Op 27 maart 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de Groep Tenuitvoerleggingen van Straffen bij het Gerechtshof van Eger, Hongarije. Het EAB is gericht op de aanhouding en overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in Hongarije in 1998, die momenteel gedetineerd is in Nederland. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 13 maart 2024 gehouden, waarbij de officier van justitie en de raadsman van de opgeëiste persoon aanwezig waren. De raadsman heeft geen inhoudelijke verweren gevoerd, en de rechtbank heeft de termijn voor de uitspraak met 30 dagen verlengd.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn die de overlevering in de weg staan. De opgeëiste persoon heeft verklaard dat zijn persoonsgegevens correct zijn en dat hij de Hongaarse nationaliteit heeft. Het EAB is gebaseerd op een vonnis van de Arrondissementsrechtbank van Gyöngyös, dat op 5 september 2022 is uitgesproken en onherroepelijk is geworden op 11 oktober 2022. De opgeëiste persoon is veroordeeld tot een vrijheidsstraf van één jaar.
De rechtbank heeft ook de grondslagen van het EAB beoordeeld, inclusief de vereisten van dubbele strafbaarheid. De feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, zijn door de rechtbank gekwalificeerd als openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en goederen, en opzettelijk en wederrechtelijk beschadigen van andermans eigendom. De rechtbank concludeert dat de overlevering kan plaatsvinden zonder schending van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon. Uiteindelijk heeft de rechtbank de overlevering toegestaan, en deze uitspraak is openbaar uitgesproken op de zitting van 27 maart 2024.