ECLI:NL:RBAMS:2024:1492

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 maart 2024
Publicatiedatum
18 maart 2024
Zaaknummer
C/13/703567 / FA RK 21-3888
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling geboortegegevens en adoptie in het kader van draagmoederschap met anonieme eiceldonor

In deze zaak hebben verzoekers twee draagmoederschapstrajecten in de Verenigde Staten gevolgd. De rechtbank Amsterdam heeft op 13 maart 2024 een beschikking gegeven waarin de geboortegegevens van de kinderen worden vastgesteld en adoptie wordt uitgesproken. De rechtbank concludeert dat de geboorteaktes van de kinderen niet voor erkenning in aanmerking komen vanwege strijd met de openbare orde, aangezien gebruik is gemaakt van een onbekende eiceldonor. De rechtbank stelt vast dat verzoeker [verzoeker 1] de juridische vader is van [minderjarige 1] op basis van een eerdere erkenning, ondanks het ontbreken van een authentieke akte. De rechtbank oordeelt dat de erkenning van de Amerikaanse geboorteakte van [minderjarige 1] onverenigbaar is met de openbare orde, en dat de inschrijving in de registers niet kan plaatsvinden. De rechtbank wijst de verzoeken tot inschrijving van de geboorteaktes van [minderjarige 2] en [minderjarige 3] eveneens af om dezelfde redenen. De rechtbank stelt echter wel de geboortegegevens van de kinderen vast en spreekt de adoptie uit door verzoeker [verzoeker 2]. De rechtbank benadrukt het belang van het kunnen achterhalen van de afstamming voor de kinderen, maar oordeelt dat de juridische status van de kinderen ten opzichte van verzoeker [verzoeker 2] prevaleert. De rechtbank gelast de ambtenaar van de burgerlijke stand om de nodige verbeteringen aan de geboorteaktes aan te brengen en verklaart dat verzoekers gezamenlijk gezag zullen uitoefenen over de kinderen zodra de adoptie in kracht van gewijsde is gegaan.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht Team Familie & Jeugd
zaaknummer / rekestnummer: C/13/703567 / FA RK 21-3888
Beschikking van 13 maart 2024
in de zaak van:
[verzoeker 1] ,
hierna: verzoeker [verzoeker 1] ,
en
[verzoeker 2] ,
hierna: verzoeker [verzoeker 2] ,
beiden wonende te [woonplaats] ,
hierna mede te noemen verzoekers,
advocaat voorheen mr. W.J. Eusman, thans mr. T.F.W. Kouwenhoven.
Als belanghebbenden zijn aangemerkt: de draagmoeder [naam draagmoeder 1] en de draagmoeder [naam draagmoeder 2] en de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Den Haag (hierna: de ambtenaar van de burgerlijke stand).

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Bij beschikking van 28 september 2022 heeft de rechtbank onder meer:
- verzoeker [verzoeker 1] benoemd tot voogd over [minderjarige 1] ,
- vastgesteld dat verzoeker [verzoeker 1] is belast met het eenhoofdig gezag over [minderjarige 2] en [minderjarige 3] ,
- de behandeling van de (overige) verzoeken aangehouden in afwachting van aanvullende stukken.
1.2.
Vervolgens heeft de rechtbank onder meer de volgende stukken ontvangen:
- de brief met bijlagen van de zijde van verzoekers, ingekomen op 12 oktober 2022;
- de reactie van de ambtenaar van de burgerlijke stand, ingekomen op 29 november 2022;
- het F4-formulier van 24 februari 2023 van de zijde van verzoekers;
- de brief inhoudende een aanvullend verzoek met bijlagen van de zijde van verzoekers, ingekomen op 8 augustus 2023;
- de reactie van de ambtenaar van de burgerlijke stand, ingekomen op 5 september 2023;
- het F9-formulier van de zijde van verzoekers, ingekomen op 19 oktober 2023.

2.De feiten

2.1.
