ECLI:NL:RBAMS:2024:152

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 januari 2024
Publicatiedatum
15 januari 2024
Zaaknummer
13/234471-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak en veroordeling in strafzaak van straatroof en woningoverval met geweld

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 12 januari 2024 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van straatroof en woningoverval. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de feiten 3 en 4, omdat er onvoldoende bewijs was om deze ten laste gelegde feiten te kunnen bewijzen. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de medeverdachte niet consistent waren en dat er geen overtuigend bewijs was dat de verdachte betrokken was bij deze feiten.

Ten aanzien van feit 1, de straatroof, heeft de rechtbank vastgesteld dat de verdachte samen met een medeverdachte op 15 augustus 2023 een jonge vrouw heeft beroofd van haar tas met inhoud, waarbij geweld is gebruikt. De rechtbank heeft de aangifte van het slachtoffer als betrouwbaar beoordeeld en heeft vastgesteld dat de verdachte en de medeverdachte nauw en bewust hebben samengewerkt. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld en bedreiging met geweld.

Voor feit 2, de woningoverval, heeft de rechtbank vastgesteld dat de verdachte en de medeverdachte op 21 augustus 2023 samen met een derde persoon de woning van een slachtoffer zijn binnengegaan, waarbij geweld is gebruikt. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer als betrouwbaar beoordeeld en heeft vastgesteld dat de verdachte en de medeverdachte verantwoordelijk zijn voor de geweldshandelingen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee jaren, met aftrek van voorarrest, en heeft schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/234471-23
Datum uitspraak: 12 januari 2024
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1998 te [geboorteplaats] ( [land van herkomst 1] ),
wonende op het adres [adres] te [land van herkomst 1] ,
thans gedetineerd in [detentieplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Op 29 december 2023 heeft het onderzoek ter terechtzitting op tegenspraak plaatsgevonden. Verdachte was daarbij aanwezig, evenals zijn raadsman, mr. P. Scholte.
De zaak tegen verdachte is gelijktijdig maar niet gevoegd behandeld met de zaak tegen de medeverdachte [medeverdachte] (met parketnummer 13/229174-23).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. A. Keulers, en van wat verdachte en zijn raadsman naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan:
medeplegen van diefstal met geweld van diverse goederen waaronder een telefoon (Apple Iphone 13), Apple Airpods en een rijbewijs van [benadeelde partij 1] op 15 augustus 2023 te Amsterdam;
medeplegen van diefstal met geweld van diverse goederen waaronder twee mobiele telefoons, kledingstukken en twee bankpassen van [benadeelde partij 2] op 21 augustus 2023 te Amsterdam;
medeplegen van diefstal met geweld van een mobiele telefoon (Apple Iphone 12 Pro), een portemonnee, (drie) bankpas(sen) en een [land van herkomst 2] identiteitskaart van [benadeelde partij 3] in de periode van 25 augustus 2023 tot en met 26 augustus 2023 te Amsterdam;
medeplegen van diefstal door middel van een gestolen pinpas (valse sleutel) van een geldbedrag van 112,38 euro van [benadeelde partij 3] in de periode van 25 augustus 2023 tot en met 26 augustus 2023 te Amsterdam.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft –met verwijzing naar het schriftelijke requisitoir –vrijspraak gevraagd voor feit 3 en feit 4 omdat er onvoldoende bewijs is.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
Ten aanzien van feit 1 heeft de officier van justitie aangevoerd dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] op de betreffende avond in een witte Skoda Fabia met kenteken [kentekennummer] reden. Een vergelijkbare auto is ook te zien op de camerabeelden van de straatroof. Daarnaast kan op basis van de herkenning van het vest van verdachte, de historische verkeersgegevens van het telefoonnummer van verdachte, de aangetroffen Iphone bij [getuige 1] en de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] ter terechtzitting worden bewezen dat verdachten zich aan feit 1 schuldig hebben gemaakt. Hun rollen waren hierbij inwisselbaar, waardoor sprake is geweest van medeplegen.
