ECLI:NL:RBAMS:2024:2014

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 april 2024
Publicatiedatum
10 april 2024
Zaaknummer
742927 / HA ZA 23-1071
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake incident ex art. 843a Rv in civiele procedure tussen BEHEERSMAATSCHAPPIJ KORTOUD B.V. en SWART & CO ACCOUNTANTS

In deze civiele procedure heeft de Rechtbank Amsterdam op 10 april 2024 een tussenuitspraak gedaan in een incident dat door de eisende partij, BEHEERSMAATSCHAPPIJ KORTOUD B.V., is ingediend. Kortoud vordert in het incident dat de rechtbank Swart & Co Accountants beveelt om binnen tien werkdagen na de uitspraak afschriften van alle specificaties van aan Kortoud verzonden facturen beschikbaar te stellen. Tevens vordert Kortoud een dwangsom van € 5.000,00 voor iedere dag dat Swart c.s. in gebreke blijft. De rechtbank oordeelt dat aan de voorwaarden voor toewijzing van de vordering op grond van artikel 843a Rv is voldaan, en wijst de vordering gedeeltelijk toe. Swart c.s. heeft verweer gevoerd, maar de rechtbank volgt niet het standpunt dat de facturen enkel aan Drukkerij WC den Ouden zijn gericht, aangezien Kortoud ook als partij betrokken is. De rechtbank verbindt een dwangsom aan de veroordeling en stelt de proceskosten vast op € 1.099,00, die door Swart c.s. moeten worden vergoed. De zaak zal op 22 mei 2024 weer op de rol komen voor conclusie van antwoord.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Civiel recht
Zaaknummer: C/13/742927 / HA ZA 23-1071
Vonnis van 10 april 2024
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BEHEERSMAATSCHAPPIJ KORTOUD B.V.,
gevestigd te Kortenhoef,
eisende partij,
hierna te noemen: Kortoud,
advocaat: mr. S. Yntema te Amsterdam,
tegen
1. de maatschap
SWART & CO ACCOUNTANTS,
gevestigd te Amstelveen,
2.
[gedaagde 2],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: Swart c.s.,
advocaat: mr. R. Bosman te Rotterdam.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding tevens houdende incident ex art. 7:403 lid 2 BW en art. 843a Rv, met producties,
- de conclusie van antwoord in het incident ex art. 843a Rv, met productie,
- de akte uitlaten producties en bewijsaanbod van Kortoud.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De feiten voor zover van belang in het incident

2.1.
Kortoud houdt alle aandelen van de besloten vennootschap Drukkerij WC den Ouden B.V. (hierna: Drukkerij WC den Ouden). [naam] is de ‘ultimate beneficial owner’ van Kortoud en Drukkerij WC den Ouden. Hij exploiteerde met laatstgenoemde vennootschap tussen 1989 en 2019 een drukkerij in Amsterdam. Voor die tijd werd de drukkerij geëxploiteerd door zijn vader.
2.2.
[gedaagde 2] werkt als accountant bij Swart & Co Accountants.
2.3.
Swart c.s. verricht sinds 1989 accountantswerkzaamheden voor Kortoud en Drukkerij WC den Ouden.
2.4.
In 1975 heeft Drukkerij WC den Ouden aan de vader van [naam] een stamrecht toegekend, waarbij de moeder van [naam] als begunstigde is aangewezen in geval van overlijden van vader voor 18 april 1995. Op 2 mei 1994 heeft Drukkerij WC den Ouden een pensioentoezegging aan vader gedaan, waaruit onder meer volgt dat moeder bij overlijden van vader voor 18 april 1995 levenslang een weduwepensioen zou ontvangen. Vader is in september 1994 overleden. De verplichtingen uit hoofde van het stamrecht en pensioen zijn op enig moment overgegaan van Drukkerij WC den Ouden op Kortoud.

3.De vorderingen in de hoofdzaak

3.1.
Kortoud vordert - samengevat - dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. voor recht verklaart dat Swart c.s. hoofdelijk toerekenbaar tekort is geschoten in de uitvoering van de overeenkomst dan wel onrechtmatig heeft gehandeld jegens Kortoud,
2. Swart c.s. hoofdelijk veroordeelt tot betaling van de door Kortoud ten gevolge daarvan geleden schade, op te maken bij staat,
3. Swart c.s. hoofdelijk veroordeelt tot betaling van € 3.865,78 aan buitengerechtelijke kosten,
4. de overeenkomst ontbindt,
5. Swart c.s. veroordeelt in de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
Kortoud legt kort gezegd aan haar vorderingen ten grondslag dat Swart c.s. fouten heeft gemaakt, omdat zij de lijfrente- en pensioenuitkeringen aan moeder jarenlang ten onrechte heeft geïndexeerd. Kortoud stelt dat daardoor een bedrag van ten minste € 418.156,76 onverschuldigd is uitgekeerd en dat het overgrote deel van dit bedrag voor haar rekening is gekomen.

