ECLI:NL:RBAMS:2024:191

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 januari 2024
Publicatiedatum
17 januari 2024
Zaaknummer
13/240495-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal van gasflessen door meerdere personen met gebruik van inklimming

Op 2 januari 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 14 september 2023 samen met anderen gasflessen heeft gestolen van een drankengroothandel. De verdachte werd beschuldigd van diefstal van 330 gasflessen in de periode van 4 augustus tot en met 14 september 2023. Tijdens de zitting op 12 december 2023 werd het onderzoek geschorst en op 2 januari 2024 voortgezet. De officier van justitie, mr. A. van de Venn, vorderde een gevangenisstraf van 100 dagen, waarvan 52 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 120 uren. De verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat de herkenning van de verdachte op camerabeelden niet betrouwbaar was. De rechtbank oordeelde echter dat de herkenning door verbalisanten betrouwbaar was en dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan diefstal. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 100 dagen, waarvan 52 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 120 uren. De benadeelde partij, de drankengroothandel, werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, omdat niet duidelijk was welk deel van de schadevergoeding verband hield met de diefstal op 14 september 2023. De rechtbank overwoog dat de verdachte een hoog recidiverisico had en dat er geen omstandigheden waren die zijn strafbaarheid uitsloten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/240495-23
Datum uitspraak: 2 januari 2024
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1996 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[BRP-adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 12 december 2023. Op deze zitting is het onderzoek geschorst tot de zitting van 2 januari 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. A. van de Venn en van wat verdachte en zijn raadsvrouw mr. B.G.M.C. Peters naar voren hebben gebracht.

2.Beschuldiging

Verdachte wordt, na wijziging van de tenlastelegging, – kort gezegd – verweten dat hij zich in de periode van 4 augustus 2023 tot en met 14 september 2023 in Amsterdam samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan diefstal van 330 gasflessen, in ieder geval een hoeveelheid gasflessen, toebehorende aan drankengroothandel [drankengroothandel] , door middel van inklimming en/of insluiping.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
Het medeplegen van diefstal van 31 gasflessen op 14 september 2023 door middel van inklimming kan worden bewezen. Voor wat betreft de diefstal in de periode daarvoor kan niet worden bewezen dat verdachte hierbij betrokken was. Verdachte dient daarvan te worden vrijgesproken.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft integrale vrijspraak bepleit. Verdachte ontkent enige betrokkenheid bij de diefstal(len). De foto op basis waarvan verdachte door verbalisanten is herkend op 14 september 2023, is onvoldoende duidelijk. De herkenningen zijn daarom niet betrouwbaar en dus bruikbaar voor het bewijs.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank vindt bewezen dat verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan diefstal van een hoeveelheid gasflessen op 14 september 2023 en overweegt hiertoe als volgt.
Vaststaat dat er op 14 september 2023 van drankengroothandel [drankengroothandel] meerdere gasflessen zijn versleept en weggenomen. In ieder geval vier personen waren bij deze diefstal betrokken: twee personen die de flessen uit het bedrijfspand hebben verplaatst en twee personen die de bij de diefstal betrokken voertuigen hebben bestuurd. Bij de voertuigen zijn drie personen aangehouden. Hoewel verdachte niet één van deze personen is, is hij op camerabeelden van bij het bedrijfspand herkend. Daarnaast lag de telefoon van verdachte in één van de twee aangetroffen voertuigen.
Anders dan door de raadsvrouw is betoogd, is verdachte herkend aan de hand van bewegende beelden en niet aan de hand van een (al dan niet onduidelijke) foto. Op de beelden komt de verdachte NN1, door verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] en [verbalisant 3] herkend als verdachte, meerdere malen – met gezicht – zichtbaar in beeld. Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] zijn goed bekend met verdachte: [verbalisant 1] en [verbalisant 2] zijn eerder betrokken geweest bij onderzoeken waarin verdachte betrokken was en hebben verdachte meerdere malen gezien. De rechtbank acht deze herkenningen betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs. Verbalisant [verbalisant 3] heeft verdachte herkend na de bewegende beelden te hebben vergeleken met een recente politiefoto van verdachte. Strikt genomen is dit geen herkenning, maar een vergelijking en de rechtbank acht de bewijskracht hiervan beperkt.
Op basis van de herkenningen van verdachte, die worden ondersteund door de aangetroffen telefoon van verdachte, de aangifte door [aangever] en het onderzoek door de politie ter plaatse vindt de rechtbank de diefstal door verdachte op 14 september 2023 wettig en overtuigend bewezen. Dat verdachte nauw en bewust heeft samengewerkt met anderen, volgt uit het feit dat verdachte samen met een ander de gasflessen heeft verplaatst en uit het feit dat verdachte met twee anderen is betrapt bij de voertuigen waarin de gasflessen deels waren ingeladen.
De rechtbank acht, met de officier van justitie en de verdediging, op grond van het dossier niet bewezen dat verdachte in de periode vóór 14 september 2023 gasflessen heeft gestolen. Verdachte wordt daarvan vrijgesproken.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in
bijlage IIvervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
op 14 september 2023 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, gasflessen die geheel of ten dele aan drankengroothandel [drankengroothandel] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededaders die weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van inklimming.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straffen en maatregelen