De officier van justitie vindt dat feit 2 bewezen kan worden gelet op de herkenning door aangever [benadeelde partij 2] van verdachte als de persoon die hem heeft geslagen en van medeverdachte [medeverdachte] als NN1. Daarnaast kan de op de terechtzitting afgelegde verklaring van medeverdachte [medeverdachte] als bewijs dienen. Uit de aangifte blijkt dat er sprake was van een duidelijke rolverdeling waarbij de verdachten samen met een derde persoon nauw en bewust hebben samengewerkt.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van alle tenlastegelegde feiten vrijspraak bepleit.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de bewegende camerabeelden van de straatroof onder feit 1 dermate onduidelijk zijn dat deze niet bruikbaar zijn voor een herkenning van een persoon of van kledingstukken. Er moet terughoudend worden omgegaan met herkenningen op basis van kleding. Daarnaast kan het telefoonnummer dat aan verdachte wordt toegeschreven niet aan verdachte gekoppeld worden, aangezien medeverdachte [medeverdachte] het nummer heeft opgegeven tijdens zijn aangifte. Uit niets blijkt dat verdachte dit nummer zelf heeft opgegeven. Ten slotte heeft medeverdachte [medeverdachte] niet altijd consistent verklaard en lijkt hij zich te laten sturen door de verbalisanten. De raadsman verzoekt om de verklaringen van medeverdachte [medeverdachte] daarom buiten beschouwing te laten. Er is onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat verdachte betrokken is bij wat onder feit 1 ten laste is gelegd en moet worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 2 (woningoverval) heeft verdachte ontkend dat er geweldshandelingen hebben plaatsgevonden. De aangifte is niet leidend vanwege inconsistente verklaringen van aangever. Bovendien ontbreekt een letselverklaring en kan niet worden vastgesteld dat verdachte op de hoogte is geweest van de diefstal van de pinpas door de derde persoon. Wat betreft de kleding die gevonden is in de auto van verdachten, heeft verdachte verklaard dat dit van hem en medeverdachte [medeverdachte] is. Zonder ondersteunend bewijs kan niet bewezen worden dat verdachte medepleger is van diefstal. De raadsman verzoekt primair om vrijspraak. De raadsman heeft subsidiair aangevoerd dat het feit dient te worden gekwalificeerd als diefstal en niet als een woningoverval.
Ten aanzien van feit 3 en 4 volgt de raadsman de redenering van de officier van justitie en verzoekt om vrijspraak.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Vrijspraak ten aanzien van het onder feit 3 en 4 ten laste gelegde
De rechtbank vindt – net als de officier van justitie en de verdediging – het onder 3 en 4 ten laste gelegde niet bewezen, zodat verdachte daarvan moet worden vrijgesproken. De rechtbank stelt wat betreft feit 3 namelijk vast dat verdachten een alternatief scenario geschetst hebben, dat inhoudt dat verdachten de portemonnee hebben gevonden. Dat scenario kan niet weerlegd worden. Daarnaast heeft aangever [benadeelde partij 3] verdachte niet herkend tijdens een enkelvoudige fotoconfrontatie. Ten aanzien van feit 4 is verdachte niet zichtbaar op de camerabeelden en is hij niet door verbalisanten herkend.
3.3.2.
Het oordeel van de rechtbank ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde (straatroof)
Uit de aangifte van aangeefster [benadeelde partij 1] volgt dat zij samen met een vriendin op 15 augustus 2023 omstreeks 03:20 uur op [straatnaam 1] was. Zij zijn vervolgens naar de brug tussen [straatnaam 2] en [straatnaam 3] gegaan. Op de brug reed een witte auto met een zwart panoramadak en een Frans kenteken vlak langs aangeefster [benadeelde partij 1] en haar vriendin. Kort hierna raakte de vriendin van aangeefster [benadeelde partij 1] de stoeprand en viel op de grond. Terwijl aangeefster [benadeelde partij 1] haar vriendin hielp, zag ze hetzelfde voertuig weer de brug op rijden. De bestuurder en de bijrijder stapten uit de auto. Aangeefster [benadeelde partij 1] zag dat de bijrijder een mes in zijn hand had. De bestuurder van de auto riep in het Frans: “Le sac, le sac!”, waarop de bijrijder met kracht de tas van de schouder van aangeefster [benadeelde partij 1] trok. De mannen zijn vervolgens het voertuig ingestapt en weggereden in de richting van [straatnaam 4] .
De rechtbank zal eerst ingaan op de vraag welk voertuig op 15 augustus 2023 op de brug tussen [straatnaam 2] en [straatnaam 3] stond en vervolgens op de vraag of de verdachten in dat voertuig kunnen worden geplaatst.
Vaststelling van het voertuig
