ECLI:NL:RBAMS:2024:2002

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 maart 2024
Publicatiedatum
9 april 2024
Zaaknummer
C/13/747092 / KG ZA 24-161
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verbod op benaderen van relaties en verstrekken van overzichten in kort geding

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 29 maart 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Benkey B.V. en CLOU Capital B.V., alsook twee gedaagden die eerder in dienst waren bij Benkey. Benkey vorderde een verbod voor de gedaagden om relaties van Benkey te benaderen en om overzichten van benaderde relaties te verstrekken. De zaak draait om de vraag of de gedaagden, die geen concurrentie- of relatiebeding meer hadden, onrechtmatig handelden door relaties van Benkey te benaderen. De voorzieningenrechter oordeelde dat de geheimhoudingsverplichtingen van de gedaagden niet in de weg stonden aan hun activiteiten, omdat Benkey niet aannemelijk had gemaakt dat de gegevens die de gedaagden gebruikten vertrouwelijk waren. Bovendien werd vastgesteld dat CLOU, de vennootschap van de gedaagden, inmiddels was ontbonden, waardoor Benkey niet-ontvankelijk werd verklaard in haar vorderingen tegen CLOU. De vorderingen tegen de gedaagden werden afgewezen, en Benkey werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/747092 / KG ZA 24-161 MdV/MAH
Vonnis in kort geding van 29 maart 2024
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BENKEY B.V.,
gevestigd te Baarn,
eiseres bij dagvaarding van 5 maart 2024,
advocaat mr. A.W. Hooijen te Houten,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CLOU CAPITAL B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
niet verschenen,
2.
[gedaagde 2],
wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. P. Stibbe te Amsterdam,
3.
[gedaagde 3],
wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. M.W. Koole te Amsterdam,
gedaagden.
Partijen zullen hierna Benkey, CLOU, [gedaagde 2] en [gedaagde 3] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Bij de zitting van 13 maart 2024 waren aanwezig:
- aan de kant van Benkey: [naam] (directeur) met mr. Hooijen,
- [gedaagde 2] met mr. Stibbe,
- [gedaagde 3] met mr. Koole.
1.2.
Op de zitting heeft Benkey de dagvaarding toegelicht. [gedaagde 2] en [gedaagde 3] hebben ieder afzonderlijk verweer gevoerd. Alle partijen hebben producties en een pleitnota ingediend.
1.3.
Partijen hebben tot 15 maart 2024 gelegenheid gekregen om tot een minnelijke regeling te komen en op die datum bericht dat zij er niet uit zijn gekomen en vonnis vragen. Vervolgens is vonnis bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
Benkey is een financieel dienstverlener die zich bezighoudt met het aantrekken van beleggingen om deze vervolgens te investeren in, of door te lenen aan, projectontwikkelaars en vastgoedeigenaren.
2.2.
[gedaagde 2] was van 10 mei 2021 tot 31 augustus 2023 als Hoofd Financiering in loondienst bij Benkey. In haar arbeidsovereenkomst staan de volgende geheimhoudings- en relatiebedingen:

