ECLI:NL:RBAMS:2024:1882

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 maart 2024
Publicatiedatum
2 april 2024
Zaaknummer
13/000723-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot Hongaars strafrecht

Op 14 maart 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door een rechter bij het Gerechtshof van Kecskemét in Hongarije. De zaak betreft een vordering van de officier van justitie tot behandeling van het EAB, dat op 8 november 2023 was uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in 1977 in Hongarije en momenteel gedetineerd, is beschuldigd van een strafbaar feit waarvoor een vrijheidsstraf van één jaar en acht maanden is opgelegd. De rechtbank heeft de procedure in twee instanties beoordeeld, waarbij de eerste aanleg en de daaropvolgende hoger beroep procedure zijn betrokken.

De raadsvrouw van de opgeëiste persoon heeft betoogd dat de overlevering geweigerd moet worden op grond van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW), omdat de opgeëiste persoon niet op de juiste wijze was opgeroepen voor de hoger beroep procedure. De officier van justitie heeft echter gesteld dat artikel 12 OLW geen belemmering vormt voor de overlevering. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon voldoende op de hoogte was van de procedure en dat hij zijn verdedigingsrechten heeft kunnen uitoefenen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat er geen weigeringsgronden zijn die de overlevering in de weg staan. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan, waarbij zij heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de OLW en dat er geen omstandigheden zijn die een weigering rechtvaardigen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/000723-24
Datum uitspraak: 14 maart 2024
UITSPRAAK
op de vordering van 11 januari 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1] Dit EAB is uitgevaardigd op
8 november 2023 door een rechter bij het Gerechtshof van Kecskemét (Hongarije) (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren op [geboortedag] 1977 te [geboorteplaats] (Hongarije),
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
nu gedetineerd in het [PI] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 29 februari 2024, in aanwezigheid van mr. W.H.R. Hogewind, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. A. Petrescu (waarnemend voor
mr. K. Moussaoui), advocaat in Amsterdam, en door een tolk in de Hongaarse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Hongaarse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een vonnis van de Arrondissementsrechtbank van Kiskunfélegyháza van
31 oktober 2018 met referentie
2.B.155./2016/29, onherroepelijk na een uitspraak van het Gerechtshof van Kecskemét van 28 mei 2019 met referentie
11.Bf.194/2019/10.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van één jaar en acht maanden, door de opgeëiste persoon nog volledig te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde arrest.
Dit arrest betreft het feit zoals dat is omschreven in het EAB. [3]

4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW

Standpunt van de raadsvrouw
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de overlevering geweigerd dient te worden op grond van artikel 12 OLW. De opgeëiste persoon is voor de procedure in hoger beroep niet op behoorlijke wijze opgeroepen en geïnformeerd over de zittingsdatum- en plaats en over het feit dat hij zich bij had kunnen laten staan door een advocaat. In hoger beroep zijn daarnaast enkel de rechters aanwezig geweest. Dat is niet hoe het hoort.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat artikel 12 OLW niet aan overlevering in de weg staat.
Oordeel van de rechtbank
Als het proces in twee opeenvolgende instanties heeft plaatsgevonden, namelijk een eerste aanleg gevolgd door een procedure in hoger beroep, dan is de laatste van die beslissingen relevant voor de beoordeling of is voldaan aan de vereisten van artikel 4 bis, eerste lid, Kaderbesluit 2002/584/JBZ en artikel 12 OLW, voor zover daartegen geen gewoon rechtsmiddel meer openstaat en daarom de zaak ten gronde definitief is afgedaan. [4]
Als een strafprocedure meer instanties heeft omvat en tot opeenvolgende beslissingen heeft geleid, dan is de laatste van die beslissingen relevant voor de beoordeling of is voldaan aan de vereisten van artikel 4 bis lid 1 Kaderbesluit 2002/584/JBZ en artikel 12 OLW, voor zover bij die laatste beslissing definitief uitspraak is gedaan over de schuld van de betrokkene en aan hem een straf is opgelegd, nadat de zaak in feite en in rechte ten gronde is behandeld. [5]
Uit de aanvullende informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteit van 15 januari 2024 blijkt dat er in eerste aanleg voor het laatst is geoordeeld over de schuld van de opgeëiste persoon. De procedure in hoger beroep zag enkel op de strafmaat. Om die reden zal de rechtbank beide procedures toetsen aan artikel 12 OLW.
Voor de procedure in eerste aanleg geldt dat sprake is van de situatie als bedoeld in artikel 12, sub b, OLW. De weigeringsgrond doet zich ten aanzien van die procedure dan ook niet voor.
Voor wat betreft de procedure in hoger beroep geldt dat de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat het arrest - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan en evenmin een garantie als bedoeld in artikel 12, sub d, OLW is verstrekt. Gelet daarop kan de overlevering op grond van artikel 12 OLW worden geweigerd. De rechtbank ziet echter aanleiding om af te zien van haar bevoegdheid om de overlevering te weigeren. Zij acht daarbij het volgende van belang.
De opgeëiste heeft, blijkens de aanvullende informatie van 15 januari 2024, zelf hoger beroep ingesteld tegen het vonnis voor zover dat zag op de strafmaat. De opgeëiste persoon heeft daarbij niet verzocht om een behandeling van het beroep op een zitting. Uit het bovenstaande volgt dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van de procedure in hoger beroep en dat er geen aanwijzingen zijn dat hij zijn verdedigingsrechten in die procedure niet uit heeft kunnen oefenen. Sterker nog, bij de rechtbank bestaat de overtuiging dat de opgeëiste persoon voldoende in de gelegenheid is gesteld om zijn verdediging te voeren.
Concluderend staat artikel 12 OLW niet aan overlevering in de weg.

5.Strafbaarheid: feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt, anders dan de raadsvrouw en met de officier van justitie, vast dat hieraan is voldaan.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
medeplegen van opzettelijk iemand tot wiens onderhoud, verpleging of verzorging hij krachtens wet of overeenkomst verplicht is, in een hulpeloze toestand brengen en/of laten

6.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 47 en 255 Wetboek van Strafrecht en 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan het Gerechtshof van Kecskemét (Hongarije) voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. M. van Mourik, voorzitter,
mrs. M. Wiewel en M. Westerman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.J.F. Ceelie, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 14 maart 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Hof van Justitie van de Europese Unie, 21 december 2023, C-397/22, LM, (
5.Hof van Justitie 10 augustus 2017, ECLI:EU:C:2017:628.