Van de gebeurtenis zijn bewegende camerabeelden opgenomen in het dossier. De rechtbank vindt, op basis van haar eigen waarneming, de bewegende camerabeelden van het incident van voldoende kwaliteit en voldoende duidelijk. Op de camerabeelden ziet de rechtbank meerdere personen bij een auto staan en dat het lijkt dat er iemand op de grond zit. Vervolgens ziet de rechtbank iemand teruglopen naar de auto toe, ziet de auto wegrijden en dat er iemand achter de auto aan rent. Dit komt overeen met de aangifte. Aangeefster [benadeelde partij 1] geeft specifieke kenmerken van het voertuig, te weten de witte kleur, een zwart panoramadak en een Frans kenteken. Op overige camerabeelden in Amsterdam, onder andere van het [hotel] , hebben verbalisanten rondom de plek en het tijdstip van het incident op de brug een voertuig met dezelfde specifieke kenmerken gezien. Medeverdachte [medeverdachte] heeft het voertuig op de camerabeelden herkend als zijn auto. Hoewel medeverdachte [medeverdachte] ter terechtzitting heeft verklaard dat het voertuig dat op de camerabeelden ten tijde van het incident te zien is niet zijn voertuig betreft, constateert de rechtbank dat dit voertuig dezelfde specifieke kenmerken bezit. Daarnaast is de route van het voertuig van [medeverdachte] te volgen aan de hand van de overige camerabeelden en kan ditzelfde voertuig daarom geplaatst worden op de brug tussen [straatnaam 2] en [straatnaam 3] op het moment van het incident. De rechtbank concludeert op basis daarvan dat het voertuig dat betrokken is bij de gebeurtenis de witte Skoda Fabia van medeverdachte [medeverdachte] met kenteken [kentekennummer] is.
Vaststelling van de daders
Aangeefster [benadeelde partij 1] heeft in haar aangifte beschreven dat de bestuurder en de bijrijder uit het voertuig zijn gestapt. De rechtbank constateert dat op de camerabeelden van het incident zichtbaar is dat er personen uit het voertuig stappen, weer in het voertuig stappen en wegrijden, en de bijrijder en één van de twee vrouwen achter het voertuig aan rennen. Aangeefster [benadeelde partij 1] heeft verklaard dat de bijrijder een lichtgrijs vest droeg. Op de camerabeelden van het [hotel] zien verbalisanten dat een persoon, die later bij de witte Skoda Fabia instapt, een grijs vest met witte en oranje strepen draagt. Zij hebben geverbaliseerd dat bij de aanhouding van verdachte een vest is aangetroffen dat precies gelijkend is op het vest van deze persoon. Medeverdachte [medeverdachte] heeft ter terechtzitting dit kledingstuk ook herkend als het vest van verdachte. Zowel verdachte als medeverdachte [medeverdachte] passen in het opgegeven signalement van de bestuurder en de bijrijder. Alternatieve daders die door de verdediging zijn aangevoerd, te weten [getuige 2] en [getuige 1] , passen niet in dit signalement. Op basis hiervan, en gelet op de omstandigheid dat medeverdachte [medeverdachte] ter terechtzitting heeft verklaard dat hij op 15 augustus 2023 in de avond in het voertuig heeft gereden en dat verdachte als bijrijder bij hem in het voertuig zat, constateert de rechtbank dat medeverdachte [medeverdachte] de bestuurder van het voertuig is geweest en verdachte de bijrijder.
De weggenomen goederen
Dat er goederen zijn weggenomen blijkt uit de aangifte en uit de omstandigheid dat de gestolen telefoon van aangeefster [benadeelde partij 1] na slechts zes uren wordt aangetroffen bij getuige [getuige 1] . Getuige [getuige 1] heeft, na een enkelvoudige fotoconfrontatie, verklaard dat hij de telefoon heeft gekregen van medeverdachte [medeverdachte] .
De rechtbank leest in ‘enig goed’ dat in feit 1 op de dagvaarding staat ook de tas van aangeefster [benadeelde partij 1] . De dagvaarding dient in samenhang met het dossier gezien te worden. Zij heeft in haar aangifte duidelijk beschreven dat haar tas met inhoud is gestolen. Dit staat verder ook niet ter discussie. Dat de tas is weggenomen wordt bovendien versterkt doordat de bestuurder in het Frans “Le sac, le sac!” heeft geroepen, wat zich in het Nederlands vertaald naar “De tas, de tas!”.
Gelet op de omstandigheid dat de bestuurder en de bijrijder aan komen rijden, beiden uit het voertuig stappen en samen wegrijden blijkt de nauwe en bewuste samenwerking. Hun rollen zijn vergelijkbaar en inwisselbaar. De rechtbank acht medeplegen bewezen.
De rechtbank is op basis van bovenstaande van oordeel dat de aangifte betrouwbaar is en voldoende wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen. Zij acht daarom bewezen dat de bestuurder in de Franse taal “Le sac, le sac!” heeft geroepen, dat de bijrijder een mes aan aangeefster [benadeelde partij 1] heeft getoond en met kracht de tas met inhoud van haar lichaam heeft gerukt.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] zich schuldig hebben gemaakt aan diefstal met geweld en bedreiging met geweld.
3.3.3.
Het oordeel van de rechtbank ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde (woningoverval)
Ten aanzien van feit 2 staat niet ter discussie dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] met een ander persoon op 21 augustus 2023 bij de woning van aangever [benadeelde partij 2] zijn geweest. Beiden hebben dit ter terechtzitting bekend. Door de verdediging is aangevoerd dat de verdachten geen geweld hebben gebruikt tegen aangever [benadeelde partij 2] en niet het oogmerk hebben gehad om goederen wederrechtelijk toe te eigenen.
