ECLI:NL:RBAMS:2024:153

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 januari 2024
Publicatiedatum
15 januari 2024
Zaaknummer
13/229174-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor medeplegen straatroof, veroordeling voor woningoverval, verduistering en diefstal met valse sleutels

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 12 januari 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder straatroof, woningoverval, verduistering en diefstal met valse sleutels. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het medeplegen van straatroof, omdat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij dit feit. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de getuigen en de camerabeelden niet voldoende waren om de verdachte te linken aan de straatroof.

Echter, de rechtbank heeft de verdachte wel schuldig bevonden aan de woningoverval en verduistering. De feiten vonden plaats op 21 augustus 2023, waarbij de verdachte samen met medeverdachten de woning van een aangever binnendrongen en geweld gebruikten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aangever door de verdachten werd geslagen en bedreigd, wat leidde tot de diefstal van verschillende goederen.

Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal door middel van een valse sleutel, door gebruik te maken van een pinpas die niet van hem was. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 30 maanden, waarbij rekening is gehouden met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers. De rechtbank heeft ook schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die schade hebben geleden door de daden van de verdachte.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/229174-23
Datum uitspraak: 12 januari 2024
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1989 te [geboorteplaats] ( [land van herkomst] ),
wonende op het adres [adres] ,
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting [naam PI] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Op 29 december 2023 heeft het onderzoek ter terechtzitting op tegenspraak plaatsgevonden. Verdachte was daarbij aanwezig, evenals zijn raadsman, mr. M. Aynan.
De zaak tegen verdachte is gelijktijdig maar niet gevoegd behandeld met de zaak tegen de medeverdachte [medeverdachte ] (met parketnummer 13/234471-23).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. A. Keulers, en van wat verdachte en zijn raadsman naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan:
1.
primair:medeplegen van diefstal met geweld van diverse goederen waaronder een telefoon (Apple Iphone 13), Apple Airpods en een rijbewijs van [aangeefster 1] op 15 augustus 2023 te Amsterdam;
subsidiair:heling van een telefoon (Apple Iphone 13) op 15 augustus 2023 te Amsterdam;
2. medeplegen van diefstal met geweld van diverse goederen waaronder twee mobiele telefoons, kledingstukken en twee bankpassen van [aangever 2] op 21 augustus 2023 te Amsterdam;
3.
primair:medeplegen van diefstal met geweld van een mobiele telefoon (Apple Iphone 12 Pro), een portemonnee, (drie) bankpas(sen) en een [nationaliteit] identiteitskaart van [aangever 3] in de periode van 25 augustus 2023 tot en met 26 augustus 2023 te Amsterdam;
subsidiair:medeplegen van verduistering van een geldbedrag van [aangever 3] op 25 augustus 2023 te Amsterdam;
4. medeplegen van diefstal door middel van een gestolen pinpas (valse sleutel) van een geldbedrag van 112,38 euro van [aangever 3] in de periode van 25 augustus 2023 tot en met 26 augustus 2023 te Amsterdam.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft – met verwijzing naar het schriftelijke requisitoir –vrijspraak gevraagd voor feit 3 primair omdat er onvoldoende bewijs is.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 1 primair, 2, 3 subsidiair en 4 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
Ten aanzien van feit 1 (straatroof) heeft de officier van justitie aangevoerd dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte ] op de betreffende avond in een witte Skoda Fabia met kenteken [nummer] reden. Een vergelijkbare auto is ook te zien op de camerabeelden van de straatroof.Daarnaast kan op basis van de herkenning van het vest van medeverdachte [medeverdachte ] , de historische verkeersgegevens van het telefoonnummer van medeverdachte [medeverdachte ] , de aangetroffen Iphone bij [getuige] en de verklaring van verdachte ter terechtzitting worden bewezen dat verdachten zich aan feit 1 schuldig hebben gemaakt. Hun rollen waren hierbij inwisselbaar, waardoor sprake is geweest van medeplegen.
