ECLI:NL:RBAMS:2024:1544

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 maart 2024
Publicatiedatum
20 maart 2024
Zaaknummer
13-216592-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man tot tbs met dwangverpleging en gevangenisstraf voor bedreiging van ex-partner

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 6 maart 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 34-jarige man, die werd beschuldigd van het meermalen bedreigen van zijn ex-partner. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een tbs-maatregel met dwangverpleging en een gevangenisstraf van vier maanden. De bedreigingen waren ernstig en gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van de ex-partner, wat de rechtbank als een geweldsmisdrijf kwalificeerde. De verdachte had herhaaldelijk aangegeven over een wapen te beschikken, wat de reële mogelijkheid van uitvoering van zijn bedreigingen onderstreepte. De rechtbank oordeelde dat de bewezenverklaarde feiten niet alleen strafbaar waren, maar ook dat de verdachte een gevaar vormde voor de samenleving. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de psychische toestand van de verdachte, die door deskundigen als verminderd toerekeningsvatbaar werd beschouwd. De rechtbank heeft de tbs-maatregel ongemaximeerd opgelegd, gezien het risico op herhaling en de noodzaak voor langdurige behandeling. De uitspraak volgde op een zitting waar de verdachte zijn bedreigingen had bekend en de rechtbank de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze waren gepleegd in overweging nam.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/216592-23 (Promis)
Datum uitspraak: 6 maart 2024
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1989,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres], [woonplaats],
gedetineerd in [detentieadres].

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 21 februari 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. C.R. Zetsma, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. C. Crince Le Roy, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:

1.

hij, op of omstreeks 17 augustus 2023 te Amsterdam, in elk geval in Nederland [slachtoffer] schriftelijk heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer] via Whatsapp-berichten, althans via de telefoon, dreigend de woorden toe te voegen; "Laat mij maar gewoon met rust. Het is klaar oké. Is je eigen schuld want als het aan mij ligt verdien je een kogel zo erg heb jij mij er mee te pakken gehad", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;

2.

hij op een of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 28 augustus 2023 tot en met 3 oktober 2023 te Amsterdam, in elk geval in Nederland die [slachtoffer] meermaals, in elk geval eenmaal heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door op 28 augustus 2023 bij gelegenheid van het politieverhoor aan de verhorend politieambtenaren dreigend de woorden toe te voegen "als dit zo door gaat dan sta ik weer bij haar ([slachtoffer]) voor de deur met een vuurwapen.", en/of op 30 augustus 2023 bij gelegenheid van het verhoor aan de rechter-commissaris dreigend de woorden toe voegen “de kans is groot dat ik mijn ex- vriendin een kogel zal geven. Ik heb een wapen binnen handbereik, dit wapen heeft mijn ex- vriendin gezien”, althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking, waarna voornoemde bedreigingen, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking die [slachtoffer] op 3 oktober 2023 hebben bereikt.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten. Verdachte heeft bekend de bedreigingen te hebben geuit. Voor wat betreft het tweede feit heeft verdachte de bedreigingen geuit ten overstaan van de verhorende verbalisanten en de rechter-commissaris en zijn de uitlatingen vastgelegd in processen-verbaal.
4.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich voor wat betreft de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat kan worden bewezen dat verdachte de ten laste gelegde bedreigingen heeft geuit.
De rechtbank stelt vast dat sprake is van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering. De verdediging heeft geen vrijspraak bepleit. Op grond van artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering wordt daarom volstaan met een opgave van de gebruikte bewijsmiddelen, namelijk:
Feit 1 en feit 2:
1.
De bekennende verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 21 februari 2024.
Feit 1:
2.
Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL1300-2023192355-2 van 25 augustus 2023, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 1], doorgenummerde bladzijden 7 tot en met 10.
Feit 2:
3.
Een proces-verbaal van verhoor van verdachte met nummer PL1300-2023192355-13 van 28 augustus 2023, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar 2] en [opsporingsambtenaar 3], doorgenummerde bladzijden 48 tot en met 53.
4.
Een proces-verbaal van verhoor van verdachte toetsing rechtmatigheid inverzekeringstelling en vordering tot bewaring van 30 augustus 2023, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde personen [rechter-commissaris], rechter-commissaris, en [griffier], griffier.
5.
Een proces-verbaal van aanvullend verhoor aangever met nummer PL1300-2023192355-27 van 3 oktober 2023, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 2], ongenummerd.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
Feit 1:
op 17 augustus 2023 te Amsterdam [slachtoffer] schriftelijk heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [slachtoffer] via Whatsapp-berichten dreigend de woorden toe te voegen: "Laat mij maar gewoon met rust. Het is klaar oké. Is je eigen schuld want als het aan mij ligt verdien je een kogel zo erg heb jij mij er mee te pakken gehad".
Feit 2:
in de periode van 28 augustus 2023 tot en met 3 oktober 2023 te Amsterdam, [slachtoffer] meermaals heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door op 28 augustus 2023 bij gelegenheid van het politieverhoor aan de verhorend politieambtenaren dreigend de woorden toe te voegen "als dit zo door gaat dan sta ik weer bij haar ([slachtoffer]) voor de deur met een vuurwapen.", en op 30 augustus 2023 bij gelegenheid van het verhoor aan de rechter-commissaris dreigend de woorden toe voegen “de kans is groot dat ik mijn ex-vriendin een kogel zal geven. Ik heb een wapen binnen handbereik, dit wapen heeft mijn ex-vriendin gezien”, waarna voornoemde bedreigingen die [slachtoffer] op 3 oktober 2023 hebben bereikt.