Aangever [benadeelde partij 2] heeft in zijn aangifte beschreven dat drie personen, NN1, NN2 en NN3, bij hem aanbelden. De personen vroegen of [naam] thuis was. Nadat aangever aan de personen vertelde dat [naam] hier niet woonde, wilde hij de deur weer dicht doen. Toen hij de deur dicht deed voelde hij dat de personen tegen de deur duwden en dat NN3 hem een vuistslag in zijn gezicht gaf. De drie personen zijn vervolgens zijn woning binnengegaan. NN1 heeft aangever [benadeelde partij 2] toen twee klappen in zijn gezicht gegeven, pakte zijn telefoon en vroeg om zijn toegangscode. Aangever [benadeelde partij 2] beschrijft in zijn aangifte dat NN3 hem op de bank heeft geduwd en zei dat hij de code van zijn telefoons moest geven anders zouden ze hem slachten. Er is ook door een persoon met een mes voor zijn gezicht gezwaaid. De drie personen hebben de woning verlaten met goederen van aangever.
Aangever [benadeelde partij 2] heeft NN1 twee jaar geleden leren kennen en herkende hem op 21 augustus 2023 direct als medeverdachte [medeverdachte] . Bij een enkelvoudige fotoconfrontatie heeft aangever verdachte herkend als de persoon die hem in zijn gezicht heeft geslagen. De rechtbank begrijpt dat aangever hiermee NN3 bedoeld.
Uit de aangifte blijkt dat er geweld is gebruikt en aangever [benadeelde partij 2] beschrijft dat hij pijn had toen hij werd geslagen door NN1 en NN3. Het zou hierbij gaan om drie klappen. De aangifte is gedaan op 24 augustus 2023, drie dagen na het incident, waarbij aangever heeft aangegeven dat het letsel op dat moment al was weggetrokken. Het is om die reden begrijpelijk dat de verbalisant geen letsel heeft waargenomen.
Verdachten hebben wisselend verklaard over het incident. Verdachte heeft in eerdere verhoren verklaard niet in de woning van aangever te zijn geweest en niet te weten wie aangever is. Ter terechtzitting heeft hij erkend dat hij wel in de woning aanwezig is geweest en wist wie aangever was. Beide verdachten hebben verder verklaard dat zij geen geweld hebben gebruikt. Aangever [benadeelde partij 2] beschrijft daarentegen dat hij geslagen is door hen. Daarnaast hebben de verdachten ter terechtzitting toegegeven dat zij wisten dat de derde persoon een pinpas uit de woning had weggenomen en medeverdachte [medeverdachte] heeft ook bekend dat hij gebruik heeft gemaakt van deze pinpas. Bovendien zijn er veel kledingstukken in de kofferbak van het voertuig van verdachten aangetroffen waarvan aangever heeft verklaard dat ze van hem zijn en waarvan de verdachte geen duidelijke herkomst van kon geven. De rechtbank acht het alternatieve scenario dat er geen geweld is gebruikt, gelet op de inconsistente verklaringen, het gebruik van de gestolen pas en de kledingstukken in de kofferbak van het voertuig, onaannemelijk. De rechtbank acht de aangifte betrouwbaar en gaat uit van de feiten en omstandigheden zoals beschreven in de aangifte.
Uit de aangifte blijkt dat er sprake was van een duidelijke rolverdeling waarbij de verdachten samen met een ander persoon nauw en bewust hebben samengewerkt. Ze zijn samen de woning binnengegaan en zowel verdachte als medeverdachte [medeverdachte] hebben geweldshandelingen uitgevoerd. Hun rollen zijn daarom vergelijkbaar en inwisselbaar. Verdachten kunnen verantwoordelijk gehouden worden voor alle handelingen. De rechtbank concludeert dat verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte] en een ander persoon deze woningoverval heeft gepleegd.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte:
ten aanzien van feit 1:
op 15 augustus 2023 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander een telefoon (Apple Iphone 13), Apple Airpods, een rijbewijs, een fietssleutel, polaroid foto's en enig goed die aan [benadeelde partij 1] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [benadeelde partij 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door:
- tegen die [benadeelde partij 1] in de Franse taal te roepen: "Le sac, le sac!", en
- een mes te tonen aan die [benadeelde partij 1] , en
- met kracht de tas van het lichaam van die [benadeelde partij 1] te rukken;
ten aanzien van feit 2:
op 21 augustus 2023 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen twee mobiele
telefoons, huissleutels, fietssleutels, kledingstukken, twee bankpassen, brood en tabak die aan [benadeelde partij 2] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen [benadeelde partij 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door:
- meermalen in het gezicht van die [benadeelde partij 2] te slaan/stompen, en
- een mes aan die [benadeelde partij 2] te tonen en hiermee zwaaiende bewegingen in de richting van die [benadeelde partij 2] te maken, en
- te zeggen dat die [benadeelde partij 2] moest luisteren en zijn pincode moest afgeven anders
zouden ze hem slachten;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Die bewijsmiddelen zijn opgesomd in
bijlage IIbij dit vonnis.

