Op 11 april 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam een tussenuitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de Poolse autoriteiten. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in Polen, die wordt gezocht voor het ondergaan van vrijheidsstraffen die zijn opgelegd door verschillende Poolse rechtbanken. De behandeling van het EAB vond plaats op 28 maart 2024, waarbij de opgeëiste persoon aanwezig was, bijgestaan door zijn raadsman en een tolk. Tijdens de zitting heeft de opgeëiste persoon bevestigd dat zijn persoonsgegevens correct zijn en dat hij de Poolse nationaliteit bezit.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het verzoek van de raadsman om de behandeling aan te houden, in afwachting van een verzoek dat in Polen is ingediend voor het wijzen van een verzamelvonnis. Dit verzoek is op 25 maart 2024 behandeld, maar de procedure is aangehouden. De raadsman heeft verzocht om de behandeling van de zaak aan te houden totdat er duidelijkheid is over de uitkomst van deze procedure in Polen, die op 21 april 2024 zal plaatsvinden. De officier van justitie heeft zich echter verzet tegen deze aanhouding, omdat de opgeëiste persoon nog steeds gesignaleerd staat en de uitkomst van de procedure in Polen onzeker is.
De rechtbank heeft uiteindelijk besloten het verzoek tot aanhouding van de behandeling toe te wijzen, om de uitkomst van de procedure in Polen af te wachten. De overleveringsdetentie van de opgeëiste persoon is geschorst en de rechtbank heeft bepaald dat de behandeling van de vordering opnieuw moet worden gepland uiterlijk 14 dagen voor 5 juni 2024, het einde van de beslistermijn van het EAB. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing, conform artikel 29, tweede lid, van de Overleveringswet.