Voor de vaststaande feiten verwijst de rechtbank naar de tussenbeschikking van 28 september 2022. Hieraan kan worden toegevoegd dat verzoeker [verzoeker 1] de biologische vader is van [minderjarige 2] en verzoeker [verzoeker 2] van [minderjarige 1] en [minderjarige 3] . Tevens kan hieraan worden toegevoegd dat verzoeker [verzoeker 1] [minderjarige 1] met toestemming van de draagmoeder op 1 augustus 2023 (nogmaals) heeft erkend.

3.De verdere beoordeling

3.1.
De rechtbank verwijst naar en blijft bij hetgeen in de tussenbeschikking van 28 september 2022 is overwogen.
3.2.
Gelet op de voorgaande beschikking, als ook op het aanvullende verzoek, zal de rechtbank nog een beslissing moeten nemen op de volgende verzoeken:
Ten aanzien van [minderjarige 1] :
Primair:
- vaststelling dat [minderjarige 1] in 2017 is erkend door verzoeker [verzoeker 1] ;
- erkennen en gelasten van de inschrijving van de in de Verenigde Staten opgemaakte geboorteakte van [minderjarige 1] ;
- de adoptie uit te spreken door verzoeker [verzoeker 2] van [minderjarige 1] en te verstaan dat de familiebetrekking tussen [minderjarige 1] en verzoeker [verzoeker 1] in stand blijft;
- erkennen en opdragen van de registratie van de Amerikaanse gezagsbeslissing met betrekking tot [minderjarige 1] .
Subsidiair:
- vaststelling dat [minderjarige 1] in 2017 is erkend door verzoeker [verzoeker 1] ;
- vaststelling van de geboortegegevens van [minderjarige 1] waarbij de draagmoeder en verzoeker [verzoeker 1] als ouders worden vermeld;
- de adoptie uit te spreken door verzoeker [verzoeker 2] van [minderjarige 1] en te verstaan dat de familiebetrekking tussen [minderjarige 1] en verzoeker [verzoeker 1] in stand blijft;
- erkennen en opdragen van de registratie van de Amerikaanse gezagsbeslissing met betrekking tot [minderjarige 1] .
Meer subsidiair:
- vaststelling van de geboortegegevens van [minderjarige 1] waarbij de draagmoeder als ouder wordt vermeld, met een latere vermelding van de erkenning door verzoeker [verzoeker 1] van [minderjarige 1] in 2023;
- de adoptie uit te spreken door verzoeker [verzoeker 2] van [minderjarige 1] en te verstaan dat de familiebetrekking tussen [minderjarige 1] en verzoeker [verzoeker 1] in stand blijft;
- beëindiging van de voogdij en registratie van het door de erkenning en adoptie ontstane gezag.
Ten aanzien van [minderjarige 2] en [minderjarige 3] :
Primair:
- vaststelling dat verzoeker [verzoeker 1] [minderjarige 2] en [minderjarige 3] prenataal heeft erkend;
- erkennen en gelasten van de inschrijving van de in de Verenigde Staten opgemaakte geboorteaktes van [minderjarige 2] en [minderjarige 3] in de daartoe bestemde registers van de burgerlijke stand;
- de adoptie uit te spreken door verzoeker [verzoeker 2] van [minderjarige 2] en [minderjarige 3] en te verstaan dat de familiebetrekking tussen hen en verzoeker [verzoeker 1] in stand blijft;
- registratie van het door de adoptie ontstane gezag.
Subsidiair:
- vaststelling dat verzoeker [verzoeker 1] [minderjarige 2] en [minderjarige 3] prenataal heeft erkend;
- vaststelling van de geboortegegevens van [minderjarige 2] en [minderjarige 3] waarbij de draagmoeder en verzoeker [verzoeker 1] als ouders worden vermeld;
- de adoptie uit te spreken door verzoeker [verzoeker 2] van [minderjarige 2] en [minderjarige 3] en te verstaan dat de familiebetrekking tussen [minderjarige 1] en verzoeker [verzoeker 1] in stand blijft;
- registratie van het door de adoptie ontstane gezag.