5.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straffen en maatregelen

7.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft in een zeer kort tijdsbestek meerdere strafbare feiten gepleegd. Op 15 augustus 2023 heeft verdachte zich samen met medeverdachte [medeverdachte] schuldig gemaakt aan een straatroof van een jonge vrouw. Aangeefster [benadeelde partij 1] bevond zich ’s nachts met een vriendin op straat toen zij plotseling slachtoffer werd van het gewelddadige gedrag van verdachte en medeverdachte [medeverdachte] . Hierbij is aan aangeefster [benadeelde partij 1] een mes getoond en is haar tas met inhoud met kracht van haar schouder getrokken. Verdachten hebben voor aangeefster en haar vriendin een bedreigende en angstaanjagende situatie gecreëerd. Een straatroof is voor slachtoffers een traumatische ervaring, hetgeen ook is gebleken uit het verzoek tot schadevergoeding van aangeefster [benadeelde partij 1] . Als gevolg van het strafbare feit heeft zij last gekregen van psychische problemen en is ze doorverwezen naar de GGZ voor een EMDR-behandeling. Verdachten hebben zich niet bekommerd om de gevolgen van hun handelen voor aangeefster en hebben enkel gehandeld uit financieel gewin. De rechtbank neemt verdachte dit kwalijk.
Verdachte heeft zich kort na de straatroof, op 21 augustus 2023, met medeverdachte [medeverdachte] en een mededader schuldig gemaakt aan een overval in de woning van aangever [benadeelde partij 2] . Daarbij hebben verdachten en een mededader zich tegen de deur van aangever naar binnen geduwd en vrijwel direct hierna hebben beide verdachten aangever geslagen. Ook hier werd er een mes getoond en voor het gezicht van aangever gezwaaid. Er zijn vervolgens verschillende goederen weggenomen uit de woning, waaronder telefoons, sleutels en bankpassen. Uit het verzoek tot schadevergoeding van aangever [benadeelde partij 2] blijkt dat hij bang is dat verdachten en de mededader terugkomen en voelt zich niet meer veilig in zijn eigen woning. Een woning is bij uitstek een plaats waar men zich veilig zou moeten kunnen voelen. Het is algemeen bekend dat strafbare feiten als deze een grote impact hebben op de slachtoffers en de gevoelens van onveiligheid in de samenleving versterken. Verdachten hebben geen blijk gegeven rekening te houden met de impact van hun handelen op aangever en hebben geweld gebruikt om snel aan spullen te komen.
De rechtbank oordeelt dat alleen de oplegging van een gevangenisstraf recht doet aan de ernst van de bewezen verklaarde feiten. Bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen gevangenisstraf houdt zij rekening met de volgende omstandigheden.
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 28 november 2023, waaruit blijkt dat hij in de afgelopen vijf jaar niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf ook gekeken naar de door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (hierna: LOVS) vastgestelde oriëntatiepunten. Hieruit volgt dat het uitgangspunt bij een bewezenverklaring van een straatroof met licht geweld of verbale bedreiging een gevangenisstraf van 6 maanden is. De rechtbank is van oordeel dat er sprake is van strafverzwarende omstandigheden ten aanzien van feit 1, te weten het tonen van een mes aan aangeefster [benadeelde partij 1] . De rechtbank is verder van oordeel dat feit 2 als een woningoverval moet worden beschouwd, waarbij ook nog eens geweld is gebruikt en een mes is getoond. De oriëntatiepunten gaan voor een woningoverval uit van drie jaren gevangenisstraf. De rechtbank ziet echter aanleiding van dit oriëntatiepunt af te wijken, gezien het geringe geweld en letsel en de beperkte waarde van de gestolen goederen.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden aanleiding bestaat om bij de straftoemeting af te wijken van hetgeen door de officier van justitie is gevorderd.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van twee jaren, met aftrek van voorarrest, passend en geboden is. De rechtbank ziet geen aanleiding een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

8.Beslag

Onder verdachte is het volgende voorwerp in beslag genomen: 1 STK Telefoon, omschrijving: 2636202, blauw, merk: Motorola.
