ECLI:NL:RBAMS:2024:1866

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 maart 2024
Publicatiedatum
29 maart 2024
Zaaknummer
C/13/747232 / KG ZA 24-169
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over opheffing dwangsommen en verstrekking gegevens bij vermoedelijke fraude

In deze zaak, die voor de Rechtbank Amsterdam is behandeld, heeft de voorzieningenrechter op 29 maart 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Bunq B.V. en Conrady Automobile GmbH & Co. KG. Bunq, een Nederlandse bank, was in kort geding gedagvaard door Conrady, een Duits bedrijf, dat € 53.000,- had overgemaakt voor de aankoop van een auto, maar later ontdekte dat de dealer niet bestond en dat de identiteit was gestolen. Conrady had Bunq verzocht om gegevens van de rekeninghouder, maar Bunq kon niet voldoen aan het vonnis van 16 januari 2024, waarin zij was veroordeeld om deze gegevens te verstrekken, omdat het opgegeven rekeningnummer niet bestond. De voorzieningenrechter oordeelde dat Bunq niet in gebreke was gebleven, omdat het niet mogelijk was om aan het vonnis te voldoen. De dwangsommen die aan Bunq waren opgelegd, werden opgeheven. In reconventie vorderde Conrady aanvullende gegevens over de rekeninghouder, wat Bunq moest verstrekken. De voorzieningenrechter oordeelde dat Bunq binnen drie dagen het nummer van het identiteitsbewijs van de verdachte moest verstrekken. De proceskosten werden toegewezen aan de in het ongelijk gestelde partij.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/747232 / KG ZA 24-169 MdV/MB
Vonnis in kort geding van 29 maart 2024
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BUNQ B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres in conventie bij dagvaarding van 1 maart 2024 en akte wijziging van eis,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. L.J.J. Kerstens te Amsterdam,
tegen
de rechtspersoon naar Duits recht
CONRADY AUTOMOBILE GMBH & CO. KG,
gevestigd te Bitburg, Duitsland,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. J.C. Wery te Rotterdam.
Partijen zullen hierna Bunq en Conrady worden genoemd.

