ECLI:NL:RBAMS:2024:1758

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 maart 2024
Publicatiedatum
28 maart 2024
Zaaknummer
736956 / HA ZA 23-673
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot afleggen van rekening en verantwoording door executeur in erfrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 27 maart 2024 uitspraak gedaan in een erfrechtelijke procedure tussen [eiser] en [gedaagde 1], die als executeur van de nalatenschap van [erflater] optreedt. [eiser] heeft vorderingen ingesteld tegen [gedaagde 1] om de goederen van de nalatenschap af te dragen aan de erfgenamen en om rekening en verantwoording af te leggen over de afwikkeling van de nalatenschap. De rechtbank heeft vastgesteld dat [gedaagde 1] haar taak als executeur per 20 januari 2022 heeft beëindigd, maar dat zij tot nu toe geen inzicht heeft gegeven in de nalatenschap en de afwikkeling daarvan. De rechtbank heeft [gedaagde 1] veroordeeld om binnen acht weken na betekening van het vonnis rekening en verantwoording af te leggen. Tevens is bepaald dat [gedaagde 1] dwangsommen verbeurt als zij hier niet aan voldoet, met een maximum van € 50.000,-. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De uitspraak is openbaar gemaakt en is een belangrijke stap in de afwikkeling van de nalatenschap.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Civiel recht
Zaaknummer: C/13/736956 / HA ZA 23-673
Vonnis van 27 maart 2024
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. M.K. Groothoff-de Bruin te Leusden,
tegen
1. [gedaagde 1] in de hoedanigheid van executeur en afwikkelingsbewindvoerder van de nalatenschap van [erflater],
wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. P.A.J. Raaijmaakers te Amsterdam,
hierna te noemen: [gedaagde 1] .
en

2 [gedaagde 2] ,

wonende te [woonplaats 2] ,

3. [gedaagde 3] ,

wonende te [woonplaats 1] ,
4. [gedaagde 4],
wonende te [woonplaats 3] ,
advocaat: mr. J.W. Damstra te Apeldoorn,
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen [gedaagden] en afzonderlijk: [gedaagde 2] , [gedaagde 3] en [gedaagde 4] .