[minderjarige 1]
Erkenning van [minderjarige 1] door verzoeker [verzoeker 1]
3.3.
Allereerst dient de vraag te worden beantwoord of verzoeker [verzoeker 1] het juridisch ouderschap van [minderjarige 1] heeft gekregen door de prenatale erkenning. De gegevens op de door verzoekers overgelegde Amerikaanse geboorteakte van [minderjarige 1] zijn immers mede gebaseerd op deze erkenning.
3.4.
Verzoekers hebben ter onderbouwing van hun stelling dat erkenning van [minderjarige 1] in 2017 heeft plaatsgevonden een brief van de gemeente Amsterdam van 1 augustus 2023 met bijlagen overgelegd. Uit deze brief en de stukken blijkt onder meer dat door de gemeente is geconstateerd dat op 10 juli 2017 een akte van erkenning is opgemaakt met aktenummer [nummer] en dat de gemeente verklaart dat de akte waarin de erkenning is vastgelegd, verloren is gegaan. Ook blijkt uit de brief en de stukken van de gemeente dat onder meer deze akte van erkenning met nummer [nummer] is gebruikt om de gegevens van [minderjarige 1] op 28 augustus 2017 op te nemen in de basisregistratie personen.
3.5.
De ambtenaar heeft verweer gevoerd in die zin dat hij blijft bij het standpunt dat, nu de akte van erkenning die in 2017 is opgemaakt niet aanwezig is, geen latere vermelding betreffende erkenning op de Nederlandse geboorteakte kan worden geplaatst aan de hand van een origineel afschrift van de authentieke akte van erkenning. Daardoor kan immers niet uitgesloten worden dat uiteindelijk geen akte is opgemaakt, of dat, als er wel een authentieke akte is opgemaakt, gegevens in de kennisgeving afwijken van gegevens in de authentieke akte. De ambtenaar voert verder aan dat aan de hand van de akte betreffende erkenning die vervolgens in 2023 is opgemaakt, wel een latere vermelding betreffende erkenning kan worden geplaatst op de (nog op te maken) Nederlandse geboorteakte. Uit deze laatste reactie van de ambtenaar van de burgerlijke stand maakt de rechtbank op dat hij het verweer dat de erkenning door verzoeker [verzoeker 1] van de minderjarigen in strijd met de openbare orde zou zijn, gelet op het feit dat in het draagmoederschapstraject gebruik is gemaakt van een onbekende eiceldonor, niet langer handhaaft. De rechtbank zal dit verweer in haar verdere overwegingen dan ook niet bespreken.
De rechtbank overweegt als volgt.
3.6.
De rechtbank stelt vast dat een authentieke akte waaruit de erkenning in 2017 door [verzoeker 1] blijkt, ontbreekt. De rechtbank is echter van oordeel dat desondanks het juridisch ouderschap van [verzoeker 1] over [minderjarige 1] wel tot stand is gekomen. Er is immers voldaan aan artikel 1:203 BW waarin in het eerste lid is bepaald dat erkenning kan geschieden bij een akte van erkenning, opgemaakt door de burgerlijke stand en dat de erkenning gevolg heeft vanaf het tijdstip dat zij is gedaan. Dat verzoeker [verzoeker 1] [minderjarige 1] als (toen nog) ongeboren vrucht op 10 juli 2017 in de gemeente Amsterdam heeft erkend, wordt verklaard door de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Amsterdam en blijkt ook uit het feit dat er destijds een akte van erkenning is opgemaakt met aktenummer [nummer] . Deze akte is blijkbaar verloren gegaan, maar is op 28 augustus 2017 wel gebruikt om [minderjarige 1] op te nemen in de basisregistratie personen. Dit blijkt uit het door verzoekers bij brief van 4 augustus 2023 overgelegde overzicht van de basisregistratie personen. Het ontbreken van een authentieke akte die, blijkbaar, bij de gemeente Amsterdam verloren is gegaan, maakt naar het oordeel van de rechtbank niet dat er geen erkenning heeft plaatsgevonden. Voor de rechtbank is op basis van de overgelegde stukken komen vast te staan dat de erkenning op rechtsgeldige wijze heeft plaatsgevonden, zodat deze erkenning ook vanaf dat moment rechtsgevolg heeft. Het voorgaande betekent dat er vanaf het moment van de geboorte van [minderjarige 1] familierechtelijke betrekkingen zijn ontstaan tussen hem en verzoeker [verzoeker 1] . Het verzoek om vast te stellen dat verzoeker [verzoeker 1] de juridische vader van [minderjarige 1] is, kan dan ook worden toegewezen.
