4.3.Het oordeel van de rechtbank
Inleiding
Naar aanleiding van aangiftes van oplichting is onderzoek Crawley gestart. Dit onderzoek is gericht tegen een groep personen – bestaande uit zogenoemde ‘travellers’ – die zich bezighoudt met het plegen van strafbare feiten. Verdachte en haar echtgenoot (medeverdachte [medeverdachte]) worden beschuldigd van het ter beschikking stellen van hun gezamenlijke bankrekening voor de oplichtingspraktijken van voornoemde travellers.
Vaststaat dat in de tenlastegelegde periode op de gezamenlijke bankrekening van verdachte en haar echtgenoot in totaal € 75.500,- is gestort door het echtpaar [echtpaar]. Verdachte en zijn echtgenote hebben dit geld vervolgens in verschillende opnames gepind en - in opdracht van een man genaamd [naam] of [naam] – afgegeven aan Engelssprekende mannen (de travellers).
De vraag die beantwoord moet worden is of een bewezenverklaring kan volgen van het tenlastegelegde witwassen.
Uit misdrijf afkomstig
Op 28 april 2017 heeft het echtpaar [echtpaar] aangifte gedaan van oplichting/fraude. [echtpaar] heeft verklaard dat zij zijn opgelicht door Engelssprekende ‘klusjesmannen’, waaronder een man genaamd ‘[naam]’. Het echtpaar is door deze mannen bewogen tot het doen van betalingen in verband met werkzaamheden aan het dak van hun woning. Die werkzaamheden zijn niet verricht. Zij hebben in dit verband op 24 en 25 april 2017 vanaf de bankrekening van Klasens meermaals geld overgemaakt, in totaal € 75.500,-, naar de (gezamenlijke) bankrekening van verdachte en zijn echtgenote. Gezien het voorgaande kan worden vastgesteld dat het op die rekening gestorte geldbedrag van in totaal € 75.500,- uit misdrijf afkomstig is.
Wetenschap
Verdachte en haar echtgenoot hebben verklaard dat de echtgenoot van verdachte in maart 2017 in de Albert Heijn is aangesproken door een Engelssprekende en voor hen onbekende man genaamd ‘[naam]’ of ‘[naam]’ (hierna: [naam]). [naam] vertelde dat hij een bedrijf had en dat hij niet beschikte over een Nederlandse bankrekening. [naam] vroeg of hij ten behoeve van zijn bedrijf geld op de bankrekening van verdachte en haar echtgenoot mocht laten storten, zodat zij dit geld vervolgens voor hem konden opnemen en afgeven aan [naam]’s collega(‘s). Verdachte en haar echtgenoot hebben uit behulpzaamheid ingestemd met dit verzoek en daartoe hun bankrekeningnummer gegeven. De geldbedragen die vervolgens op de rekening zijn gestort heeft verdachte samen met haar echtgenoot gepind en afgedragen aan Engelssprekende mannen die telkens - in verschillende samenstellingen - het geld kwamen ophalen.
De rechtbank stelt in dit verband voorop dat het zonder goede reden en zonder enige vastlegging van afspraken hierover ter beschikking stellen van je bankrekening aan een nagenoeg onbekende ander, waarbij sprake is van (aanzienlijke) stortingen van onbekende derden, het gevaar oplevert dat de rekening wordt misbruikt voor criminele doeleinden. Ook in 2017 werd al voor dit gevaar gewaarschuwd door onder meer de Nederlandse overheid en banken.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte en haar echtgenoot, toen zij het ongebruikelijke verzoek kregen van een voor hen tot dan toe volstrekt onbekende man – wiens volledige personalia en contactgegevens zij niet kennen – om gebruik te mogen maken van hun persoonlijke bankrekening en daarmee instemden zonder enig onderzoek te doen, redelijkerwijs hadden kunnen vermoeden dat zij daarmee hun bankrekening beschikbaar stelden voor criminele transacties en dat de op de rekening gestorte geldbedragen uit misdrijf afkomstig waren. Dat verdachte dit ook daadwerkelijk vermoedde ten aanzien van de tenlastegelegde stortingen van 24 en 25 april 2017 van in totaal € 75.000,- volgt ook uit de verklaring van haar echtgenoot van 8 mei 2017. Hij vond de wijze waarop er vier mannen op 25 april 2017 bij hem aan de deur kwamen immers een beetje raar en achteraf best wel bedreigend. Toen zij diezelfde dag terugkwamen voor een nieuwe transactie, heeft medeverdachte hen naar eigen zeggen gezegd dat hij niet meer wilde meewerken en dat hij [naam] wilde spreken. Toen [naam] hem die dag belde, zou hij hem hebben gezegd dat zij niet meer wilden meewerken, omdat zij niet in de problemen wilden komen met de bank of de Belastingdienst. Medeverdachte verklaart ook dat toen ze op 25 april 2017 die hoge bedragen zagen, dat zij toen geen goed gevoel van dit alles kregen en dat ze toen zoiets hadden van dit is niet helemaal in de haak. Toen de bedragen groter werden, vonden wij dit niet meer echt normaal en kregen wij er een ‘unheimlich gefuhl’ bij, aldus medeverdachte. Gelet hierop is het vermoeden van verdachte en haar echtgenoot in ieder geval ontstaan op het moment dat de tenlastegelegde stortingen van 24 en 25 april 2017 van in totaal € 75.000,- bij hen bekend zijn geworden.
Witwasgedragingen
De rechtbank stelt vast dat verdachte en haar echtgenoot kort na de bijschrijvingen van in totaal € 75.500,- op hun bankrekening op 25 april 2017, op verschillende momenten in de tenlastegelegde periode (te weten op 25, 26 en 28 april 2017 en op 2 mei 2017) – in opdracht van voornoemde [naam] – telkens het geld van de rekening hebben gehaald via een pintransactie en vervolgens de contanten hebben afgegeven aan Engelssprekende onbekende mannen (de travellers). Deze gang van zaken was erop gericht – en daartoe ook geschikt – het mogelijk te maken dat de oplichters van het echtpaar [echtpaar] contante, niet naar genoemde aangevers herleidbare geldbedragen in handen konden krijgen, waarmee tevens uit beeld zou blijven wie uiteindelijk over de door [echtpaar] overgemaakte geldbedragen zou komen te beschikken. Op grond hiervan acht de rechtbank bewezen dat verdachte de betreffende € 75.500,- heeft voorhanden gehad, omgezet en overgedragen, alsmede van dit geldbedrag de werkelijke aard en vervreemding heeft verborgen en/of verhuld en heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende was. Het verwerven kan niet worden bewezen, omdat eerst met de ontvangst van de geldbedragen door verdachte de voorafgaande oplichting is voltooid.
Medeplegen
Uit het hiervoor beschrevene blijkt voldoende van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking tussen zowel verdachte en haar echtgenoot als tussen hen en de personen ten behoeve van wie zij hun rekening ter beschikking hebben gesteld en aan wie zij het geld hebben afgedragen.