1.De procedure

1.1.
Het dossier van de rechtbank bestaat uit de volgende stukken:
- de dagvaarding van 7 juli 2023, met producties 1 tot en met 8,
- de conclusie van antwoord van [gedaagde 1] ,
- de conclusie van antwoord van [gedaagden] ,
- het tussenvonnis van 8 november 2023 waarbij de mondelinge behandeling is bepaald,
- producties 9 en 10 van [eiser] , die bij de mondelinge behandeling in het geding zijn gebracht,
- de zittingsaantekeningen van de mondelinge behandeling van 13 februari 2024, en de pleitnotities van de advocaten van partijen.
1.2.
De rechtbank heeft bepaald dat zij vandaag het vonnis wijst.
2. De feiten
2.1.
[erflater] is overleden op 20 januari 2017 (hierna:
erflater).
2.2.
Hij heeft op 13 januari 2017 een testament opgemaakt. Daarin heeft hij [eiser] en [gedaagden] benoemd tot erfgenamen en enkele legaten opgenomen ten behoeve van [gedaagde 2] , [gedaagde 4] en [naam] . Verder heeft hij in zijn testament [gedaagde 1] aangewezen als executeur en afwikkelingsbewindvoerder. De taak van de executeur/afwikkelingsbewindvoerder is onder meer om een boedelbeschrijving op te maken, de nalatenschap te beheren en de schulden te voldoen. De executeur/afwikkelingsbewindvoerder is blijkens het testament bevoegd de nalatenschap te verdelen. Bij het einde van haar beheer is zij verplicht rekening en verantwoording af te leggen aan de erfgenamen. De taak van de executeur/ afwikkelingsbewindvoerder eindigt op grond van het testament onder andere als vijf jaar zijn verstreken na het overlijden van de erflater.
2.3.
[eiser] en [gedaagden] hebben de nalatenschap zuiver aanvaard.
2.4.
[eiser] heeft op 20 september 2017 aan de kantonrechter verzocht om het ontslag van [gedaagde 1] als executeur. Het verzoek is door de kantonrechter bij beschikking van 20 maart 2018 afgewezen.
2.5.
Op 25 april 2023 heeft [eiser] aan [gedaagde 1] verzocht om de nalatenschap aan de erfgenamen over te dragen en rekening en verantwoording af te leggen. Op 12 mei 2023 heeft zij een herinnering gestuurd. [gedaagde 1] heeft niet gereageerd.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert dat de rechtbank [gedaagde 1] veroordeelt om:
de goederen van de nalatenschap ter beschikking te stellen aan de erfgenamen,
tegenover de erfgenamen rekening en verantwoording af te leggen over de nalatenschap,
aan de erfgenamen te geven:
a. Een boedelbeschrijving met onderliggende stukken ter verificatie van de boedelbeschrijving,
b. Een toelichting over de stand van de afwikkeling,
c. De aangifte erfbelasting,
d. De aangifte inkomstenbelasting 2016 en 2017,
e. Een overzicht van mutaties in het vermogen van erflater, dus uitgaven en inkomsten, van het moment van overlijden van erflater tot het moment van het geven van het overzicht,
f. De onderliggende stukken van het overzicht van de mutaties, waaronder nota’s, bankafschriften en relevante correspondentie.
4. de goederen die zij in het kader van het bewind beheert af te dragen aan de erfgenamen,
5. dwangsommen te betalen als zij niet voldoet aan het vonnis,
6. de proceskosten en rente te betalen.
[eiser] vordert ten slotte dat de rechtbank bepaalt dat het vonnis ook moet worden uitgevoerd als hoger beroep wordt ingesteld (uitvoerbaar bij voorraad).
3.2.
[eiser] stelt dat de taak van [gedaagde 1] als executeur/afwikkelingsbewindvoerder is geëindigd per 20 januari 2022 omdat toen vijf jaren waren verstreken sinds het overlijden van erflater. [gedaagde 1] moet daarom de goederen van de nalatenschap overdragen en rekening en verantwoording afleggen aan de erfgenamen. [eiser] heeft [gedaagde 1] daarom verzocht, maar [gedaagde 1] heeft geweigerd hieraan mee te werken. Zij moet dat alsnog doen. De verhoudingen tussen [gedaagde 1] en erfgenamen zijn zeer slecht en [eiser] verwacht niet dat [gedaagde 1] het vonnis zal uitvoeren, zonder oplegging van dwangsommen.
3.3.
[gedaagde 1] is bereid rekening en verantwoording af te leggen. Zij voert wel verweer tegen de andere vorderingen. [gedaagde 1] concludeert dat die vorderingen moeten worden afgewezen met veroordeling van [eiser] in de kosten van de procedure.
3.4.
[gedaagden] staan achter de vorderingen van [eiser] en concluderen dat de vorderingen moeten worden toegewezen.