Werkneemster is zowel tijdens het dienstverband als daarna, verplicht tot geheimhouding jegens een ieder – waaronder dus ook collega’s en/of derde(n) – omtrent alle ter kennis gekomen bijzonderheden van bedrijfsaangelegenheden, welke de bedrijfsbelangen van Werkgever en/of een daaraan gelieerde vennootschap en/of een daaraan gelieerde derde, en/of klanten en/of opdrachtgever(s) en/of (indirecte) relaties daarvan, op enigerlei wijze zou(den) kunnen schaden, waarvan het vertrouwelijke karakter bekend is, althans bekend moest zijn (…);
Het is werkneemster tijdens en gedurende ene periode van één (1) jaar na beëindiging van de arbeidsovereenkomst verboden om, anders dan in opdracht van Werkgever en/of zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Werkgever, direct of indirect, zelfstandig of in loondienst of in samenwerking met anderen, al dan niet om niet, werkzaamheden te verrichten voor of ten behoeve van en/of te adviseren bij of aan, en/of in contact te treden met, direct of indirect, actief of passief, relaties van Werkgever (…)”.
Op 6 juli 2023 hebben [gedaagde 2] en Benkey een vaststellingsovereenkomst gesloten ter beëindiging van het dienstverband per 31 augustus 2023. Daarin staat onder meer:
“15. De Werknemer is tot en na de Einddatum gehouden tot absolute geheimhouding van alle bedrijfsinformatie van de Werkgever, inclusief relevante gegevens met betrekking tot klanten en relaties.16. Per de Einddatum wordt de Werknemer ontheven uit een eventueel non-concurrentie- en/of relatiebeding (inclusief boetebeding). Alle overige post-contractuele bedingen (waaronder het geheimhoudingsbeding) blijven na de Einddatum van kracht.”
2.3.
[gedaagde 3] was van 1 januari 2021 tot 1 september 2023 als managing director werkzaam voor Benkey op basis van een overeenkomst van opdracht. In deze ‘Service Level Agreement’ (SLA) staat onder de titel 'Informatie en geheimhouding' onder meer:
"Opdrachtgever en opdrachtnemer zullen alle vertrouwelijke informatie die in het kader van de werkzaamheden wordt verstrekt en na datum van ontvangst vertrouwelijk behandelen (…)".
2.4.
Per 6 september 2023 hebben [gedaagde 2] en [gedaagde 3] CLOU opgericht. Deze vennootschap hield zich bezig met financiële dienstverlening, specifiek het aantrekken/verstrekken van vastgoedfinanciering.
2.5.
Bij brief van 8 november 2023 heeft Benkey [gedaagde 3] gesommeerd om te stoppen met het benaderen van relaties van Benkey met zakelijke voorstellen. Dezelfde dag heeft Benkey CLOU gesommeerd erop toe te zien dat [gedaagde 3] daarmee stopt. Aan de sommaties is geen gevolg gegeven.

3.Het geschil

3.1.
Benkey vordert, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, gedaagden:
1. te verbieden om tot twee jaar na vonnisdatum, dan wel een in goede justitie
te bepalen andere termijn, relaties (investeerders en leningnemers) van Benkey direct dan wel indirect te benaderen, zakelijke voorstellen te doen, met hen te contracteren dan wel met hen in contact te staan,
2. te bevelen om een overzicht te verstrekken met de door hen benaderde relaties van Benkey,
3. te bevelen om een overzicht te verstrekken met de relaties van Benkey waarmee CLOU daadwerkelijk een zakelijke relatie is aangegaan,
een en ander op straffe van dwangsommen en met veroordeling van gedaagden in de proceskosten, met wettelijke rente.
3.2.
[gedaagde 2] en [gedaagde 3] voeren – ieder afzonderlijk – verweer en vorderen veroordeling van Benkey in de werkelijke proceskosten.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.

