Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Het onderzoek ter terechtzitting
2.Tenlastelegging
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 9 april 2024 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van medeplichtigheid aan diefstal in vereniging met bedreiging met geweld en medeplichtigheid aan afpersing. De tenlastelegging betrof feiten die zich op 25 augustus 2023 in Amsterdam zouden hebben afgespeeld. Tijdens de zitting op 26 maart 2024 was de verdachte aanwezig, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. P.A.Th. Lemmers. De officier van justitie, mr. A. van de Venn, vorderde bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten, waarbij hij zich baseerde op verklaringen van medeverdachten en bewijs uit telefoongesprekken. De verdediging betwistte de beschuldigingen en stelde dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de woningoverval.
De rechtbank heeft de bewijswaardering uitvoerig besproken en geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was voor de medeplichtigheid van de verdachte aan de woningoverval. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet kon worden aangemerkt als medepleger, omdat niet was aangetoond dat hij opzet had op de woningoverval. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de ten laste gelegde feiten, omdat niet was voldaan aan het vereiste van 'dubbele opzet'.
Daarnaast werden de vorderingen van de benadeelde partijen, die schadevergoeding eisten, niet-ontvankelijk verklaard, omdat aan de verdachte geen straf of maatregel was opgelegd. De rechtbank besloot ook om het bevel tot voorlopige hechtenis op te heffen. Dit vonnis is uitgesproken in de openbare terechtzitting van 9 april 2024.