4.De beoordeling

4.1.
Partijen zijn het erover eens dat de taak van [gedaagde 1] als executeur/ afwikkelingsbewindvoerder is geëindigd per 20 januari 2022. In beginsel dient [gedaagde 1] dus rekening en verantwoording af te leggen en de goederen van de nalatenschap aan de erfgenamen ter beschikking te stellen.
Goederen van de nalatenschap
4.2.
[gedaagde 1] voert echter aan dat zij geen goederen in haar bezit heeft behalve een deel van de administratie van erflater. Overige goederen van de nalatenschap, zoals inboedel en sieraden, zijn volgens haar al verdeeld. Zo is de chalupa (een vakantiehuis in Tsjechië) verkocht en de inboedel die in het vakantiehuis aanwezig was, opgeslagen in de boerderij in Tsjechië. De boerderij is gelegateerd aan [gedaagde 2] en zij heeft daar toegang toe, aldus [gedaagde 1] .
4.3.
Uit wat door partijen naar voren is gebracht, blijkt vrijwel niets over de omvang en samenstelling van de nalatenschap. Evenmin is inzicht verkregen in welke goederen van de nalatenschap door [gedaagde 1] al aan erfgenamen of andere rechthebbenden ter beschikking zijn gesteld, welke goederen niet, waar die goederen zich bevinden en wat er aan het ter beschikking stellen daarvan aan de erfgenamen of andere rechthebbenden in de weg stond of staat. Onder die omstandigheden is de vordering van [eiser] met betrekking tot het ter beschikking stellen of afdragen van de goederen van de nalatenschap aan haar (zie 3.1. sub 1 en 4) te ongericht en onbepaald. Verder is niet zonder meer duidelijk waarom (niet nader omschreven of geduide goederen) op vordering van [eiser] uitsluitend aan haar zouden moeten worden afgegeven en niet ook aan [gedaagden] die eveneens erfgenamen zijn. Die vorderingen zijn daarom niet toewijsbaar.
Rekening en verantwoording
4.4.
Partijen zijn tijdens de mondelinge behandeling overeengekomen dat [gedaagde 1] binnen acht weken na betekening van dit vonnis rekening en verantwoording zal afleggen. In zoverre zal de rechtbank de vordering genoemd in 3.1. sub 2 toewijzen. Het is aan [gedaagde 1] om invulling te geven aan de rekening en verantwoording. Daarbij geldt dat zij inzicht moet geven in de omvang en samenstelling van de nalatenschap en alle handelingen die zij in het kader van haar taken als executeur/afwikkelingsbewindvoerder heeft verricht, zodat aan de hand daarvan kan worden vastgesteld wat de stand van de afwikkeling van de nalatenschap is. Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank voorzien in hetgeen in 3.1. sub 3 is gevorderd zodat toewijzing van de afzonderlijke onderdelen daarvan achterwege zal worden gelaten.
4.5.
De rechtbank zal daarbij bepalen dat [gedaagde 1] dwangsommen verbeurt als ze na acht weken nog geen rekening en verantwoording heeft afgelegd. [gedaagde 1] heeft namelijk tot nu toe geweigerd om aan de erflaters inzage te geven in het beheer van de nalatenschap. Bovendien is er meer dan zeven jaar verstreken sinds het overlijden van erflater. [eiser] en [gedaagden] hebben er belang bij dat zij de nalatenschap zo snel mogelijk verder kunnen afwikkelen.
4.6.
[gedaagde 1] verzoekt de hoogte van de dwangsommen te beperken op grond van haar financiële omstandigheden. Daarover heeft zij echter niets naar voren gebracht. De rechtbank geeft hier desondanks in zoverre gehoor aan dat de hoogte van de dwangsom wordt bepaald op € 250,- per dag. De waarde of het saldo van de nalatenschap is niet bekend. Het is daarom niet duidelijk hoe die waarde of dat saldo zich verhouden tot het gevorderde maximum van de dwangsommen. De dwangsommen moeten desondanks voldoende prikkel voor [gedaagde 1] zijn om het vonnis uit te voeren. Het maximum van de te verbeuren dwangsommen wordt conform de vordering bepaald op € 50.000,-.
De proceskosten
4.7.
Omdat beide partijen gedeeltelijk ongelijk krijgen, zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt [gedaagde 1] om binnen acht weken na betekening van dit vonnis rekening en verantwoording af te leggen over de nalatenschap op de manier zoals in 4.4 is overwogen,
5.2.
bepaalt dat [gedaagde 1] , als zij hiermee geheel of gedeeltelijk in gebreke blijft nadat acht weken na betekening van dit vonnis zijn verstreken, een dwangsom verbeurt van € 250,- per dag tot een maximum van € 50.000,-,
5.3.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, zodat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.C. van Harmelen, rechter, bijgestaan door mr. D.K.W. Collins, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 27 maart 2024.