De officier van justitie vindt dat er voldoende bewijs is voor feit 2 (woningoverval) en dat op basis van de herkenning van aangever [aangever 2] van verdachte als NN1 en medeverdachte [medeverdachte ] als de persoon die hem heeft geslagen en de verklaring van verdachte ter terechtzitting. Uit de aangifte blijkt dat er sprake was van een duidelijke rolverdeling waarbij de verdachten samen met een derde nauw en bewust hebben samengewerkt.
Wat betreft feit 3 subsidiair en feit 4 stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat op basis van de verklaring van verdachte, de aangifte en de camerabeelden vastgesteld kan worden dat verdachte de pinpas van aangever [aangever 3] wederrechtelijk onder zijn bereik heeft gebracht. Verdachte heeft ook gebruik gemaakt van de pinpas door contactloos te betalen. De officier van justitie gaat ervan uit dat verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte ] de pas heeft gevonden en samen met een ander gebruik heeft gemaakt van de pinpas, waardoor sprake is van medeplegen.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van alle tenlastegelegde feiten vrijspraak bepleit.
Door de raadsman is ten aanzien van feit 1 primair naar voren gebracht dat verdachte niet op de camerabeelden zichtbaar is en dat de verklaring van aangeefster [aangeefster 1] onbetrouwbaar is op het punt dat de bestuurder uit de auto is gestapt. Dit blijkt namelijk niet uit de begeschreven camerabeelden. Subsidiair is er geen sprake geweest van medeplegen, omdat een vooropgezet plan of wezenlijk aandeel van verdachte ontbreekt. Ten aanzien van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde is de enkele verklaring van getuige [getuige] onvoldoende voor een bewezenverklaring.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte primair dient te worden vrijgesproken van feit 2 wegens onvoldoende bewijs dat geweldshandelingen hebben plaatsgevonden en subsidiair omdat het oogmerk om de goederen wederrechtelijk toe te eigenen ontbreekt.
Ten aanzien van feit 3 en 4 heeft verdachte het alternatieve scenario geschetst dat hij en medeverdachte [medeverdachte ] de portemonnee hebben gevonden in het Oosterpark. Dit scenario kan niet door de bewijsmiddelen weerlegd worden. Wegens onvoldoende bewijs verzoekt de raadsman dat verdachte wordt vrijgesproken.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Vrijspraak van het onder 3 primair ten laste gelegde
De rechtbank vindt – net als de officier van justitie en de verdediging – het onder 3 primair ten laste gelegde niet bewezen, zodat verdachte daarvan moet worden vrijgesproken. De rechtbank stelt namelijk vast dat verdachten een alternatief scenario geschetst hebben dat niet weerlegd kan worden. Dat scenario houdt in dat verdachten de portemonnee hebben gevonden.
3.3.2.
Het oordeel van de rechtbank ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde (straatroof)
Uit de aangifte van aangeefster [aangeefster 1] volgt dat zij samen met een vriendin op 15 augustus 2023 omstreeks 03:20 uur op de Paleisstraat was. Zij zijn vervolgens naar de brug tussen de Herengracht en de Keizersgracht gegaan. Op de brug reed een witte auto met een zwart panoramadak en een Frans kenteken vlak langs aangeefster [aangeefster 1] en haar vriendin. Kort hierna raakte de vriendin van aangeefster [aangeefster 1] de stoeprand en viel op de grond. Terwijl aangeefster [aangeefster 1] haar vriendin hielp, zag ze hetzelfde voertuig weer de brug op rijden. De bestuurder en de bijrijder stapten uit de auto. Aangeefster [aangeefster 1] zag dat de bijrijder een mes in zijn hand had. De bestuurder van de auto riep in het Frans: “Le sac, le sac!”, waarop de bijrijder met kracht de tas van de schouder van aangeefster [aangeefster 1] trok. De mannen zijn vervolgens het voertuig ingestapt en weggereden in de richting van de Elandsgracht.
De rechtbank zal eerst ingaan op de vraag welk voertuig op 15 augustus 2023 op de brug tussen de Herengracht en de Keizersgracht stond en vervolgens op de vraag of de verdachten in dat voertuig kunnen worden geplaatst.
Vaststelling van het voertuig
