ECLI:NL:RBAMS:2024:166

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 januari 2024
Publicatiedatum
15 januari 2024
Zaaknummer
13.288363-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van overlevering op basis van schending van verdedigingsrechten in het kader van een Europees aanhoudingsbevel

Op 4 januari 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de weigering van overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De zaak betreft een vordering van de officier van justitie tot behandeling van het EAB, dat was uitgevaardigd door de Regionale Rechtbank in Rzeszów, Polen, op 24 november 2017. De opgeëiste persoon, geboren in 1984 in Polen, was in Nederland verblijvend en had niet deelgenomen aan de rechtszittingen in Polen die leidden tot de opgelegde vrijheidsstraf van 4 jaar en 6 maanden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon niet op de hoogte was van de procedure en dat zijn verdediging niet adequaat was gewaarborgd, aangezien er geen bewijs was dat zijn advocaat gemachtigd was om hem te verdedigen.

De rechtbank heeft de argumenten van de verdediging en de officier van justitie zorgvuldig afgewogen. De verdediging stelde dat de overlevering geweigerd moest worden omdat de opgeëiste persoon niet aanwezig was bij de rechtszittingen en niet op de hoogte was gesteld van de procedure. De officier van justitie was van mening dat de overlevering geweigerd moest worden omdat de verdediging niet adequaat was geweest. De rechtbank concludeerde dat de weigeringsgrond van artikel 12 van de Overleveringswet van toepassing was, omdat de opgeëiste persoon niet in persoon was verschenen bij het proces dat leidde tot het verzamelarrest, en dat er geen garanties waren dat zijn verdedigingsrechten niet waren geschonden.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de overlevering geweigerd, met de overweging dat de procedure in Polen niet voldeed aan de vereisten van een eerlijk proces. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing, conform artikel 29, tweede lid, van de Overleveringswet.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13.288363-23 (EAB II)
Datum uitspraak: 4 januari 2024
UITSPRAAK
op de vordering van 2 november 2023 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 24 november 2017 door
the Regional Court in Rzeszów(hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren in [geboortedag] 1984 in [geboorteplaats] (Polen),
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres], [woonplaats],
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 21 december 2023, in aanwezigheid van mr. C.L.E. McGivern, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsman, mr. L. Tricoli, advocaat te Alphen aan den Rijn, en door een tolk in de Poolse taal.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een
cumulative judgment of the Regional Court in Rzeszówvan 27 maart 2017, met kenmerk II K 86/16 (het verzamelvonnis). Uit de aanvullende informatie van
15 november 2023 blijkt dat tegen het verzamelvonnis hoger beroep is ingesteld en dat op
13 juli 2017 een arrest is gewezen door
the Court of Appeal in Rzeszów(met kenmerk AKa 43/17) (hierna: het verzamelarrest).
Hieraan liggen de volgende vonnissen ten grondslag:
1.
Judgment of the District Court in Rzeszówvan 17 juli 2013, met kenmerk II K 303/13;
2.
Judgment of the District Court in Rzeszówvan 13 maart 2015, met kenmerk X K 1287/14;
3.
Judgment of the District Court in Rzeszówvan 29 juni 2015, met kenmerk X K 107/15;
4.
Judgment of the District Court in Rzeszówvan 16 december 2015, met kenmerk II K 464/15;
5.
Judgment of the District Court in Rzeszówvan 30 oktober 2015, met kenmerk II K 411/15;
6.
Judgment of the District Court in Rzeszówvan 18 april 2016, met kenmerk II K 47/15.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 4 jaar en 6 maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde verzamelarrest.
Dit arrest betreft de feiten zoals die zijn omschreven in het EAB. [2]
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
Het verzamelarrest
Inleiding
In onderdeel d) van het EAB is vermeld dat de opgeëiste persoon niet is verschenen bij het proces dat heeft geleid tot het verzamelvonnis, en dat een oproeping is verstuurd met de mededeling dat in zijn afwezigheid een beslissing genomen kan worden, maar dat hij deze niet in ontvangst heeft genomen. De advocaat heeft ter zitting daadwerkelijk de verdediging gevoerd en heeft ook hoger beroep ingesteld. Over het hoger beroep staat verder geen informatie in het EAB.
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft een aantal keren tussen 15 november en