1.De procedure

Ter zitting van 14 maart 2024 heeft Bunq de vorderingen zoals omschreven in de dagvaarding en akte wijziging van eis toegelicht. Conrady heeft aan de hand van een vooraf ingezonden conclusie van antwoord verweer gevoerd en een tegenvordering (eis in reconventie) ingediend. Bunq heeft de tegenvordering bestreden. Beide partijen hebben schriftelijke stukken ingediend en Bunq heeft haar standpunt doen toelichten aan de hand van een pleitnota.
Ter zitting waren aanwezig:
- aan de kant van Bunq: [naam 1] , hoofd juridische zaken, mr. Kerstens en zijn kantoorgenote mr. A.E. Nip;
- aan de kant van Conrady: [naam 2] met mr. Wery.
Verder was aanwezig M.M. Jongert, tolk in de Duitse taal, ten behoeve van [naam 2] .
Vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Bunq is een Nederlandse bancaire instelling. Conrady is een Duits bedrijf, actief in de autohandel.
2.2.
Conrady heeft in september 2023 een Mercedes-Benz gekocht van – naar het zich liet aanzien – de Mercedes-Benz dealer Gomes Noord-Holland B.V. te Alkmaar en heeft daarvoor op 13 september 2023 een bedrag van € 53.000,- betaald op het opgegeven rekeningnummer van de verkoper bij Bunq.
2.3.
Na contact van Conrady met de dealer op 14 september 2023 is gebleken dat de identiteit van deze Mercedes-dealer is gestolen en het opgegeven rekeningnummer niet van hem was.
2.4.
Conrady heeft op 14 september 2023 aangifte gedaan (van oplichting) bij de Duitse politie en Bunq daarvan direct op de hoogte gesteld en de betreffende gegevens opgestuurd.
2.5.
Bunq heeft op 28 september 2023 aan Conrady gemaild kennis te hebben genomen van de aangifte, maatregelen te hebben getroffen zodat de betrokken rekeninghouder dergelijke acties niet meer kan herhalen, maar verder geen details te zullen verschaffen.
2.6.
Bij e-mail van 2 oktober 2023 heeft (de advocaat van) Conrady Bunq verzocht om naam en adresgegevens van de betrokken rekeninghouder.
2.7.
Uit een mededeling van de bank van Conrady van 16 oktober 2023 is gebleken dat de betaling niet meer kon worden teruggeboekt.
2.8.
Bij dagvaarding van 4 januari 2024 heeft Conrady Bunq in kort geding gedagvaard bij de voorzieningenrechter van deze rechtbank en veroordeling van Bunq gevorderd, onder verbeurte van dwangsommen, om binnen 24 uur na vonnisdatum aan Conrady mee te delen, kort gezegd:
- de naam en adresgegevens van de houder van de rekening met nummer
[rekeningnummer 1] ;
- als het bedrag van € 53.000,- niet meer op die rekening staat naar welke rekeningen en rekeninghouder(s) bedragen zijn overgemaakt en wanneer.
Volgens de dagvaarding is het genoemde rekeningnummer het nummer waarnaar Conrady het bedrag van € 53.000,- had overgemaakt. Ter zitting, die was bepaald op 15 januari 2024, is Bunq niet verschenen.
2.9.
Bij verstekvonnis van 16 januari 2024 zijn de vorderingen van Conrady toegewezen. Bunq is veroordeeld om de gegevens binnen één werkdag na de betekening van het vonnis aan Conrady te verschaffen en tot betaling van een dwangsom van € 2.500,- voor iedere dag dat zij niet zou voldoen aan de hoofdveroordeling, met een maximum van € 50.000,-.
Bunq is veroordeeld in de proceskosten, een bedrag van rond de € 2.000,-.
2.10.
Het verstekvonnis is op 17 januari 2024 aan Bunq betekend.
2.11.
Bij exploot van 20 februari 2024 heeft de deurwaarder op verzoek van Conrady aangezegd dat Bunq een bedrag van € 50.000,- aan dwangsommen heeft verbeurd en aan Bunq bevel gedaan om een bedrag van € 52.083,31 (de dwangsommen vermeerderd met (proces)kosten) aan Conrady te voldoen.
2.12.
Op 22 februari 2024 heeft (de advocaat van) Bunq aan (de advocaat van) Conrady meegedeeld dat het in het vonnis genoemde rekeningnummer niet bestaat, dat Bunq dus niet aan het vonnis kan voldoen, maar dat zij bereid is in overleg te treden en alsnog de gevraagde informatie te verstrekken.
2.13.
Eveneens op 22 februari 2024 heeft (de advocaat van) Conrady aan (de advocaat van) Bunq meegedeeld dat sprake was van een kennelijke verschrijving en dat het rekeningnummer [rekeningnummer 2] moest zijn, wat ook zou blijken uit de factuur en het betalingsbewijs die als producties aan de dagvaarding
(die ten grondslag lag aan het verstekvonnis) waren gehecht. Conrady handhaafde haar standpunt dat Bunq het maximum aan dwangsommen had verbeurd.
2.14.
Op 23 februari 2024 heeft Bunq de gevraagde gegevens aan Conrady verstrekt, onder de vermelding dat dit niet kan worden gezien als het naleven van een veroordeling. De rekeninghouder zou een zekere ‘ [naam 3] ’ uit Roemenië zijn.
Op 5 maart 2023 is het transactieverloop van de rekening van ‘ [naam 3] ’ aan Conrady verstrekt.
2.15.
Ter incassering van de dwangsommen heeft de deurwaarder ten laste van Bunq op 23 februari 2024 beslag gelegd. Dat beslag is op 27 februari 2024 opgeheven nadat Bunq € 52.083,31 op de derdengeldrekening van de deurwaarder had geparkeerd. Partijen hebben afgesproken de uitkomst van dit kort geding af te wachten, waarna de deurwaarder afhankelijk van het oordeel het bedrag (geheel of gedeeltelijk) aan Conrady zal uitkeren, dan wel aan Bunq zal retourneren.