Van de gebeurtenis zijn bewegende camerabeelden opgenomen in het dossier. De rechtbank vindt, op basis van haar eigen waarneming, de bewegende camerabeelden van het incident van voldoende kwaliteit en voldoende duidelijk. Op de camerabeelden ziet de rechtbank meerdere personen bij een auto staan en dat het lijkt dat er iemand op de grond zit. Vervolgens ziet de rechtbank iemand teruglopen naar de auto toe, ziet de auto wegrijden en dat er iemand achter de auto aan rent. Dit komt overeen met de aangifte. Aangeefster [aangeefster 1] geeft specifieke kenmerken van het voertuig, te weten de witte kleur, een zwart panoramadak en een Frans kenteken. Op overige camerabeelden in Amsterdam, onder andere van het [naam hotel] , hebben verbalisanten rondom de plek en het tijdstip van het incident op de brug een voertuig met dezelfde specifieke kenmerken gezien. Verdachte heeft het voertuig op de camerabeelden herkend als zijn auto. Hoewel verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat het voertuig dat op de camerabeelden ten tijde van het incident te zien is niet zijn voertuig betreft, constateert de rechtbank dat dit voertuig dezelfde specifieke kenmerken bezit. Daarnaast is de route van het voertuig van verdachte te volgen aan de hand van de overige camerabeelden en kan ditzelfde voertuig daarom geplaatst worden op de brug tussen de Herengracht en de Keizersgracht op het moment van het incident. De rechtbank concludeert op basis daarvan dat het voertuig dat betrokken is bij de gebeurtenis de witte Skoda Fabia van verdachte met kenteken [nummer] is.
Vaststelling van de daders
Aangeefster [aangeefster 1] heeft in haar aangifte beschreven dat de bestuurder en de bijrijder uit het voertuig zijn gestapt. De rechtbank constateert dat op de camerabeelden van het incident zichtbaar is dat er personen uit het voertuig stappen, weer in het voertuig stappen en wegrijden, en de bijrijder en één van de twee vrouwen achter het voertuig aan rennen. Aangeefster [aangeefster 1] heeft verklaard dat de bijrijder een lichtgrijs vest droeg. Op de camerabeelden van het [naam hotel] zien verbalisanten dat een persoon, die later bij de witte Skoda Fabia instapt, een grijs vest met witte en oranje strepen draagt. Zij hebben geverbaliseerd dat bij de aanhouding van medeverdachte [medeverdachte ] een vest is aangetroffen dat precies gelijkend is op het vest van deze persoon. Verdachte heeft ter terechtzitting dit kledingstuk ook herkend als het vest van medeverdachte [medeverdachte ] . Zowel verdachte als medeverdachte [medeverdachte ] passen in het opgegeven signalement van de bestuurder en de bijrijder. Alternatieve daders die door de verdediging zijn aangevoerd, te weten [naam 1] en [getuige] , passen niet in dit signalement. Op basis hiervan, en gelet op de omstandigheid dat verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat hij op 15 augustus 2023 in de avond in het voertuig heeft gereden en dat medeverdachte [medeverdachte ] als bijrijder bij hem in het voertuig zat, constateert de rechtbank dat verdachte de bestuurder van het voertuig is geweest en medeverdachte [medeverdachte ] de bijrijder.
De weggenomen goederen
Dat er goederen zijn weggenomen blijkt uit de aangifte en uit de omstandigheid dat de gestolen telefoon van aangeefster [aangeefster 1] na slechts zes uren wordt aangetroffen bij getuige [getuige] . Getuige [getuige] heeft, na een enkelvoudige fotoconfrontatie, verklaard dat hij de telefoon heeft gekregen van verdachte.
De rechtbank leest in ‘enig goed’ dat in feit 1 op de dagvaarding staat ook de tas van aangeefster [aangeefster 1] . De dagvaarding dient in samenhang met het dossier gezien te worden. Zij heeft in haar aangifte duidelijk beschreven dat haar tas met inhoud is gestolen. Dit staat verder ook niet ter discussie. Dat de tas is weggenomen wordt bovendien versterkt doordat de bestuurder in het Frans “Le sac, le sac!” heeft geroepen, wat zich in het Nederlands vertaalt naar “De tas, de tas!”.
Gelet op de omstandigheid dat de bestuurder en de bijrijder aan komen rijden, beiden uit het voertuig stappen en samen wegrijden blijkt de nauwe en bewuste samenwerking. Hun rollen zijn vergelijkbaar en inwisselbaar. De rechtbank acht medeplegen bewezen.