7 december 2023 aanvullende informatie gestuurd, in reactie op vragen van het openbaar ministerie. In de aanvullende informatie van 15 november 2023 en het daarbij gevoegde d)-formulier is vermeld dat de opgeëiste persoon niet is verschenen bij de procedure die tot het verzamelarrest heeft geleiden en dat hij een advocaat had die daadwerkelijk de verdediging heeft gevoerd. Verder is vermeld dat de oproeping voor de zitting naar het door de opgeëiste persoon opgegeven adres is gestuurd, met de mededeling dat een beslissing genomen kan worden in zijn afwezigheid, maar dat de opgeëiste persoon de oproeping niet heeft opgehaald. Daarnaast is in de aanvullende informatie van 15 november 2023 vermeld dat er geen informatie is of de opgeëiste persoon aan de advocaat een machtiging heeft gegeven.
Standpunt verdediging
De verdediging is van mening dat de overlevering geweigerd dient te worden voor alle zaken die cumulatief in hoger beroep zijn behandeld, aangezien geen van de uitzonderingsgronden op de weigeringsgrond in artikel 12 OLW zich voordoen en de opgeëiste persoon niet aanwezig was bij het proces. De opgeëiste persoon zou namelijk in 2017, ten tijde van het hoger beroep van de verzamelprocedure, al in Nederland verblijven en niemand heeft hem op de hoogte gesteld van de procedure. Ook is in de aanvullende informatie van 15 november 2023 aangevinkt dat de opgeëiste persoon verdedigd werd door een gemachtigde advocaat die daadwerkelijk de verdediging had gevoerd, terwijl in hetzelfde antwoord wordt vermeld dat niet bekend is of de advocaat gemachtigd is omdat dit volgens Pools recht niet nodig is als de advocaat toegevoegd is. Uit de tegenstrijdigheid van deze informatie blijkt dat de advocaat niet gemachtigd was.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie neemt het standpunt in dat de overlevering geweigerd dient te worden omdat uit de aanvullende informatie niet blijkt dat de advocaat tijdens de gehele verzamelprocedure gemachtigd was om de verdediging te voeren. Ook is de verzamelprocedure
ex officiovan start gegaan, en dus niet op verzoek van de opgeëiste persoon. Niet voldaan is aan één van de in artikel 12, sub a tot en met d, OLW genoemde omstandigheden, en er doet zich ook geen omstandigheid voor om af te zien van weigering op grond van artikel 12 OLW.
Oordeel rechtbank
Uit de aanvullende informatie van 23 november 2023 blijkt dat een herziening van de in het verzamelvonnis opgelegde strafmaat mogelijk was in hoger beroep. Uit de hiervoor genoemde aanvullende informatie van 15 november 2023 leidt de rechtbank af dat in beroep een inhoudelijke beoordeling heeft plaatsgevonden nu de daarbij aanwezige advocaat daadwerkelijk de verdediging heeft gevoerd. Op basis hiervan stelt de rechtbank vast dat alleen de procedure in hoger beroep die heeft geleid tot het verzamelarrest getoetst dient te worden aan artikel 12 OLW.
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een arrest terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan en evenmin een garantie als bedoeld in artikel 12, sub d, OLW is verstrekt.
Gelet daarop kan de overlevering ex artikel 12 OLW worden geweigerd.
De rechtbank ziet geen aanleiding om af te zien van haar bevoegdheid om de overlevering te weigeren. Zij acht daarbij het volgende van belang.
De samenvoegingsprocedure is ambtshalve van start gegaan, en uit de aanvullende informatie van 16 november 2023 blijkt dat hierom geen adresinstructie aan de opgeëiste persoon is afgegeven. Ook blijkt uit de verstrekte informatie niet dat de advocaat gemachtigd was inzake de procedure in hoger beroep, en hebben de Poolse autoriteiten in de aanvullende informatie vermeld dat dit naar Pools recht niet nodig is bij een toegevoegde advocaat.
Gelet op deze omstandigheden leidt overlevering naar het oordeel van de rechtbank tot schending van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon, nu niet kan worden vastgesteld dat hij uit eigen beweging dan wel stilzwijgend afstand heeft gedaan van zijn recht om het hoger beroep van het proces bij te wonen dat tot het verzamelarrest heeft geleid dat aan het EAB ten grondslag ligt.
De rechtbank komt gelet op het voorgaande niet toe aan toetsing van de onderliggende vonnissen aan artikel 12 OLW.

4.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW van toepassing is. De rechtbank ziet geen aanleiding om af te zien van toepassing van die weigeringsgrond. Om die reden wordt de overlevering geweigerd.

5.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5, en 12 OLW.

6.Beslissing

WEIGERTde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Regional Court in Rzeszów(Polen) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. M.C.M. Hamer, voorzitter,
mrs. B. van Galen en H.P. Kijlstra, rechters,
in tegenwoordigheid van L.E. Poel, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 4 januari 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie onderdeel e) van het EAB.