3.Het geschil in conventie

3.1.
Bunq vordert, na wijziging van eis, samengevat:
- primair: opheffing van de in het vonnis van 16 januari 2024 opgelegde dwangsommen;
subsidiair: vermindering van die dwangsommen tot nihil althans tot een door de voorzieningenrechter te bepalen bedrag;
- Conrady te gelasten om te gehengen en gedogen dat de deurwaarder een bedrag van € 50.000,00, althans een ander bedrag, aan Bunq uitbetaalt;
- Conrady in de proceskosten te veroordelen.
3.2.
Conrady voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.

4.Het geschil in reconventie

4.1.
Conrady vordert, samengevat, met veroordeling van Bunq in de proceskosten, om Bunq te gelasten:
I. te gehengen en gedogen dat de deurwaarder het bedrag van € 52.083,31 aan Conrady uitbetaalt;
II. aan de advocaat van Conrady binnen drie dagen na de vonnisdatum of een andere termijn, het nummer van het identiteitsbewijs van ‘ [naam 3] ’ te verschaffen of ander afdoend bewijs van diens bestaan, onder verbeurte van een dwangsom.
4.2.
Bunq voert verweer.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.

5.De beoordeling in conventie

5.1.
Het spoedeisend belang van Bunq ligt besloten in de aard van de vorderingen en wordt door Conrady niet betwist.
5.2.
Bunq heeft erkend dat zij in de afhandeling van deze kwestie niet erg voortvarend heeft gehandeld. De vraag wat van haar als bancaire instelling verwacht had mogen worden en of haar handelwijze heeft geleid tot (extra) schade aan de kant van Conrady is – zoals Bunq terecht stelt – echter geen onderwerp van dit kort geding. Het gaat nu alleen om de vraag of Bunq op basis van het verstekvonnis dwangsommen verschuldigd is.
5.3.
Bunq stelt van niet en beroept zich in dit verband op artikel 611d lid 1 van het wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv.), dat als volgt luidt:
De rechter die een dwangsom heeft opgelegd, kan op vordering van de veroordeelde de dwangsom opheffen, de looptijd ervan opschorten gedurende de door hem te bepalen termijn of de dwangsom verminderen in geval van blijvende of tijdelijke, gehele of gedeeltelijke onmogelijkheid voor de veroordeelde om aan de hoofdveroordeling te voldoen.
5.4.
Tussen partijen is niet in geschil dat reeds in de inleidende dagvaarding die tot het verstekvonnis heeft geleid, een fout is geslopen in het rekeningnummer, namelijk in het controlecijfer van het IBAN nummer dat 43 had moeten zijn in plaats van 34. Evenmin is in geschil dat (de advocaat van) Conrady deze fout heeft gemaakt. Nu dit een niet bestaand rekeningnummer betrof kon Bunq aan de letterlijke tekst van de veroordelingen niet voldoen.
5.5.
Conrady heeft verwezen naar rechtspraak waarin is geoordeeld dat iemand zich alleen kan beroepen op de ‘onmogelijkheid’ om aan een vonnis te voldoen, als het onredelijk zou zijn om van de veroordeelde meer inspanning en zorgvuldigheid te vergen dan hij, met het oog op het voldoen aan de veroordeling, heeft betracht.
5.6.
Bunq heeft er terecht op gewezen dat deze rechtspraak niet zonder meer op dit geval van toepassing is, omdat het daarin steeds ging om een veroordeling die op zichzelf wel mogelijk was, maar waarbij in de uitvoering een onmogelijkheid is opgekomen. Dat is hier niet het geval.