De rechtbank is op basis van bovenstaande van oordeel dat de aangifte betrouwbaar is en voldoende wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen. Zij vindt daarom bewezen dat de bestuurder in de Franse taal “Le sac, le sac!” heeft geroepen, dat de bijrijder een mes aan aangeefster [aangeefster 1] heeft getoond en met kracht de tas met inhoud van haar lichaam heeft gerukt.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte ] zich schuldig hebben gemaakt aan diefstal met geweld en bedreiging met geweld.
3.3.3.
Het oordeel van de rechtbank ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde (woningoverval)
Ten aanzien van feit 2 staat niet ter discussie dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte ] met een ander persoon op 21 augustus 2023 bij de woning van aangever [aangever 2] zijn geweest. Beiden hebben dit ter terechtzitting bekend. Door de verdediging is aangevoerd dat de verdachten geen geweld hebben gebruikt tegen aangever [aangever 2] en niet het oogmerk hebben gehad om goederen wederrechtelijk toe te eigenen.
Aangever [aangever 2] heeft in zijn aangifte beschreven dat drie personen, NN1, NN2 en NN3, bij hem aanbelden. De personen vroegen of [naam 2] thuis was. Nadat aangever aan de personen vertelde dat [naam 2] hier niet woonde, wilde hij de deur weer dicht doen. Toen hij de deur dicht deed voelde hij dat de personen tegen de deur duwden en dat NN3 hem een vuistslag in zijn gezicht gaf. De drie personen zijn vervolgens zijn woning binnengegaan. NN1 heeft aangever [aangever 2] toen twee klappen in zijn gezicht gegeven, pakte zijn telefoon en vroeg om zijn toegangscode. Aangever [aangever 2] beschrijft in zijn aangifte dat NN3 hem op de bank heeft geduwd en zei dat hij de code van zijn telefoons moest geven anders zouden ze hem slachten. Er is ook door een persoon met een mes voor zijn gezicht gezwaaid. De drie personen hebben de woning verlaten met goederen van aangever.
Aangever [aangever 2] heeft NN1 twee jaar geleden leren kennen en herkende hem op 21 augustus 2023 direct als verdachte. Bij een enkelvoudige fotoconfrontatie heeft aangever medeverdachte [medeverdachte ] herkend als de persoon die hem in zijn gezicht heeft geslagen. De rechtbank begrijpt dat aangever hiermee NN3 bedoeld.
Uit de aangifte blijkt dat er geweld is gebruikt en aangever [aangever 2] beschrijft dat hij pijn had toen hij werd geslagen door NN1 en NN3. Het zou hierbij gaan om drie klappen. De aangifte is gedaan op 24 augustus 2023, drie dagen na het incident, waarbij aangever heeft aangegeven dat het letsel op dat moment al was weggetrokken. Het is om die reden begrijpelijk dat de verbalisant geen letsel heeft waargenomen.
Verdachten hebben wisselend verklaard over het incident. Medeverdachte [medeverdachte ] heeft in eerdere verhoren verklaard niet in de woning van aangever te zijn geweest en niet te weten wie aangever is. Ter terechtzitting heeft hij erkend dat hij wel in de woning aanwezig is geweest en wist wie aangever was. Beide verdachten hebben verder verklaard dat zij geen geweld hebben gebruikt. Aangever [aangever 2] beschrijft daarentegen dat hij geslagen is door hen. Daarnaast hebben de verdachten ter terechtzitting toegegeven dat zij wisten dat de derde persoon een pinpas uit de woning had weggenomen en verdachte heeft ook bekend dat hij gebruik heeft gemaakt van deze pinpas. Bovendien zijn er veel kledingstukken in de kofferbak van het voertuig van verdachten aangetroffen waarvan aangever heeft verklaard dat ze van hem zijn en waarvan de verdachten geen duidelijke herkomst konden geven. De rechtbank acht het alternatieve scenario dat er geen geweld is gebruikt, gelet op de inconsistente verklaringen, het gebruik van de gestolen pas en de kledingstukken in de kofferbak van het voertuig, onaannemelijk. De rechtbank vindt de aangifte betrouwbaar en gaat uit van de feiten en omstandigheden zoals beschreven in de aangifte.
Uit de aangifte blijkt dat er sprake was van een duidelijke rolverdeling waarbij de verdachten samen met een ander persoon nauw en bewust hebben samengewerkt. Ze zijn samen de woning binnengegaan en zowel verdachte als medeverdachte [medeverdachte ] hebben geweldshandelingen uitgevoerd. Hun rollen zijn daarom vergelijkbaar en inwisselbaar. Verdachten kunnen verantwoordelijk gehouden worden voor alle handelingen. De rechtbank concludeert dat verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte ] en een ander persoon deze woningoverval heeft gepleegd.
3.3.4.