4.De beoordeling

Vorderingen tegen CLOU

4.1.
Volgens een ‘overzicht van wijzigingen’ van de Kamer van Koophandel is de onderneming van CLOU met ingang van 31 januari 2024 opgeheven en is de rechtspersoon (naar aanleiding van een ontbindingsbesluit) met ingang van 26 februari 2024 ontbonden en beëindigd. Gesteld noch gebleken is dat er op het moment van ontbinding nog baten in de vennootschap waren. Benkey heeft dus een vennootschap gedagvaard die op het moment van dagvaarding niet meer bestond (artikel 2:19 lid 4 Burgerlijk Wetboek). Een rechtspersoon die niet meer bestaat, kan ook geen partij meer zijn in een procedure. Benkey zal daarom in haar vorderingen, voor zover gericht tegen CLOU, niet-ontvankelijk worden verklaard. Overigens valt niet in te zien hoe de niet meer bestaande vennootschap CLOU (nu nog) onrechtmatig zou kunnen handelen jegens Benkey en is evenmin voorstelbaar hoe CLOU uitvoering zou kunnen geven aan een veroordeling tot het verstrekken van overzichten.
Vorderingen tegen [gedaagde 2] en [gedaagde 3]
4.2.
Het spoedeisend belang volgt uit de aard van de vorderingen jegens [gedaagde 2] en [gedaagde 3] .
4.3.
Toewijzing van de vorderingen van Benkey is in kort geding slechts mogelijk als voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter, als de zaak aan hem zou zijn voorgelegd, daar ook toe zou beslissen.
4.4.
Benkey stelt dat [gedaagde 2] en [gedaagde 3] (via CLOU) op onrechtmatige wijze relaties van Benkey benaderen met zakelijke voorstellen en daarbij de voor hen geldende post-contractuele vertrouwelijkheids- en geheimhoudings-verplichtingen overtreden.
4.5.
Vast staat dat [gedaagde 2] en [gedaagde 3] niet (meer) gebonden zijn aan een concurrentie- of relatiebeding en dat het hun om die reden in beginsel vrij staat om met Benkey te concurreren en haar relaties te benaderen. Willen de vorderingen van Benkey slagen, moet dus worden vastgesteld dat [gedaagde 2] en [gedaagde 3] in strijd handelen met hun geheimhoudingsbeding dan wel onrechtmatig handelen.
4.6.
Naar voorlopig oordeel staan de geheimhoudingsverplichtingen van [gedaagde 2] en [gedaagde 3] niet in de weg aan de door Benkey gewraakte activiteiten. Benkey heeft niet aannemelijk gemaakt dat de gegevens waarvan [gedaagde 2] en [gedaagde 3] gebruik zouden hebben gemaakt (wat overigens wordt betwist), te weten voornamelijk de NAW-gegevens van relaties van Benkey, te kwalificeren zijn als vertrouwelijke informatie in de zin van de respectievelijke geheimhoudings-bedingen. Op die grond zijn de vorderingen van Benkey dus niet toewijsbaar.
4.7.
Evenmin kan voorshands worden aangenomen dat [gedaagde 2] en [gedaagde 3] onrechtmatig jegens Benkey handelen. Daarvoor zou heel wat aan de hand moeten zijn, aangezien het hun niet contractueel is verboden om met Benkey te concurreren en/of relaties van Benkey te benaderen. Gelet op de rechtspraak op dit punt moet dan sprake zijn van bijkomende omstandigheden, zoals dat zij zich schuldig maken aan het stelstelmatig en substantieel afbreken van het duurzame bedrijfsdebiet van Benkey met gebruikmaking van kennis en gegevens die vertrouwelijk zijn verkregen. Dat hiervan sprake zou zijn, is door Benkey onvoldoende aannemelijk gemaakt. Benkey heeft alleen een paar mails overgelegd van relaties die zeggen door [gedaagde 3] te zijn benaderd en zij heeft gesteld dat twee andere relaties intussen zijn overgestapt naar CLOU. Op grond hiervan kan niet worden aangenomen dat sprake is van stelstelmatig en substantieel afbreken van bedrijfsdebiet, wat er verder ook zij van de vraag of de relaties van Benkey als duurzaam bedrijfsdebiet kunnen worden beschouwd.
4.8.
Het voorgaande betekent dat vordering 1 niet toegewezen kan worden. Daarbij blijft nog onbesproken dat die vordering in feite neerkomt op het (alsnog of opnieuw) opleggen van een relatiebeding, voor zelfs een langere periode dan het relatiebeding dat in de arbeidsovereenkomst van [gedaagde 2] stond tot het door Benkey in de vaststellingsovereenkomst uitdrukkelijk werd prijsgegeven.
4.9.
De vorderingen onder 2 en 3 zijn gegrond op de stelling dat [gedaagde 2] en [gedaagde 3] in strijd hebben gehandeld met hun geheimhoudingsbedingen, dan wel onrechtmatig hebben gehandeld. Die stelling is hiervoor verworpen, zodat ook vorderingen 2 en 3 niet toegewezen zullen worden.
4.10.
Benkey zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Daarbij zal het salaris advocaat berekend worden volgens het gebruikelijke liquidatietarief. Misbruik van procesrecht, waarvoor de lat zeer hoog ligt, is niet aannemelijk geworden, zodat er geen aanleiding is om Benkey te veroordelen in de – door zowel [gedaagde 2] als [gedaagde 3] gevorderde - daadwerkelijk gemaakte advocaatkosten.
4.11.
De kosten aan de zijde van [gedaagde 2] worden begroot op:
- griffierecht € 320,00
- salaris 1.107,00
- nakosten 178,00 (plus de verhoging zoals vermeld in de
beslissing)
------------------
Totaal € 1.605,00
4.13.
De kosten aan de zijde van [gedaagde 3] worden begroot op:
- griffierecht € 320,00
- salaris 1.107,00
- nakosten 178,00 (plus de verhoging zoals vermeld in de
beslissing)
------------------
Totaal € 1.605,00.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
verklaart Benkey niet-ontvankelijk in haar vordering tegen CLOU,
5.2.
weigert de gevraagde voorzieningen ten aanzien van [gedaagde 2] en [gedaagde 3] ,
5.3.
veroordeelt Benkey in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde 2] tot op heden begroot op € 1.605,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 als Benkey niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.4.
veroordeelt Benkey in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde 3] tot op heden begroot op € 1.605,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 als Benkey niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.5.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.M. de Vries, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M.A.H. Verburgh, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 29 maart 2024. [1]

Voetnoten

1.type: MAH