5.7.
Conrady stelt dat het juiste rekeningnummer Bunq bekend kon zijn, omdat in eerdere correspondentie en in de producties bij de inleidende dagvaarding die tot het verstekvonnis heeft geleid, wel het correcte rekeningnummer stond. Daarnaast had Bunq veel eerder dan pas na de aanzegging van de dwangsommen contact met Conrady kunnen opnemen.
5.8.
Zoals gezegd had Bunq tijdiger actie kunnen ondernemen, maar dat betekent niet dat zij aan het vonnis kon voldoen. Bunq mocht ervan uitgaan dat het in het vonnis vermelde rekeningnummer het correcte nummer was waar de veroordeling op zag. Het voert te ver om van een veroordeelde te verwachten dat deze nader onderzoek gaat verrichten naar de achterliggende stukken – die bij de betekening van het vonnis niet zijn meebetekend – omdat een veroordeling niet lijkt te kunnen kloppen, in het geval de eisende partij een fout heeft gemaakt, die niet op voorhand kenbaar is. De gevolgen van een dergelijke fout kunnen niet voor rekening komen van de veroordeelde. Te minder nu het gaat om een bank met een tamelijk bureaucratische organisatie en verschillende afdelingen die mogelijk langs elkaar heen werken, zoals Bunq heeft uiteengezet. Verder heeft Conrady zelf geen relatie met de bank, moet de bank zorgvuldig omgaan met gegevens van haar rekeninghouders en is een IBAN nummer niet zomaar een getalletje dat voor alle rekeninghouders hetzelfde is, maar wordt dat separaat berekend aan de hand van een vast algoritme, zoals Bunq heeft toegelicht ter zitting. Bunq heeft terecht betoogd dat het niet op haar weg lag om het IBAN nummer op eigen houtje te wijzigen.
5.9.
Al met al wordt geconcludeerd dat Bunq niet kon voldoen aan het vonnis en dat geen sprake was van een ‘kennelijke verschrijving’, op grond waarvan Bunq de veroordeling anders moest interpreteren dan de letterlijke tekst aangaf. Zij heeft dus geen dwangsommen verbeurd. De dwangsommen als ‘prikkel tot nakoming’ zijn bij de onmogelijkheid om aan het vonnis te voldoen, niet aan de orde.
5.10.
Het voorgaande geldt ook voor de veroordeling waarbij Bunq Conrady inlichtingen zou moeten verstrekken over het verloop op de rekening na de betaling van de € 53.000,00 aan Conrady. Ook bij de daarop gerichte vordering is immers het verkeerde rekeningnummer vermeld. Dat Bunq na contact met Conrady alsnog de gevraagde gegevens met betrekking tot het juiste bankrekeningnummer aan Conrady heeft verstrekt kan, zoals Bunq ook heeft betoogd, niet worden opgevat als het alsnog voldoen aan de veroordeling.
5.11.
Op grond van het voorgaande zal de voorzieningenrechter de dwangsommen opheffen. Verder zal Conrady moeten gehengen en gedogen dat de deurwaarder, na aftrek op diens derdenrekening gestalde bedrag van de aan Conrady verschuldigde proceskosten, die aan Conrady moeten worden betaald, een bedrag van € 50.000,00 aan Bunq zal retourneren. De vorderingen van Bunq zullen in zoverre worden toegewezen.
5.12.
Als de in het ongelijk gestelde partij wordt Conrady veroordeeld in de proceskosten voortvloeiend uit dit kort geding.