Het oordeel van de rechtbank ten aanzien van het onder 3 subsidiair en 4 ten laste gelegde
De rechtbank oordeelt dat op grond van de wettige bewijsmiddelen kan worden bewezen dat verdachte zich op 25 augustus 2023 heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van verduistering en in de periode van 25 augustus 2023 tot en met 26 augustus 2023 aan het medeplegen van diefstal met een valse sleutel.
Verdachten hebben het alternatieve scenario geschetst dat zij een portemonnee met drie pinpassen hebben gevonden in het Oosterpark op 25 augustus 2023. Medeverdachte [medeverdachte ] heeft ter terechtzitting verklaard hij één van de drie pinpassen heeft weggegooid. Doordat verdachte de gevonden portemonnee onder zijn bereik heeft gebracht en medeverdachte [medeverdachte ] een pinpas uit de gevonden portemonnee heeft weggegooid, zijn verdachte en medeverdachte [medeverdachte ] als heer en meester gaan beschikken over de portemonnee en de pinpassen. Aangezien verdachte wist dat de portemonnee niet aan hen toebehoorde en hij de portemonnee bij zich is gaan dragen, is sprake van het zich wederrechtelijk toe-eigenen van de portemonnee door verdachte. De rechtbank acht derhalve bewezen dat sprake is van verduistering.
Op de camerabeelden van de Esso van 26 augustus 2023 is te zien dat twee personen aan het pinnen zijn met een pinpas die blijkt te zijn van aangever [aangever 3] . De persoon die de betaalhandeling uitvoert, wordt door meerdere verbalisanten herkend als verdachte. Verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting ook bekend dat hij gebruik heeft gemaakt van een pinpas uit de gevonden portemonnee door er meerdere keren contactloos mee te betalen. Uit vaste jurisprudentie volgt dat het contactloos betalen met andermans pinpas ook onder diefstal door middel van een valse sleutel valt. Uit het proces-verbaal van bevindingen van de bankgegevens blijkt dat er een totaalbedrag van € 112,38 is weggenomen. De rechtbank constateert op basis van de camerabeelden dat verdachte samen met een ander persoon gebruik heeft gemaakt van de pinpas van aangever [aangever 3] en vindt het medeplegen van diefstal met een valse sleutel wettig en overtuigend bewezen.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte:
ten aanzien van feit 1 primair:
op 15 augustus 2023 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een andereen telefoon (Apple Iphone 13), Apple Airpods, een rijbewijs, een fietssleutel, polaroid foto's en enig goed die aan [aangeefster 1] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [aangeefster 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door:
- tegen die [aangeefster 1] in de Franse taal te roepen: "Le sac, le sac!", en
- een mes te tonen aan die [aangeefster 1] , en
- met kracht de tas van het lichaam van die [aangeefster 1] te rukken;
ten aanzien van feit 2:
op 21 augustus 2023 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen twee mobiele
telefoons, huissleutels, fietssleutels, kledingstukken, twee bankpassen, brood en tabak die aan [aangever 2] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen [aangever 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door:
- meermalen in het gezicht van die [aangever 2] te slaan/stompen, en
- een mes aan die [aangever 2] te tonen en hiermee zwaaiende bewegingen in de richting van die [aangever 2] te maken, en
- te zeggen dat die [aangever 2] moest luisteren en zijn pincode moest afgeven anders
zouden ze hem slachten;
ten aanzien van feit 3 subsidiair:
op 25 augustus 2023 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk pinpassen toebehorende aan [aangever 3] en welk goed verdachte en zijn mededader anders dan door misdrijf onder zich hadden, te weten als vinder van de pinpassen, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
ten aanzien van feit 4:
in de periode van 25 augustus 2023 tot en met 26 augustus 2023 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander een geldbedrag van 112,38 euro dat aan [aangever 3] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en dat weg te nemen geldbedrag onder hun bereik hebben gebracht door gebruik te maken van een pinpas toebehorende aan voornoemde [aangever 3] , in elk geval door middel van een valse sleutel.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Die bewijsmiddelen zijn opgesomd in
bijlage IIbij dit vonnis.