4.Het geschil in het incident

4.1.
Kortoud vordert in incident - samengevat - dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. Swart c.s. beveelt om uiterlijk binnen tien werkdagen na de datum van dit vonnis afschrift van de specificaties van alle aan Kortoud verzonden facturen aan Kortoud beschikbaar te stellen,
2. Swart c.s. veroordeelt om aan Kortoud een dwangsom van € 5.000,00 te betalen voor iedere dag dat Swart c.s. in gebreke blijft te voldoen aan het onder 1 bedoelde bevel.
4.2.
Kortoud stelt deze vorderingen in omdat zij in de hoofdzaak ontbinding van de overeenkomst vordert en zij de hoogte wil vaststellen van de verbintenis tot waardevergoeding die bij ontbinding ontstaat. Zij stelt dat zij die vergoeding op dit moment niet kan vaststellen, omdat Swart c.s. facturen zonder specificaties heeft verstuurd. Kortoud vordert daarom dat Swart c.s. de specificaties verstrekt op grond van artikel 7:403 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek dan wel artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).
4.3.
Swart c.s. voert verweer.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
Aan de toewijsbaarheid van een vordering op grond van artikel 843a Rv zijn de volgende voorwaarden verbonden:
  • i) de eiser moet een rechtmatig belang hebben,
  • ii) het moet gaan om bepaalde bescheiden,
  • iii) het moet gaan om bescheiden aangaande een rechtsbetrekking waarin de eiser of zijn rechtsvoorganger partij is.
5.2.
De rechtbank is van oordeel dat aan deze voorwaarden is voldaan en wijst de vordering gedeeltelijk toe. Dit wordt hierna toegelicht.
5.3.
Swart c.s. voert aan dat niet is voldaan aan de voorwaarde onder iii, omdat de facturen zijn gericht aan Drukkerij WC den Ouden, terwijl Kortoud als enige eisende partij optreedt. De rechtbank volgt dit standpunt niet. Kortoud stelt namelijk dat Swart c.s. niet alleen accountantswerkzaamheden heeft verricht voor Drukkerij WC den Ouden, maar ook voor Kortoud, en dat Swart c.s. Kortoud facturen heeft gestuurd. Swart c.s. heeft dat niet (gemotiveerd) betwist. Voor zover het gaat om facturen die Swart c.s. aan Kortoud heeft gestuurd, is dus voldaan aan de voorwaarde dat het gaat om bescheiden die zien op een rechtsbetrekking waarbij Kortoud partij is. Voor zover Kortoud met haar vordering mede het oog heeft op facturen die aan andere vennootschappen dan Kortoud zijn gericht, wordt de vordering afgewezen omdat niet aan de voorwaarde onder iii is voldaan.
5.4.
Verder betwist Swart c.s. dat zij facturen zonder specificatie heeft verstuurd. Als onderbouwing heeft zij een factuur aan Drukkerij WC den Ouden met de bijbehorende specificatie ingebracht. Met het overleggen van deze ene specificatie heeft zij echter onvoldoende gemotiveerd betwist dat zij Kortoud in geen enkel geval een specificatie heeft gestuurd. De toelichting van Swart c.s. maakt daarom niet dat een veroordeling tot het verstrekken van de specificaties achterwege moet blijven.
5.5.
Swart c.s. voert ten slotte aan dat zij de specificaties bij de facturen tot en met december 2016 niet beschikbaar kan stellen, omdat zij slechts verplicht is om haar administratie tot zeven jaar terug te bewaren. Kortoud heeft onderkend dat deze bewaartermijn geldt en heeft daarom in de toelichting op haar vordering opgenomen dat zij haar vordering beperkt tot de specificaties over de afgelopen zeven jaar. De veroordeling zal daarom worden beperkt tot de facturen vanaf januari 2017.
5.6.
De rechtbank verbindt een dwangsom aan de veroordeling. De stelling van Swart c.s. dat zij bereid is vrijwillig aan een veroordeling te voldoen, betekent niet dat een dwangsom als prikkel tot (tijdige) nakoming op voorhand overbodig is. De dwangsom wordt beperkt tot een bedrag van € 500,00 per dag, met een maximum van € 5.000,00.
5.7.
Swart c.s. is grotendeels in het ongelijk gesteld en wordt daarom in de proceskosten (inclusief nakosten) van het incident veroordeeld. De proceskosten van Kortoud worden begroot op:
- salaris advocaat
921,00
(1,5 punt × € 614,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1099,00

6.De beslissing

De rechtbank
in het incident
6.1.
beveelt Swart c.s. hoofdelijk om binnen tien dagen na dit vonnis afschrift van alle specificaties van alle vanaf januari 2017 aan Kortoud verzonden facturen aan Kortoud beschikbaar te stellen,
6.2.
veroordeelt Swart c.s. hoofdelijk om aan Kortoud een dwangsom te betalen van € 500,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat Swart c.s. niet aan de veroordeling onder 6.1 voldoet, tot een maximum van € 5.000,00 is bereikt,
6.3.
veroordeelt Swart c.s. hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van Kortoud tot dit vonnis vastgesteld op € 1.099,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als Swart c.s. niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet Swart c.s. € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening,
6.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in de hoofdzaak
6.6.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
22 mei 2024voor conclusie van antwoord.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Singeling en in het openbaar uitgesproken op 10 april 2024.