7.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 100 dagen, waarvan 52 dagen voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht, met een proeftijd van 2 jaar en daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd om een taakstraf op te leggen voor de duur van 120 uren, te vervangen door 60 dagen hechtenis, als verdachte de taakstraf niet (naar behoren) vervult.
7.2.
Het strafmaatverweer van de verdediging
Indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, heeft de raadsvrouw bepleit dat strafvermindering dient te volgen omdat gedurende het gehele onderzoek is verzuimd om verdachte op zijn verschoningsrecht te wijzen. Gelet op de betrokkenheid van de broer van verdachte bij de onderhavige verdenking, had dit wel gemoeten. Daardoor is een fundamenteel rechtsbeginsel van verdachte geschonden.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
Geen vormverzuim
De rechtbank verwerpt het verweer dat sprake zou zijn van een vormverzuim in de zin van artikel 359a Sv. Opsporingsambtenaren noch rechters zijn door de wetgever verplicht om personen die door hen als getuige worden gehoord uitdrukkelijk te wijzen op de mogelijkheid zich te verschonen van het beantwoorden van bepaalde aan hen gestelde vragen (HR 30 augustus 2005, NJ 2005/543). In onderhavige zaak geldt bovendien dat verdachte nimmer als getuige is gehoord en dat hij als verdachte wel steeds is gewezen op zijn recht om te zwijgen. De stelling dat verdachte daarnaast ook op zijn eventuele verschoningsrecht had moeten worden gewezen vindt geen steun in het recht.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
De ernst van het feit
Verdachte heeft in nauwe samenwerking met anderen gasflessen van een drankengroothandel weggenomen. Deze gasflessen hebben een aanzienlijke waarde. De diefstal had de benadeelde veel schade kunnen opleveren als verdachte en zijn mededaders niet waren gepakt. Verdachte heeft zich daarmee schuldig gemaakt aan een ernstig en ergerlijk feit en aangetoond geen respect te hebben voor de eigendom van anderen.
De persoon van de verdachte
In het reclasseringsadvies van 8 december 2023 wordt benoemd dat verdachte een bekende bij politie en justitie is. Het risico op recidive wordt ingeschat als hoog. Criminogene factoren zijn de licht verstandelijke beperking van verdachte, het ontbreken van een zinvolle dagbesteding, een negatief sociaal netwerk en zijn pro-criminele houding. Beschermende factoren heeft de reclassering niet kunnen vaststellen. De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke straf met de volgende bijzondere voorwaarden: meldplicht bij reclassering, ambulante behandeling, locatiegebod (met elektronische monitoring), dagbesteding, meewerken aan schuldhulpverlening.
Oriëntatiepunten
De rechtbank heeft bij het opleggen van de straf gekeken naar de straffen die in min of meer soortgelijke gevallen worden opgelegd. De rechtbank heeft daarbij aansluiting gezocht bij de afspraken die de rechtbanken onderling hebben gemaakt over oriëntatiepunten voor straftoemeting (LOVS-oriëntatiepunten). Voor een (bedrijfs)inbraak – waarbij sprake is van veelvuldig recidive – is het oriëntatiepunt een gevangenisstraf van 4 maanden.
Uittreksel Justitiële Documentatie
Uit het Uittreksel Justitiële Documentatie (strafblad) van verdachte blijkt dat hij verschillende keren voor diefstal is veroordeeld. Er is sprake van een patroon van vermogensdelicten. Verdachte toont daarbij geen inzicht in zijn handelen. Dit weegt de rechtbank ten nadele van verdachte mee door aansluiting te zoeken bij het hiervoor genoemde oriëntatiepunt bij veelvuldige recidive. De rechtbank heeft er voorts rekening mee gehouden dat artikel 63 sr van toepassing is.
De straf
De rechtbank is, alles afwegende, van oordeel dat een straf conform de eis van de officier van justitie passend en geboden is. De rechtbank zal daarom op een gevangenisstraf van 100 dagen opleggen, waarvan 52 dagen voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht, met een proeftijd van 2 jaar en daarnaast een taakstraf van 120 uren, te vervangen door 60 dagen hechtenis indien verdachte die taakstraf niet (naar behoren) vervult.
De rechtbank zal, anders dan door de reclassering is geadviseerd, geen locatiegebod opleggen, omdat de verstrekkende vrijheidsbeperkende gevolgen van deze voorwaarde niet passend zijn. Evenmin zal in de voorwaarde van de ambulante behandeling worden opgenomen dat verdachte moet meewerken aan het innemen van medicatie. In het reclasseringsrapport is namelijk niet toegelicht waarom dit noodzakelijk zou zijn en ook overigens is de noodzaak daarvan niet gebleken. De overige bijzondere voorwaarden legt de rechtbank wel conform het reclasseringsadvies op.