6.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf en maatregel

8.1.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, met aftrek van voorarrest. De officier van justitie heeft daarnaast oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege gevorderd en de rechtbank verzocht daarbij te bepalen dat de totale duur van de maatregel niet in tijd beperkt is. Subsidiair, indien de rechtbank van oordeel is dat sprake is van een gemaximeerde terbeschikkingstelling, moet daarnaast een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel (GVM) opgelegd worden.
8.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat ermee rekening dient te worden gehouden dat verdachte volgens de gedragsdeskundigen als verminderd toerekeningsvatbaar dient te worden beschouwd. De verdediging heeft zich niet verzet tegen oplegging van de maatregel tot terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege, eventueel in combinatie met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die de periode die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht niet overstijgt. Wel heeft de verdediging bepleit dat sprake is van een gemaximeerde terbeschikkingstelling, nu de ten laste gelegde feiten niet gekwalificeerd kunnen worden als misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen (geweldsmisdrijven). Er is onvoldoende vast komen te staan dat verdachte ook daadwerkelijk in het bezit was van een vuurwapen. Enkel op basis van de inhoud van de bedreigingen kan niet worden geconcludeerd dat sprake is van geweldsmisdrijven.
8.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen oplegging van straf en maatregel is in overeenstemming met de ernst van de bewezen verklaarde bedreigingen, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en maatregel en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
8.3.1.
Aard en ernst van de feiten en relevante omstandigheden
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan ernstige en herhaalde bedreigingen gericht tegen zijn ex-vriendin. Hij heeft deze bedreigingen kracht bijgezet door een bivakmuts aan haar toe te sturen en daarbij te vermelden dat ze dit moest zien als een hint. Voorafgaand aan de bedreigingen heeft hij haar een wapen en kogels getoond. Verdachte heeft tijdens het politieverhoor en de voorgeleiding bij de rechter-commissaris opnieuw bedreigingen geuit en hierbij aangegeven nog steeds over een wapen te beschikken. Op de zitting heeft hij verklaard achter de eerder geuite bedreigingen te staan en nog steeds wraak te willen nemen op zijn ex-vriendin. Hij is naar eigen zeggen nog in het bezit van de sleutels van haar woning en wil niet zeggen waar die sleutels zijn. Daarnaast heeft verdachte ter zitting verklaard dat hij nog een persoon op zijn lijstje heeft staan.
8.3.2.
Persoon van de verdachte
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte van 8 februari 2024. Hieruit blijkt dat verdachte de afgelopen vijf jaren niet is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
Advies PJ rapporteurs (rapportages van 20 december 2023 en 18 december 2023)
Verdachte is door F.M.G. Stadhouders, GZ-psycholoog, gediagnosticeerd met een licht verstandelijke beperking, een cluster B persoonlijkheidsstoornis en ernstige verslavingsproblematiek.
Psychiater A.C. van Dijk komt tot de volgende diagnose: een psychische stoornis in de vorm van een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met antisociale en borderline trekken en een stoornis in het gebruik van alcohol en cocaïne. Voorts is bij verdachte sprake van een licht verstandelijke beperking.
Verdachte heeft volgens beide deskundigen, gelet op deze diagnostiek, onvoldoende vaardigheden om overzicht te houden, verstandige keuzes te maken en om te gaan met hoogoplopende emoties. De deskundigen adviseren allebei het ten laste gelegde in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. Verdachte heeft langdurige behandeling nodig in een forensische setting. Daarom adviseren de deskundigen om een tbs-maatregel met dwangverpleging op te leggen.
Advies reclassering (rapportage van 2 februari 2024)
De reclassering schat het risico op recidive in als hoog. Eerdere reclasseringscontacten hebben niet geleid tot een gedragsverandering. Mede gezien de complexiteit van de problematiek, het risico op incidenten en onttrekking binnen een tbs met voorwaarden en het feit dat verdachte aangeeft niet aan de voorwaarden te kunnen voldoen, adviseert de reclassering negatief over een tbs met voorwaarden. De reclassering is van mening dat de benodigde zorg en veiligheid binnen het kader van een tbs met voorwaarden onvoldoende gewaarborgd kunnen worden. Een tbs met voorwaarden zal naar alle waarschijnlijkheid slechts leiden tot een faalervaring en het onnodig uitstellen van het geïndiceerde traject, namelijk een tbs met dwangverpleging.
8.3.3.
Gevangenisstraf