3.7.
Wellicht ten overvloede wijst de rechtbank er op dat de erkenning die op 1 augustus 2023 (nogmaals) heeft plaatsgevonden dan ook nietig is. De eerdere erkenning van 10 juli 2017 heeft immers gevolg vanaf het moment dat zij is gedaan en verzoeker [verzoeker 1] was hiermee vanaf de geboorte van [minderjarige 1] zijn juridische vader. Erkenning is niet mogelijk wanneer er al twee juridische ouders zijn. Dat de eerste akte van erkenning bij de gemeente Amsterdam verloren is gegaan, maakt dit niet anders.
Erkenning van de Amerikaanse geboorteakte van [minderjarige 1] en het gelasten van de inschrijving van deze geboorteakte
3.8.
Verzoekers verzoeken vervolgens de in de Verenigde Staten van Amerika opgemaakte geboorteakte van [minderjarige 1] te erkennen en de ambtenaar te gelasten deze in de daarvoor bestemde registers in te schrijven, met vermelding van de erkenning van [minderjarige 1] door verzoeker [verzoeker 1] .
3.9.
De ambtenaar van de burgerlijke stand voert – kort weergegeven – aan dat gebruik is gemaakt van een anonieme eiceldonor. Het is de vraag of een in Nederland gedane erkenning ongeboren vrucht van een vrouw waarbij gebruik is gemaakt van een anonieme eiceldonor niet in strijd moet worden geacht te zijn met de Nederlandse openbare orde. Als het antwoord daarop bevestigend moet worden beantwoord, kan de geboorteakte niet in Nederland in de daartoe bestemde registers worden ingeschreven. Inschrijving in de openbare registers zou dan door middel van een vaststelling van de geboortegegevens moeten worden gedaan, waarbij het voor de hand zou liggen verzoeker [verzoeker 1] niet als ouder vast te stellen en alleen de gegevens van de draagmoeder vast te stellen en dan de latere erkenning van 1 augustus 2023 op de geboorteakte te vermelden. Daarnaast is er onduidelijkheid over de gebruikte geslachtsnaam van de draagmoeder, aldus de ambtenaar van de burgerlijke stand.
3.10.
De rechtbank stelt voorop dat, om de ambtenaar te kunnen gelasten de geboorteakte van [minderjarige 1] in te schrijven, allereerst moet worden beoordeeld of de desbetreffende geboorteakte waarin familierechtelijke rechtsbetrekkingen zijn vastgesteld, in Nederland kan worden erkend.
3.11.
De rechtbank past in dit kader de erkenningsregeling in boek 10 BW naar analogie toe op de afstammingsrechtelijke gevolgen bij draagmoederschap. In artikel 10:101 lid 1 BW is, voor zover hier van belang, de in artikel 10:100 leden 1, onder b en c, 2 en 3 BW opgenomen erkenningsregeling van een in het buitenland tot stand gekomen onherroepelijke rechterlijke beslissing waarbij familierechtelijke betrekkingen op grond van afstamming zijn vastgesteld of gewijzigd, van overeenkomstige toepassing verklaard op in het buitenland tot stand gekomen rechtsfeiten of rechtshandelingen, waarbij familierechtelijke betrekkingen zijn vastgesteld of gewijzigd, welke zijn neergelegd in een door een bevoegde instantie overeenkomstig de plaatselijke voorschriften opgemaakte akte.
