Op 29 maart 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die op 7 december 2023 te Amsterdam betrokken was bij een poging tot diefstal. De rechtbank heeft het primair ten laste gelegde feit, namelijk de poging tot diefstal met geweld, niet bewezen verklaard. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om vast te stellen dat de verdachte en zijn medeverdachte van plan waren om de bewoner van de woning te overvallen. De rechtbank concludeerde dat de aangetroffen spullen bij de verdachte en medeverdachte niet zonder meer konden worden gekoppeld aan een overval.
Echter, de rechtbank heeft het subsidiair ten laste gelegde feit, de poging tot diefstal met een valse sleutel, wel bewezen verklaard. De verdachte en zijn medeverdachte waren op het moment van de melding bij de woning aanwezig en de deur werd met een valse sleutel geopend. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachte. De rechtbank verwierp het verweer van de verdediging dat er sprake was van vrijwillige terugtred, omdat de verdachte en medeverdachte wegliepen na het aangaan van het portieklicht, wat een uitwendige prikkel was.
De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden, met aftrek van voorarrest. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de ernst van het feit en de impact op de slachtoffers. De verdachte had geen eerdere veroordelingen in Nederland, wat in zijn voordeel werd meegewogen. De rechtbank baseerde de straf op de artikelen 45 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.