verklaring van verdachte. Het wapen was niet geladen en dus niet voor direct gebruik gereed. Uit de verklaring van verdachte, die niet door het dossier wordt tegengesproken, volgt dat het pistool niet van hem was, maar dat hij dit uit voorzorg van zijn neef heeft afgepakt. Ook acht de rechtbank van belang dat verdachte, zoals de reclassering adviseert, in een behandeltraject zijn eigen keuzes onder de loep gaat nemen. Gelet op dit alles acht de rechtbank het opleggen van een vrijheidsstraf waarvan het onvoorwaardelijke deel de reeds ondergane voorlopige hechtenis te boven gaat, niet opportuun.
De rechtbank is van oordeel dat, ook gelet op hetgeen in vergelijkbare zaken wordt opgelegd, aanleiding bestaat bij de straftoemeting af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd.
Alles overwegende acht de rechtbank oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 240 dagen, waarvan 187 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en daarbij de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering, te weten meldplicht bij reclassering, ambulante behandeling en een locatiegebod met elektronische monitoring, passend en geboden. De elektronische monitoring geldt voor een periode van maximaal zes maanden. De tijd die verdachte al in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, te weten 53 dagen, zal op deze gevangenisstraf in mindering worden gebracht.
De rechtbank acht het van belang dat de aan de voorwaardelijke vrijheidsstraf verbonden voorwaarden en het op de naleving van die voorwaarden uit te oefenen reclasseringstoezicht dadelijk uitvoerbaar zijn. Naast zijn eerder genoemde veroordelingen voor straatroof en poging straatroof is verdachte voor de zesde keer aangehouden voor het rijden zonder rijbewijs (en hier al vijf keer voor veroordeeld) en in de maanden voor het onderhavige feit drie maal met de politie in aanraking gekomen in verband met rijden onder invloed, verkoop van nepdrugs en een ruzie. Ditmaal werd hij aangehouden opnieuw zonder rijbewijs, opnieuw onder invloed en nu ook in het bezit van een vuurwapen. De rechtbank houdt er daarom ernstig rekening mee dat verdachte opnieuw een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de aantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De door de rechtbank te stellen voorwaarden, die aan verdachte ook al grotendeels in het kader van zijn schorsing zijn opgelegd, beogen dit gevaar in te perken en dienen daarom ook direct na het wijzen van dit vonnis - verder - te worden uitgevoerd.

9.Beslag

De inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
1. STK Vuurwapen (6408728);
1. STK Patroonhouder (640873),
dienen onttrokken te worden aan het verkeer en zijn daarvoor vatbaar, aangezien met betrekking tot deze voorwerpen het bewezen geachte is begaan en deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.

10.Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling

Bij de stukken bevindt zich de op 30 november 2023 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam in de zaak met parketnummer 13/114668-19, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis van 3 mei 2022 van de rechtbank Amsterdam, waarbij verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 258 dagen met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot 240 dagen niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op twee jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Tevens bevindt zich bij de stukken een geschrift waaruit blijkt dat de mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering aan verdachte per post is toegezonden
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank ziet hierin aanleiding van een gedeelte, groot 120 dagen, van de hiervoor genoemde voorwaardelijk opgelegde straf, de tenuitvoerlegging te bevelen.
De rechtbank zal – in plaats van een last tot tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf te geven – gelasten dat verdachte een taakstraf van 240 uren moet verrichten.
De rechtbank zal voor het overige gedeelte, groot 120 dagen, van de hiervoor genoemde voorwaardelijk opgelegde straf, de bepaalde proeftijd met één jaar verlengen.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14e, 36b en 36c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

12.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
240 dagen,
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Bepaalt dat een gedeelte, groot
187 dagen, van deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt bevolen.
Stelt daarbij een proeftijd van twee jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden bevolen als de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden bevolen als de veroordeelde gedurende de proeftijd niet aan de hierna vermelde bijzondere voorwaarden voldoet.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
Meldplicht
Veroordeelde meldt zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd bij Reclassering Nederland op het adres [adres] Amsterdam. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
Ambulante behandeling
Veroordeelde laat zich behandelen door De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo snel mogelijk en duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
Locatiegebod (met elektronische monitoring)
Veroordeelde is op vooraf vastgestelde tijdstippen aanwezig op het verblijfadres. De reclassering stelt de precieze tijdstippen vast, in overleg met veroordeelde en mede afhankelijk van de dagbesteding. Bij de start hoeft veroordeelde op doordeweekse dagen met dagbesteding een aaneengesloten blok van 12 uur niet op het verblijfadres te zijn. Op dagen zonder opleiding, (vrijwilligers)werk of behandeling is dat 2 uur. In de weekenden heeft veroordeelde een aaneengesloten blok van 4 uur per dag vrij te besteden. Veroordeelde werkt mee aan elektronische monitoring op dit locatiegebod, voor de duur van maximaal zes maanden. Het huidige verblijfadres is [BRP-adres] . Een ander adres voor het locatiegebod is alleen mogelijk als de reclassering daarvoor toestemming geeft. Veroordeelde gaat niet naar het buitenland zonder toestemming van de reclassering, omdat het voor de elektronische monitoring nodig is dat veroordeelde in Nederland blijft. Het Openbaar Ministerie kan op verzoek van de reclassering de genoemde bloktijden veranderen of het locatiegebod laten vervallen.
Geeft aan de reclassering de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
De rechtbank gelast de dadelijke uitvoerbaarheid van voornoemde voorwaarden.
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
1. STK Vuurwapen (6408728)
1. STK Patroonhouder (640873)
Beveelt de tenuitvoerlegging van een gedeelte van de gevangenisstraf, voor zover deze voorwaardelijk is opgelegd bij genoemd vonnis van 3 mei 2022, te weten voor een gedeelte 120 dagen.
Gelast – in plaats van de tenuitvoerlegging van een gedeelte van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 120 dagen – een taakstraf van 240 uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 120 dagen.
Verlengt de proeftijd met één jaar voor het overige gedeelte van de hiervoor genoemde voorwaardelijke opgelegde gevangenisstraf, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 120 dagen.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.A. Sipkens, voorzitter,
mrs. O.P.M. Fruytier en B. Kuppens, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.D. Bennett, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 25 januari 2024.