6.De beoordeling in reconventie

6.1.
Uit het overwogene in conventie vloeit voort dat de vordering onder I wordt afgewezen.
6.2.
Conrady heeft onder II aanvullende gegevens gevorderd met betrekking tot de rekeninghouder aan wie hij ten onrechte € 53.000,00 heeft betaald, zodat hij deze in rechte kan aanspreken. Conrady heeft het vermoeden dat meneer ‘ [naam 3] ’ uit Roemenië niet bestaat, aangezien ‘ [naam 3] ’ in het Roemeens ‘klootzak’ of ‘schoft’ betekent. Conrady acht het daarom onwaarschijnlijk dat dit een reële achternaam is. Volgens Bunq is echter sprake van een niet ongebruikelijke achternaam, bijvoorbeeld in Moldavië.
6.3.
Wat daarvan ook zij, Conrady stelt aanvullende gegevens nodig te hebben over ‘ [naam 3] ’, omdat hij degene die hem heeft opgelicht wil dagvaarden – op zijn adres in Frankrijk – en niet het risico wil lopen kosten te maken die nergens toe leiden omdat ‘ [naam 3] ’ een gefingeerde naam is. Conrady heeft gegevens opgevraagd in Roemenië, waar ‘ [naam 3] ’ vandaan zou komen, maar die hebben nergens toe geleid.
6.4.
Conrady heeft tegen genoemde achtergrond een voldoende (spoedeisend) en gerechtvaardigd belang om over het, concreet genoemde, nummer van het identiteitsbewijs van ‘ [naam 3] ’ te kunnen beschikken. Nu sterke aanwijzingen bestaan dat ‘ [naam 3] ’ onrechtmatig jegens Conrady heeft gehandeld en er geen andere, minder bezwaarlijke, mogelijkheden voorhanden zijn om hem te traceren, kan van Bunq worden verlangd dat zij dit nummer verstrekt. Dat vloeit voort uit haar maatschappelijke zorgplicht en weegt op tegen mogelijk in het geding zijnde privacybelangen van derden.
6.5.
Bunq heeft echter terecht aangevoerd dat de vordering tot het verstrekken van ‘ander afdoend bewijs van het bestaan’ van ‘ [naam 3] ’ te ver voert. Bunq heeft ter zitting geschetst hoe zij via een zogenoemde ‘verificatietool’, waarbij een klant een foto van zijn identiteitsbewijs, een selfie en een verificatievideo moet maken en uploaden, de identiteit van een rekeninghouder checkt. Voorshands wordt ervan uitgegaan dat Bunq aldus bij de identificatie van rekeninghouders de vereiste zorgvuldigheid in acht neemt. Conrady heeft dat op zichzelf ook niet (verder) betwist. Bovendien is ‘ander afdoend bewijs’ te ruim geformuleerd om te kunnen worden toegewezen.
6.6.
Voor het opleggen van een (nieuwe) dwangsom is onvoldoende aanleiding, aangezien Bunq uitdrukkelijk heeft meegedeeld aan een eventuele veroordeling tot het verstrekken van het nummer van het identiteitsbewijs te zullen voldoen.
6.7.
Als de deels in het ongelijk gestelde partij wordt Bunq veroordeeld in de proceskosten in reconventie. Deze kosten worden tot heden begroot op
€ 554,00 aan salaris advocaat.

7.De beslissing

De voorzieningenrechter
In conventie:
7.1.
heft op de in het vonnis van 16 januari 2024 opgelegde dwangsommen,
7.2.
veroordeelt Conrady om te gehengen en gedogen dat de deurwaarder een bedrag van € 50.000,00 (terug)betaalt aan Bunq,
7.3.
veroordeelt Conrady in de proceskosten, tot heden aan de kant van Bunq begroot op:
– € 112,37 aan explootkosten,
– € 688,00 aan griffierecht,
– € 1.107,00 aan salaris advocaat,
In reconventie:
7.4.
veroordeelt Bunq om binnen drie dagen na heden aan Conrady ter beschikking te stellen het nummer van het identiteitsbewijs van ‘de heer [naam 3] ’,
7.5.
veroordeelt Bunq in de kosten van dit geding, tot heden aan de zijde van Conrady begroot op € 554,00 aan salaris advocaat.
In conventie en in reconventie :
7.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
7.7.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.M. de Vries, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M. Balk, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 29 maart 2024. [1]

Voetnoten

1.type: MB