Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
the Regional Court in Poznań(Polen) (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
1.Procesgang
2.Identiteit van de opgeëiste persoon
3.Grondslag en inhoud van het EAB
judgement of the District Court in Głogówvan 4 maart 2010 met referentie
II K 117/10. Bij dit vonnis is aan de opgeëiste persoon een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee jaar opgelegd met een proeftijd van vijf jaar. Met een beslissing van 7 november 2012 (referentie
II Ko 428/12) is deze voorwaardelijke straf tenuitvoergelegd door
the District Court in Rawicz.
4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
II K 117/10geldt dat de opgeëiste persoon voor de procedure die tot het vonnis heeft geleid in persoon is opgeroepen op 27 januari 2010. De opgeëiste persoon is er daarbij op gewezen dat een beslissing genomen kon worden wanneer hij niet op het proces zou verschijnen. Daarmee is sprake van de situatie als bedoeld in artikel 12, sub a, OLW en doet de in artikel 12 OLW bedoelde weigeringsgrond zich niet voor.
II K 117/10opgelegde vrijheidsstraf is aanvankelijk in voorwaardelijke vorm aan de opgeëiste persoon opgelegd. Bij beslissing van
the District Court in Rawiczvan 7 november 2012 met referentie
II Ko 428/12is de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke vrijheidsstraf bevolen.
the District Court in Lesznomet referentie
II K 369/12. De rechtbank stelt vast dat dit een vonnis betreft waarbij de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot dat vonnis heeft geleid, en dat het vonnis - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan en evenmin een garantie als bedoeld in artikel 12, sub d, OLW is verstrekt.
II K 369/12een overeenkomst heeft gesloten met de officier van justitie ten aanzien van de op te leggen straf. De oproep voor de zitting om deze overeenkomst te bespreken heeft de opgeëiste persoon persoonlijk in ontvangst genomen op 28 mei 2012, waarbij hij voor ontvangst heeft getekend. De oproep voor een tweede zitting werd eveneens per post verstuurd en is in ontvangst genomen door de vrouw van de opgeëiste persoon op 22 juni 2012. Uit het voorgaande volgt dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van het proces, een procesafspraak had gemaakt met de officier van justitie en dat de oproep voor de eerste zitting ook in persoon aan hem betekend is. Het komt voor rekening van de opgeëiste persoon dat hij zich vervolgens kennelijk niet meer op de hoogte heeft gehouden van het verloop van de procedure. Dit had wel op zijn weg gelegen, zeker na het sluiten van een overeenkomst met de officier van justitie. De rechtbank is van oordeel dat de opgeëiste persoon zijn verdedigingsrechten heeft kunnen uitoefenen.
5.Strafbaarheid: feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
6.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 6a OLW
7.Slotsom
8.Toepasselijke wetsbepalingen
9.Beslissing
[opgeëiste persoon]aan
the Regional Court in Poznań(Polen).
[opgeëiste persoon].
[opgeëiste persoon]tot aan de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf. Dit bevel is apart opgemaakt.