5.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straffen en maatregelen

7.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft in een zeer kort tijdsbestek meerdere strafbare feiten gepleegd. Op 15 augustus 2023 heeft verdachte zich samen met medeverdachte [medeverdachte ] schuldig gemaakt aan een straatroof van een jonge vrouw. Aangeefster [aangeefster 1] bevond zich ’s nachts met een vriendin op straat toen zij plotseling slachtoffer werd van het gewelddadige gedrag van verdachte en medeverdachte [medeverdachte ] . Hierbij is aan aangeefster [aangeefster 1] een mes getoond en is haar tas met inhoud met kracht van haar schouder getrokken. Verdachten hebben voor aangeefster en haar vriendin een bedreigende en angstaanjagende situatie gecreëerd. Een straatroof is voor slachtoffers een traumatische ervaring, hetgeen ook is gebleken uit het verzoek tot schadevergoeding van aangeefster [aangeefster 1] . Als gevolg van het strafbare feit heeft zij last gekregen van psychische problemen en is ze doorverwezen naar de GGZ voor een EMDR-behandeling. Verdachten hebben zich niet bekommerd om de gevolgen van hun handelen voor aangeefster en hebben enkel gehandeld uit financieel gewin. De rechtbank neemt verdachte dit kwalijk.
Verdachte heeft zich kort na de straatroof, op 21 augustus 2023 , met medeverdachte [medeverdachte ] en een mededader schuldig gemaakt aan een overval in de woning van aangever [aangever 2] . Daarbij hebben verdachten en een mededader zich tegen de deur van aangever naar binnen geduwd en vrijwel direct hierna hebben beide verdachten aangever geslagen. Ook hier werd er een mes getoond en voor het gezicht van aangever gezwaaid. Er zijn vervolgens verschillende goederen weggenomen uit de woning, waaronder telefoons, sleutels en bankpassen. Uit het verzoek tot schadevergoeding van aangever [aangever 2] blijkt dat hij bang is dat verdachten en de mededader terugkomen en voelt zich niet meer veilig in zijn eigen woning. Een woning is bij uitstek een plaats waar men zich veilig zou moeten kunnen voelen. Het is algemeen bekend dat strafbare feiten als deze een grote impact hebben op de slachtoffers en de gevoelens van onveiligheid in de samenleving versterken. Verdachten hebben geen blijk gegeven rekening te houden met de impact van hun handelen op aangever en hebben geweld gebruikt om snel aan spullen te komen.
Ten slotte heeft verdachte zich op 25 augustus 2023 ook schuldig gemaakt aan verduistering van een portemonnee met pinpassen en in de periode van 25 augustus 2023 tot en met 26 augustus 2023 aan diefstal door middel van deze pinpassen. Door de portemonnee zich wederrechtelijk toe te eigenen heeft hij een inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van aangever [aangever 3] . Bovendien is gebleken dat verdachte dit feit heeft begaan om er zelf financieel beter van te worden, hij heeft meermaals contactloos betaald met de pinpassen. Verdachte heeft daarbij geen oog gehad voor het financiële nadeel van aangever [aangever 3] en de gevoelens van onmacht die dit teweeg brengen. De rechtbank rekent verdachte dit aan.
De rechtbank oordeelt dat alleen de oplegging van een gevangenisstraf recht doet aan de ernst van de bewezen verklaarde feiten. Bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen gevangenisstraf houdt zij rekening met de volgende omstandigheden.
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 15 september 2023 uit [land van herkomst] , waaruit blijkt dat hij in de afgelopen vijf jaar voor soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf ook gekeken naar de door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (hierna: LOVS) vastgestelde oriëntatiepunten. Hieruit volgt dat het uitgangspunt bij een bewezenverklaring van een straatroof met licht geweld of verbale bedreiging een gevangenisstraf van 6 maanden is. De rechtbank is van oordeel dat er sprake is van strafverzwarende omstandigheden ten aanzien van feit 1, te weten het tonen van een mes aan aangeefster [aangeefster 1] . De rechtbank is verder van oordeel dat feit 2 als een woningoverval moet worden beschouwd. De oriëntatiepunten gaan voor een woningoverval uit van drie jaren gevangenisstraf. De rechtbank ziet echter aanleiding van dit oriëntatiepunt af te wijken, gezien het geringe geweld en letsel en de beperkte waarde van de gestolen goederen. Er zijn geen oriëntatiepunten ten aanzien van verduistering en diefstal door middel van een valse sleutel.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van dertig maanden, met aftrek van voorarrest, passend en geboden is. De rechtbank ziet geen aanleiding een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

8.Beslag

Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
STK Telefoon, omschrijving: 2636202, blauw, merk: Motorola;
1 STK Personenauto, omschrijving: 6385464, Skoda Fabia met kenteken [nummer] .
8.1.
Teruggave aan verdachte
Het voorwerp onder 1 (de telefoon) behoort aan verdachte toe en zal aan hem teruggegeven worden.
8.2.
Verbeurdverklaring
Het onder 2 (de personenauto) in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp, dat aan verdachte toebehoort, dient te worden verbeurd verklaard en is daarvoor vatbaar, aangezien met behulp van dat voorwerp het onder feit 1 bewezen geachte is begaan.

