In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank Amsterdam het beroep van eiseres, die stelt dat de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag van 29 januari 2021 om informatie over Covid op basis van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). Eiseres heeft herhaaldelijk beroep ingesteld tegen het uitblijven van besluitvorming, waarbij de rechtbank eerder heeft bepaald dat verweerder binnen veertien dagen een besluit moest nemen, met een dwangsom van € 1.000,- per dag bij overschrijding van de termijn, tot een maximum van € 50.000,-.
Op 16 januari 2024 heeft eiseres voor de vijfde keer beroep ingesteld, met het verzoek om uiterlijk 15 februari 2024 uitspraak te doen en een dwangsom van € 5.000,- per dag op te leggen voor nieuwe termijnoverschrijdingen. De rechtbank heeft voorgesteld de zaak mondeling te behandelen op 10 april 2024, maar eiseres heeft verzocht om het beroep zonder zitting af te doen. De rechtbank heeft dit verzoek ingewilligd en het voornemen om een zitting te beleggen laten varen.
De rechtbank oordeelt dat de uitblijvende besluitvorming van verweerder excessief is, gezien de lange termijn van meer dan drie jaar. De rechtbank gaat uit van de toezegging van verweerder om uiterlijk op 31 maart 2024 een besluit te nemen. Het beroep is gegrond verklaard en verweerder moet uiterlijk op deze datum een volledig besluit bekendmaken. De rechtbank legt een dwangsom op van € 1,- per dag voor de duur van één dag bij overschrijding van deze termijn. Eiseres heeft recht op vergoeding van griffierecht en proceskosten, die door verweerder moeten worden betaald. De rechtbank benadrukt dat, mocht verweerder niet tijdig beslissen, eiseres opnieuw beroep kan instellen.