De telefoon behoort aan verdachte toe en zal aan hem teruggegeven worden.

9.De vordering van de benadeelde partijen

9.1.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] (feit 1)
De benadeelde partij [benadeelde partij 1] vordert een schadevergoeding van € 1.966,90, vanwege € 866,90 geleden materiële schade en € 1.100,- geleden immateriële schade, door het onder 1 ten laste gelegde feit, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en de wettelijke rente.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de gevraagde schadevergoeding in zijn geheel wordt toegewezen.
De raadsman heeft gelet op de bepleite vrijspraak voor feit 1 verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering.
De rechtbank heeft vastgesteld dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte feit 1 heeft gepleegd. Vast staat dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde rechtstreeks schade is toegebracht. De materiële schade bestaat uit de tas, telefoon, airpods en een fietsslot. Hoewel de rechtbank constateert dat de tas niet in de tenlastelegging is opgenomen, is tijdens de inhoudelijke behandeling van de terechtzitting duidelijk geworden dat de tas met inhoud van aangeefster [benadeelde partij 1] is weggenomen, waardoor de rechtbank van oordeel is dat de tas onder ‘enig goed’ in de tenlastelegging behoort te vallen. De vordering is niet betwist. De rechtbank acht de door de benadeelde partij aangehaalde jurisprudentie echter moeilijk vergelijkbaar met de onderhavige zaak. Gelet hierop ziet de rechtbank aanleiding de immateriële schade vast te stellen op een bedrag van € 800,-. De gevorderde materiële en immateriële schadevergoeding zal daarom voor het bedrag van € 1.666,90 worden toegewezen
,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 augustus 2023.
De verdachte is naar burgerlijk recht met zijn mededader hoofdelijk aansprakelijk voor de schade. Dit betekent dat verdachte tegenover [benadeelde partij 1] voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
De benadeelde partij zal voor het overige gedeelte van haar vordering niet-ontvankelijk worden verklaard. In zoverre kan de benadeelde partij haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
9.2.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] (feit 2)
De benadeelde partij [benadeelde partij 2] vordert een schadevergoeding van € 1.421,94, vanwege € 571,94 geleden materiële schade en € 850,- geleden immateriële schade, door het onder 2 ten laste gelegde feit, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en de wettelijke rente.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de gevraagde schadevergoeding in zijn geheel wordt toegewezen.
De raadsman heeft gelet op de bepleite vrijspraak voor feit verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering.
De rechtbank heeft vastgesteld dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte feit 2 heeft gepleegd. Vast staat dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde rechtstreeks schade is toegebracht. De materiële schade bestaat uit twee telefoons, sleutels en kleding. De vordering is niet betwist. De gevorderde materiële en immateriële schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom geheel worden toegewezen
,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 augustus 2023.
De verdachte is naar burgerlijk recht met zijn mededader hoofdelijk aansprakelijk voor de schade. Dit betekent dat verdachte tegenover [benadeelde partij 2] voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
9.3.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 3] (feit 3 en 4)
De benadeelde partij [benadeelde partij 3] vordert een schadevergoeding van € 2.072,92, vanwege € 1.172,92 geleden materiële schade en € 900,- geleden immateriële schade, door de onder 3 en 4 ten laste gelegde feiten, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en de wettelijke rente.
De rechtbank is – met de officier van justitie en de raadsman – van oordeel dat de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk zal worden verklaard, omdat de verdachte van feit 3 en 4 zal worden vrijgesproken.
De benadeelde partij en de verdachte zullen ieder de eigen kosten dragen.