9.De vordering van de benadeelde partijen

9.1.
De vordering van de benadeelde partij [aangeefster 1] (feit 1)
De benadeelde partij [aangeefster 1] vordert een schadevergoeding van € 1.966,90, vanwege € 866,90 geleden materiële schade en € 1.100,- geleden immateriële schade, door het onder 1 ten laste gelegde feit, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en de wettelijke rente.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de gevraagde schadevergoeding in zijn geheel wordt toegewezen.
De raadsman heeft gelet op de bepleite vrijspraak voor feit 1 verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering.
De rechtbank heeft vastgesteld dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte feit 1 heeft gepleegd. Vast staat dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde rechtstreeks schade is toegebracht. De materiële schade bestaat uit de tas, telefoon, airpods en een fietsslot. Hoewel de rechtbank constateert dat de tas niet in de tenlastelegging is opgenomen, is tijdens de inhoudelijke behandeling van de terechtzitting duidelijk geworden dat de tas met inhoud van aangeefster [aangeefster 1] is weggenomen, waardoor de rechtbank van oordeel is dat de tas onder ‘enig goed’ in de tenlastelegging behoort te vallen. De vordering is niet betwist. De rechtbank acht de door de benadeelde partij aangehaalde jurisprudentie echter moeilijk vergelijkbaar met de onderhavige zaak. Gelet hierop ziet de rechtbank aanleiding de immateriële schade vast te stellen op een bedrag van € 800,-. De gevorderde materiële en immateriële schadevergoeding zal daarom voor een bedrag van € 1.666,90 worden toegewezen
,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 augustus 2023 .
De verdachte is naar burgerlijk recht met zijn mededader hoofdelijk aansprakelijk voor de schade. Dit betekent dat verdachte tegenover [aangeefster 1] voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
De benadeelde partij zal voor het overige gedeelte van haar vordering niet-ontvankelijk worden verklaard. In zoverre kan de benadeelde partij haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
9.2.
De vordering van de benadeelde partij [aangever 2] (feit 2)
De benadeelde partij [aangever 2] vordert een schadevergoeding van € 1.421,94, vanwege € 571,94 geleden materiële schade en € 850,- geleden immateriële schade, door het onder 2 ten laste gelegde feit, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en de wettelijke rente.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de gevraagde schadevergoeding in zijn geheel wordt toegewezen.
De raadsman heeft gelet op de bepleite vrijspraak voor feit verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering.
De rechtbank heeft vastgesteld dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte feit 2 heeft gepleegd. Vast staat dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde rechtstreeks schade is toegebracht. De materiële schade bestaat uit twee telefoons, sleutels en kleding. De vordering is niet betwist. De gevorderde materiële en immateriële schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom geheel worden toegewezen
,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 augustus 2023 .
De verdachte is naar burgerlijk recht met zijn mededader hoofdelijk aansprakelijk voor de schade. Dit betekent dat verdachte tegenover [aangever 2] voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
9.3.
De vordering van de benadeelde partij [aangever 3] (feit 3 en 4)
De benadeelde partij [aangever 3] vordert een schadevergoeding van € 2.072,92, vanwege € 1.172,92 geleden materiële schade en € 900,- geleden immateriële schade, door de onder 3 en 4 ten laste gelegde feiten, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en de wettelijke rente.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de gevraagde schadevergoeding gedeeltelijk wordt toegewezen tot € 206,30 aangezien de overige kosten betrekking hebben op feit 3 primair. De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte hiervan wordt vrijgesproken.
De raadsman heeft primair verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering wegens onevenredige belasting van het strafgeding, nu de vordering één dag voor de terechtzitting werd ingediend. Subsidiair heeft de raadsman, gelet op de bepleite vrijspraak voor de feiten 3 en 4, verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering.
De rechtbank heeft vastgesteld dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte feit 3 subsidiair en feit 4 heeft gepleegd. Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder feit 3 subsidiair bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De gevorderde materiële schadevergoeding komt de rechtbank voor het deel groot € 206,30 niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom in zoverre worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 augustus 2023. De toegewezen materiële schadevergoeding bestaat uit de gemaakte kosten voor een nieuw identiteitsbewijs en een portemonnee aangezien deze goederen in de portemonnee zaten. De rechtbank is van oordeel dat nu verdachte is vrijgesproken van het onder feit 3 primair ten laste gelegde, niet kan worden vastgesteld dat de overige materiële kosten die zijn gevorderd, te weten een jas, een Iphone 12 pro en een slot, en de immateriële schade rechtstreeks gevolg van de bewezenverklaarde feiten zijn. Deze komen daarom niet voor vergoeding in aanmerking.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
De benadeelde partij zal voor het overige gedeelte van zijn vordering niet-ontvankelijk worden verklaard. In zoverre kan de benadeelde partij zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