3.12.
De rechtbank stelt vast dat het om een Amerikaanse geboorteakte gaat, opgemaakt door een bevoegde instantie overeenkomstig de plaatselijke voorschriften, waarin draagmoeder [naam draagmoeder 1] als moeder en verzoeker [verzoeker 1] als vader is opgenomen van [minderjarige 1] . De rechtbank stelt vast dat er geen aanknopingspunten zijn voor een oordeel dat aan deze rechtshandelingen geen behoorlijk onderzoek is vooraf gegaan.
3.13.
Vervolgens dient te worden beoordeeld of de erkenning van de Amerikaanse geboorteakten kennelijk onverenigbaar is met de openbare orde.
3.14.
De rechtbank acht het in het kader van deze toets aan de openbare orde van belang om te beoordelen of het in de Verenigde Staten gevolgde traject van draagmoederschap zorgvuldig heeft plaatsgevonden. Dit gelet op de ingrijpende gevolgen van draagmoederschap voor de rechten en verplichtingen van zowel [minderjarige 1] , de draagmoeder als verzoekers. Nu verzoeker [verzoeker 1] in de geboorteakte als ouder is aangemerkt van [minderjarige 1] dient hierbij naar het oordeel van de rechtbank met name te worden gekeken of de belangen van het kind en de draagmoeder voldoende in acht zijn genomen. Hierbij zijn de aanbevelingen van de Staatscommisssie Herijking Ouderschap zoals opgenomen in het adviesrapport ‘Kind en ouders in de 21e eeuw’ van
7 december 2016 van belang en de door het kabinet in zijn brief van 12 juli 2019 (kamerstukken TK 2018/2019, 33836, nr. 45) geformuleerde waarborgen om het traject zorgvuldig en transparant te laten verlopen en zoveel mogelijk rechtszekerheid te bieden aan de draagmoeder, de wensouders en het kind.
3.15.
Hieruit volgt dat het voor kinderen van [verzoeker 2] belang is om te (kunnen) achterhalen uit wie zij zijn geboren, van wie zij genetisch afstammen en onder welke omstandigheden zij zijn ontstaan en geboren. Het recht van het kind om zijn of haar afstamming te kennen is een mensenrecht dat is opgenomen in artikel 7 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK).
3.16.
De rechtbank is, met inachtneming van de overgelegde stukken en de toelichting van verzoekers op de zitting, van oordeel dat het door verzoekers in de VS doorlopen draagmoederschapstraject niet met waarborgen is omkleed die overeenkomen met de hiervoor genoemde aanbevelingen van de Staatscommissie. De rechtbank overweegt daartoe het volgende. Vast staat dat verzoekers bewust voor deze draagmoeder hebben gekozen en een overeenkomst met haar hebben gesloten. Daarbij zijn alle partijen voorgelicht over de consequenties en zijn zij begeleid. De draagmoeder is bijgestaan door een eigen advocaat. Ook is er nog contact met de draagmoeder. De rechtbank stelt vervolgens vast dat verzoekers in het draagmoederschapstraject gebruik hebben gemaakt van een hen onbekende eiceldonor. Zij weten alleen een nummer, FI-205. De kliniek heeft op 13 september 2022 (overgelegd als productie 22 van verzoekers) onder meer het volgende verklaard:
“[…]
The anonymous oocyte donor program at Kofinas Fertility Group restricts the sharing of any demographic or identifiable information of the egg donor or the recipient(s) between one another. However, the anonymous oocyte donors and recipient(s) consent in writing to sharing any new personal or family medical information with Kofinas Fertility Group. The clinical staff of Kofinas Fertility Group is responsible for communicating any new and/or relevant medical information to the appropriate patient(s) and facilitating further medical testing of the oocyte donor or offspring if recommended. Kofinas Fertility Group does not allow or facilitate direct contact between the recipients and/or their offspring with the oocyte donor. Allowing this would be a deterrent for many young women who are contemplating donating their eggs.
[…]”.
