Op 11 april 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam een tussenuitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de Sąd Okręgowy in Warschau, Polen. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in Polen, die wordt gezocht voor de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf van één jaar. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 28 maart 2024 gehoord, waarbij de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. P.A. Groenhuis, en een tolk in de Poolse taal. Tijdens de zitting heeft de rechtbank de termijn voor uitspraak op grond van de Overleveringswet (OLW) met 30 dagen verlengd.
De raadsman heeft betoogd dat de overlevering op grond van artikel 12 OLW moet worden geweigerd, omdat hij niet gemachtigd was door de opgeëiste persoon voor deze strafzaak. De officier van justitie heeft echter gesteld dat de raadsman wel degelijk gemachtigd was en dat de overlevering in beginsel niet geweigerd hoeft te worden. De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis, terwijl de opgeëiste persoon niet in persoon aanwezig was bij het proces dat tot dat vonnis heeft geleid.
De rechtbank heeft behoefte aan aanvullende informatie van de Poolse autoriteiten over de adresinstructie die aan de opgeëiste persoon is gegeven. Daarom heeft de rechtbank besloten het onderzoek ter zitting te heropenen en de zaak te schorsen tot een nader te bepalen datum, met de verplichting om de zaak uiterlijk op 2 mei 2024 opnieuw te plannen. Deze uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing, conform artikel 29, tweede lid, OLW.