10.De toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen
33, 33a, 36f, 47, 57, 311, 312en
321van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder feit 3 primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
t.a.v. feit 1 primair:diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
t.a.v. feit 2:diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
t.a.v. feit 3 subsidiair:medeplegen van verduistering;
t.a.v. feit 4:diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van valse sleutels.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
30 (dertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beslag
Gelast de
teruggaveaan [verdachte] van de in beslaggenomen telefoon, te weten: 1 STK Telefoon (omschrijving: 2636202, blauw, merk: Motorola).
Verklaart
verbeurdhet in beslaggenomen goed, te weten: 1 STK Personenauto (omschrijving: 6385464, Skoda Fabia met kenteken: [nummer] ).
t.a.v. feit 1 primair: Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [aangeefster 1] :
De rechtbank wijst de vordering van de benadeelde partij
[aangeefster 1]gedeeltelijk toe tot een bedrag van
€ 1.666,90(duizend zeshonderdzesenzestig euro en negentig eurocent) bestaande uit
€ 866,90(achthonderdzesenzestig euro en negentig eurocent)
materiële schade, en
€ 800, -(achthonderd euro)
immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade (
15 augustus 2023) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Verdachte is met zijn mededader hoofdelijk aansprakelijk voor het gehele bedrag. Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij of zijn mededader heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige immateriële deel niet-ontvankelijk in haar vordering.
Schadevergoedingsmaatregel
Legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van
[aangeefster 1]van een bedrag van
€ 1.666,90(duizend zeshonderdzesenzestig euro en negentig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (
15 augustus 2023) tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt 26 dagen gijzeling toegepast. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Verdachte is met zijn mededader hoofdelijk aansprakelijk voor het gehele bedrag. Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij of zijn mededader heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
t.a.v. feit 2: Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [aangever 2] :
De rechtbank wijst de vordering van de benadeelde partij
[aangever 2]toe tot een bedrag van
€ 1.421,94(duizend vierhonderdeenentwintig euro en vierennegentig eurocent) bestaande uit
€ 571,94(vijfhonderdeenenzeventig euro en vierennegentig eurocent)
materiële schade, en
€ 850,-(achthonderdvijftig euro)
immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade (
21 augustus 2023) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Verdachte is met zijn mededader hoofdelijk aansprakelijk voor het gehele bedrag. Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij of zijn mededader heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel
Legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van
[aangever 2]van een bedrag van
€ 1.421,94(duizend vierhonderdeenentwintig euro en vierennegentig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (
21 augustus 2023) tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt 24 dagen gijzeling toegepast. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Verdachte is met zijn mededader hoofdelijk aansprakelijk voor het gehele bedrag. Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij of zijn mededader heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
t.a.v. feit 3 subsidiair en feit 4: Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [aangever 3] :
De rechtbank wijst de vordering van de benadeelde partij
[aangever 3]gedeeltelijk toe tot een bedrag van
€ 206,30(tweehonderdzes euro en dertig eurocent) bestaande uit
materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade (
25 augustus 2023) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige materiële en immateriële deel niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Schadevergoedingsmaatregel
Legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van
[aangever 3]van een bedrag van
€ 206,30(tweehonderdzes euro en dertig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (
25 augustus 2023) tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt 4 dagen gijzeling toegepast. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M. Vaandrager, voorzitter,
mrs. P.P.C.M. Waarts en M.H. van Haeften, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.K. Raspoort, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 12 januari 2024.
[.]
[.]
[.]
[.]
[.]
[.]
[.]

[.]

[.]

[.]

[.]

[.]

[.]

[.]

[.]

[.]

[.]

[.]

[.]

  • [.]
  • [.]
  • [.]
  • [.]

[.]