Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
1.Procesgang
2.Identiteit van de opgeëiste persoon
3.Ontvankelijkheid van de officier van justitie
the Regional Court in Bydgoszcz.
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 20 december 2023 uitspraak gedaan over de vordering van de officier van justitie tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) tegen een opgeëiste persoon, geboren in Polen. De vordering dateert van 28 juni 2019 en betreft een EAB dat op 4 april 2019 is uitgevaardigd door de Regionale Rechtbank in Bydgoszcz III, strafafdeling, Polen. De opgeëiste persoon is niet verschenen op de zitting van 6 december 2023, ondanks dat hij behoorlijk was opgeroepen. Zijn raadsman, mr. O. Bolluyt, was wel aanwezig, maar gaf aan niet gemachtigd te zijn en geen contact meer te hebben met zijn cliënt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de wettelijke termijn voor het beslissen op het overleveringsverzoek is verstreken, maar dat dit de rechtbank niet ontslaat van haar verplichting om een beslissing te nemen. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd, maar vastgesteld dat er geen bewijs is dat de opgeëiste persoon kennis heeft kunnen nemen van de in artikel 23, derde lid, OLW genoemde stukken. De officier van justitie heeft geprobeerd de oproeping op meerdere adressen in Nederland te betekenen, maar de opgeëiste persoon was niet meer woonachtig op het laatst opgegeven adres. De rechtbank concludeert dat er geen indicaties zijn dat een nadere betekening zou kunnen slagen, en verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in haar vordering.