ECLI:NL:RBAMS:2024:1807

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 maart 2024
Publicatiedatum
28 maart 2024
Zaaknummer
13.335.749-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel in strafzaak

Op 19 maart 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door het Amtsgericht Geldern in Duitsland. De zaak betreft de overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in 2003, die momenteel gedetineerd is. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en bevestigd dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft. De behandeling van het EAB vond plaats op 5 maart 2024, waarbij de officier van justitie, mr. S.J. Wirken, aanwezig was en de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. C.J.J. Visser.

De rechtbank heeft de termijn voor de uitspraak op basis van de Overleveringswet (OLW) met 30 dagen verlengd. De rechtbank heeft het EAB beoordeeld en vastgesteld dat het voldoet aan de vereisten van de OLW. De verdediging voerde aan dat het EAB niet genoegzaam was, met name met betrekking tot de beschuldiging van deelneming aan een criminele organisatie. De rechtbank oordeelde echter dat het EAB voldoende informatie bevatte over de strafbare feiten en dat de overlevering niet geweigerd kon worden.

De rechtbank concludeerde dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan feiten die onder de lijst van bijlage 1 bij de OLW vallen, waaronder deelneming aan een criminele organisatie, georganiseerde of gewapende diefstal, en opzettelijke brandstichting. De rechtbank stelde vast dat er geen weigeringsgronden waren voor de overlevering en dat de opgeëiste persoon in Nederland kan worden gerehabiliteerd. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan, onder de voorwaarde dat de opgeëiste persoon na veroordeling in Duitsland zijn straf in Nederland kan ondergaan. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13.335.749-23
Datum uitspraak: 19 maart 2024
UITSPRAAK
op de vordering van 10 januari 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 15 november 2023 door het
Amtsgericht Geldernin Duitsland (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedag] 2003,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres],
thans gedetineerd in het [detentieadres],
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 5 maart 2024, in aanwezigheid van mr. S.J. Wirken, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsman, mr. C.J.J. Visser, advocaat in Amsterdam.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een
Untersuchungshaftbefehldat is uitgevaardigd door het
Amtsgericht
Geldernop 23 oktober 2023 met zaaknummer 5 Gs 27 / 23.
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Duits recht strafbare feiten. Deze feiten zijn omschreven in het EAB. [3]

4.Genoegzaamheid

De raadsman heeft aangevoerd dat het EAB niet genoegzaam is. Het is onbegrijpelijk dat het lijstfeit ‘deelneming aan een criminele organisatie’ is aangekruist, gelet op de feitomschrijving. Uit de gedragingen blijkt niet dat er van een criminele organisatie sprake is en ook uit de Duitse wetsartikelen die zijn genoemd, blijkt dat niet. Daarom moet de overlevering worden geweigerd. Indien de rechtbank hier niet toe overgaat, wordt verzocht om het lijstfeit ‘deelneming aan een criminele organisatie’ te schrappen.
De officier van justitie heeft tot verwerping van het verweer geconcludeerd.
De rechtbank overweegt dat het EAB gegevens moet bevatten op basis waarvan het voor de opgeëiste persoon duidelijk is waarvoor zijn overlevering wordt verzocht. Verder moet het voor de rechtbank duidelijk zijn of het verzoek voldoet aan de in de OLW genoemde vereisten. Zo moet het EAB een beschrijving bevatten van de omstandigheden waaronder de strafbare feiten zijn gepleegd, met vermelding van, in ieder geval, het tijdstip, de plaats en de mate van betrokkenheid van de opgeëiste persoon bij de strafbare feiten. Die beschrijving moet ook de naleving van het specialiteitsbeginsel kunnen waarborgen.
Naar het oordeel van de rechtbank is aan voornoemde vereisten voldaan en is het EAB genoegzaam. In het EAB is onder rubriek e) immers meegedeeld dat de opgeëiste persoon “
(…) op basis van een gezamenlijk plan en in samenwerking met nog niet bij naam bekende personen (…)” heeft gehandeld. Tevens hebben de opgeëiste persoon en de medeverdachten ingevolge “
een gezamenlijk plan van aanpak en met een taakverdeling” gehandeld.
Het verweer slaagt daarom niet. Het subsidiaire verzoek dat inhoudt dat - naar de rechtbank begrijpt - de overlevering moet worden geweigerd voor zover deze ziet op deelneming aan een criminele organisatie, wordt eveneens verworpen.

5.Strafbaarheid

Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst de strafbare feiten aan als zogenoemde lijstfeiten, die in Nederland in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staan vermeld. De feiten vallen op deze lijst onder de nummers 1, 18 en 28, te weten:
- deelneming aan een criminele organisatie
- georganiseerde of gewapende diefstal
- opzettelijke brandstichting
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van Duitsland een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

6.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. De rechtbank stelt vast dat hij daarnaast zodanige banden heeft met Nederland, dat de tenuitvoerlegging van een eventueel na overlevering opgelegde straf, uit het oogpunt van sociale re-integratie beter in Nederland kan plaatsvinden dan in de uitvaardigende lidstaat. Zijn overlevering kan daarom worden toegestaan, wanneer is gewaarborgd dat de opgeëiste persoon, in geval van veroordeling in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf na overlevering, deze straf in Nederland mag ondergaan.
Der Leitende Oberstaatsanwalt Kleveheeft op 25 januari 2024 de volgende garantie gegeven:
(…) er wordt verzekerd dat de vervolgde persoon, [opgeëiste persoon], in geval van een rechtsgeldige veroordeling in de Bondsrepubliek Duitsland in aansluiting aan de Kaderbesluit 2008/909/JBZ van de Raad van 27 november 2008 voor de verdere tenuitvoerlegging van de straf naar de Nederlanden terug zal worden gebracht.
Naar het oordeel van de rechtbank is deze garantie voldoende.

7.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

8.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5, 6 en 7 OLW.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan het
Amtsgericht Geldernin Duitsland voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. Ch.A. van Dijk, voorzitter,
mrs. A.S. Dogan en E. Biçer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Y.M.E. Jurgens, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 19 maart 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.