Op 19 maart 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door het Amtsgericht Geldern in Duitsland. De zaak betreft de overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in 2003, die momenteel gedetineerd is. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en bevestigd dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft. De behandeling van het EAB vond plaats op 5 maart 2024, waarbij de officier van justitie, mr. S.J. Wirken, aanwezig was en de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. C.J.J. Visser.
De rechtbank heeft de termijn voor de uitspraak op basis van de Overleveringswet (OLW) met 30 dagen verlengd. De rechtbank heeft het EAB beoordeeld en vastgesteld dat het voldoet aan de vereisten van de OLW. De verdediging voerde aan dat het EAB niet genoegzaam was, met name met betrekking tot de beschuldiging van deelneming aan een criminele organisatie. De rechtbank oordeelde echter dat het EAB voldoende informatie bevatte over de strafbare feiten en dat de overlevering niet geweigerd kon worden.
De rechtbank concludeerde dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan feiten die onder de lijst van bijlage 1 bij de OLW vallen, waaronder deelneming aan een criminele organisatie, georganiseerde of gewapende diefstal, en opzettelijke brandstichting. De rechtbank stelde vast dat er geen weigeringsgronden waren voor de overlevering en dat de opgeëiste persoon in Nederland kan worden gerehabiliteerd. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan, onder de voorwaarde dat de opgeëiste persoon na veroordeling in Duitsland zijn straf in Nederland kan ondergaan. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.