Gelet op de ernst van de feiten komt naar het oordeel van de rechtbank slechts een gevangenisstraf als een passende straf in aanmerking. Daarbij zal rekening worden gehouden met de omstandigheid dat het feit verminderd aan verdachte kan worden toegerekend. De rechtbank neemt daarbij het advies van beide deskundigen over.
De eis van de officier van justitie met betrekking tot de duur van de op te leggen gevangenisstraf doet recht aan zowel de ernst van het feit als de persoon van verdachte. De rechtbank zal verdachte daarom conform deze eis veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden, met aftrek van voorarrest.
8.3.4.
Terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege
De rechtbank moet vervolgens de vraag beantwoorden of de oplegging van een tbs-maatregel met dwangverpleging, zoals geadviseerd door de gedragsdeskundigen, gevorderd door de officier van justitie en daarnaast (zeer) gewenst door de verdachte, passend en geboden is. De rechtbank is van oordeel dat dit het geval is.
Op grond van de eerder genoemde rapportages, de ernstige bedreigingen en de uitlatingen van verdachte op de zitting is de rechtbank van oordeel dat sprake is van gevaar voor herhaling van soortgelijke feiten. Verdachte heeft bovendien meermalen aangegeven te kunnen beschikken over een wapen. De rechtbank houdt rekening met de mogelijkheid dat verdachte daadwerkelijk uitvoering zal geven aan zijn bedreigingen. Daarom vindt de rechtbank het niet verantwoord dat verdachte, zonder dat dit recidiverisico is weggenomen, terugkeert in de maatschappij. Het verkleinen van de herhalingskans en het realiseren van behandeling voor de problematiek van verdachte is naar het oordeel van de rechtbank alleen mogelijk binnen het kader van een tbs-maatregel met dwangverpleging. De rechtbank ziet de noodzaak dat verdachte een langdurige, intensieve en passende behandeling krijgt. Minder vergaande alternatieven, zoals een tbs-maatregel met voorwaarden, vindt de rechtbank niet toereikend. De rechtbank concludeert op basis van de rapportages en de uitlatingen van verdachte dat de mogelijkheid om zich aan afspraken te houden bij hem ontbreekt.
De rechtbank overweegt dat aan de voorwaarden voor oplegging van de tbs-maatregel is voldaan. Verdachte is onderzocht door een psychiater en een psycholoog, die hebben vastgesteld dat tijdens het begaan van de bewezenverklaarde bedreigingen bij verdachte sprake was van een ziekelijke stoornis en/of een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. Daarnaast is bedreiging een misdrijf zoals genoemd in artikel 37a, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Hoewel het tot nu gaat om verbale bedreigingen en geen sprake was van geweld richting het slachtoffer, is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van een aanzienlijk risico voor de veiligheid van het slachtoffer en andere personen die de oplegging van een tbs-maatregel vereisen.
De rechtbank zal daarom overgaan tot de oplegging van een tbs-maatregel met dwangverpleging.
Ongemaximeerde tbs
De rechtbank overweegt dat bedreiging niet zonder meer is aan te merken als een geweldsmisdrijf als bedoeld in artikel 38e Sr, zodat de tbs-maatregel met dwangverpleging in beginsel de maximale duur van vier jaar niet te boven kan gaan. Onder omstandigheden kan echter ook bij bewezenverklaring van bedreiging een ongemaximeerde tbs-maatregel worden opgelegd.
Gelet op de hierboven beschreven omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan, de vaststelling met betrekking tot de uitlatingen van verdachte en de reële mogelijkheid dat verdachte zich schuldig zal maken aan een geweldsmisdrijf, is de rechtbank van oordeel dat de bewezenverklaarde bedreigingen zijn gericht tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen, zodat sprake is van een geweldsmisdrijf als bedoeld in artikel 38e Sr. De totale duur van de tbs-maatregel met dwangverpleging is daarom niet beperkt tot de duur van vier jaren. Gelet op hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen met betrekking tot het recidivegevaar, vindt de rechtbank het ook noodzakelijk dat de tbs-maatregel niet door enige duur wordt beperkt.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 37a, 37b, 38e, 57 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
Feit 2:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Gelast dat verdachte
ter beschikking wordt gestelden beveelt dat hij
van overheidswege wordt verpleegd.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van het moment dat verdachte wordt opgenomen en daarmee feitelijk ter beschikking wordt gesteld.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.M. Grüschke, voorzitter,
mrs. C.W. Bianchi en I. Timmermans, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E. Borova, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 6 maart 2024.