8.Ten aanzien van de benadeelde partij

De benadeelde partij Drankengroothandel [drankengroothandel] vordert betaling van € 39.600,- aan vergoeding voor materiële schade. Die schade bestaat uit 330 gestolen gasflessen over de ten laste gelegde periode.
De rechtbank verklaart de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk, omdat niet duidelijk is welk deel van de gevorderde schadevergoeding verband houdt met de diefstal van gasflessen op 14 september 2023. Daar komt bij dat op 14 september 2023 door de politie gasflessen zijn teruggevonden en niet duidelijk is hoe dit zich verhoudt tot het verzoek om vergoeding van de schade. Het strafproces wordt onevenredig belast als op deze punten een nadere toelichting wordt gevraagd.
De benadeelde partij en de verdachte zullen ieder de eigen kosten dragen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte
[verdachte]daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
100 (honderd) dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Bepaalt dat een gedeelte, groot
52 (tweeënvijftig) dagen, van deze gevangenisstraf niet ten uitvoer gelegd zal worden, tenzij later anders wordt bevolen.
Stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jaarvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich niet houdt aan de hierna
vermelde algemene en bijzondere voorwaarden.
Stelt als algemene voorwaarden dat veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit;
- bij de naleving van de bijzondere voorwaarden ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
-
Meldplicht bij reclassering
Veroordeelde meldt zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd bij Reclassering Nederland op het adres [adres] te Amsterdam. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. Ook houdt hij zich aan de aanwijzingen die door de reclassering worden gegeven.
-
Ambulante behandeling
Veroordeelde werkt mee aan een intake en laat zich behandelen door De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. Diagnostiek zal onderdeel zijn van de behandeling. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
-
Dagbesteding
Veroordeelde spant zich in voor het vinden en behouden van betaald werk met een vaste structuur.
-
Meewerken aan schuldhulpverlening
Veroordeelde werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden.
Geeft bovengenoemde reclasseringsinstelling de opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf van
120 (honderdtwintig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet (naar behoren) heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 60 (zestig) dagen.
Verklaart Drankengroothandel [drankengroothandel] niet-ontvankelijk in haar vordering tot betaling van schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Heft op het – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.M.R. Vastenburg, voorzitter,
mrs. M. Smit en M. Nieuwenhuijs, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. Bergsma, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 2 januari 2024.
[...]

[...]

[...]

[...]

[...]

[...]

[...]

[...]