10.De toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen
36f, 57en
312van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder feit 3 en 4 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder feit 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
t.a.v. feit 1:diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
t.a.v. feit 2:diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
2 (twee) jaren.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beslag
Gelast de
teruggaveaan [verdachte] van de in beslaggenomen telefoon, te weten: 1 STK telefoon, Samsung (omschrijving: 2636203).
t.a.v. feit 1: Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] :
De rechtbank wijst de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde partij 1]gedeeltelijk toe tot een bedrag van
€ 1.666,90(duizend zeshonderdzesenzestig euro en negentig eurocent) bestaande uit
€ 866,90(achthonderdzesenzestig euro en negentig eurocent)
materiële schade, en
€ 800, -(achthonderd euro)
immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade (
15 augustus 2023) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Verdachte is met zijn mededader hoofdelijk aansprakelijk voor het gehele bedrag. Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij of zijn mededader heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige immateriële deel niet-ontvankelijk in haar vordering.
Schadevergoedingsmaatregel
Legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van
[benadeelde partij 1]van een bedrag van
€ 1.666,90(duizend zeshonderdzesenzestig euro en negentig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (
15 augustus 2023) tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt 26 dagen gijzeling toegepast. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Verdachte is met zijn mededader hoofdelijk aansprakelijk voor het gehele bedrag. Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij of zijn mededader heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
t.a.v. feit 2: Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] :
De rechtbank wijst de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde partij 2]toe tot een bedrag van
€ 1.421,94(duizend vierhonderdeenentwintig euro en vierennegentig eurocent) bestaande uit
€ 571,94(vijfhonderdeenenzeventig euro en vierennegentig eurocent)
materiële schade, en
€ 850,-(achthonderdvijftig euro)
immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade (
21 augustus 2023) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Verdachte is met zijn mededader hoofdelijk aansprakelijk voor het gehele bedrag. Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij of zijn mededader heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel
Legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van
[benadeelde partij 2]van een bedrag van
€ 1.421,94(duizend vierhonderdeenentwintig euro en vierennegentig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (
21 augustus 2023) tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt 24 dagen gijzeling toegepast. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Verdachte is met zijn mededader hoofdelijk aansprakelijk voor het gehele bedrag. Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij of zijn mededader heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
t.a.v. feit 3 en 4: Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 3] :
Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij, [benadeelde partij 3] , in zijn vordering, nu het tenlastegelegde niet is bewezen en verdachte daarvan is vrijgesproken.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen proceskosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M. Vaandrager, voorzitter,
mrs. P.P.C.M. Waarts en M.H. van Haeften, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.K. Raspoort, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 12 januari 2024.
[(...)]
[(...)]
[(...)]
[(...)]
[(...)]
[(...)]
[(...)]

[(...)]

[(...)]

[(...)]

[(...)]

[(...)]

[(...)]

[(...)]

[(...)]

[(...)]

[(...)]

[(...)]

[(...)]