De rechtbank leidt hieruit af dat de kans dat [minderjarige 1] later in staat zal zijn om volledig te achterhalen van wie hij genetisch afstamt, zeer klein, zo niet nihil is. Er is alleen een mogelijkheid om medische informatie uit te wisselen waarbij de eiceldonor wel anoniem blijft. De rechtbank is van oordeel dat gelet op de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden onvoldoende is gewaarborgd dat [minderjarige 1] zijn ontstaansgeschiedenis op termijn volledig zal kunnen achterhalen en dat hij kennis zal kunnen nemen van de gegevens en de identiteit van de eiceldonor.
3.17.
Het voorgaande betekent dat erkenning van de Amerikaanse geboorteakte van [minderjarige 1] onverenigbaar is met de openbare orde. Dit betekent dat deze niet kan worden ingeschreven in de daartoe bestemde registers. Het verzoek om de ambtenaar van de burgerlijke stand te gelasten de geboorteakten in te schrijven, zal dan ook worden afgewezen.
Vaststelling geboortegegevens van [minderjarige 1]
3.18.
Verzoekers verzoeken subsidiair om de geboortegegevens van [minderjarige 1] vast te stellen.
3.19.
Met betrekking tot het verzoek tot vaststelling van de geboortegegevens geldt dat de Nederlandse rechter op grond van artikel 3 aanhef en sub a Rv internationaal bevoegd is om daarvan kennis te nemen. Nederlands recht is van toepassing is op dit verzoek, omdat het gaat om het vaststellen van de geboortegegevens teneinde deze gegevens op te nemen in de Nederlandse registers.
3.20.
Artikel 1:25c lid 1 BW bepaalt dat indien ten aanzien van een buiten Nederland geboren persoon geen akte van geboorte overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie is opgemaakt of kan worden overgelegd, de rechtbank Den Haag op verzoek van het openbaar ministerie, van een belanghebbende of van de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Den Haagde voor het opmaken van een geboorteakte noodzakelijke gegevens kan vaststellen, indien:
- die persoon Nederlander is of te eniger tijd Nederlander dan wel Nederlands onderdaan niet-Nederlander is geweest;
- die persoon rechtmatig verblijft op grond van artikel 8, onder c en d, van de Vreemdelingenwet 2000;
- op grond van Boek 1 BW een latere vermelding aan de akte van geboorte moet worden toegevoegd.
3.21.
Nu de rechtbank hiervoor heeft vastgesteld dat verzoeker [verzoeker 1] de juridische vader van [minderjarige 1] is, heeft [minderjarige 1] bij zijn geboorte de Nederlandse nationaliteit verkregen. Er is dan ook voldaan aan artikel 1:25c lid 1 sub a BW. De rechtbank zal de geboortegegevens van [minderjarige 1] dan ook vaststellen.
3.22.
De rechtbank is van oordeel dat uit de inhoud van de overgelegde stukken en hetgeen tijdens de zitting van 31 augustus 2022 is besproken, voldoende aanwijzingen zijn verkregen omtrent de gegevens die nodig zijn om de geboortegegevens van [minderjarige 1] vast te kunnen stellen. De rechtbank zal hierbij het voorstel van de ambtenaar van de burgerlijke stand volgen en de geslachtsnaam [naam draagmoeder 1] bij de moeder opnemen, nu naar het oordeel van de rechtbank voldoende is komen vast te staan dat de draagmoeder deze geslachtsnaam, te weten de geslachtsnaam van haar ex-echtgenoot, in ieder geval ten tijde van de geboorte van [minderjarige 1] nog voerde.
3.23.
En daarmee komt de rechtbank terug bij de erkenning van [minderjarige 1] door verzoeker [verzoeker 1] . De ambtenaar van de burgerlijke stand voert aan dat op grond van artikel 1:20 BW geen latere vermelding betreffende erkenning op een Nederlandse geboorteakte kan worden geplaatst wanneer een authentieke akte ontbreekt. De rechtbank heeft hiervoor echter vastgesteld dat de erkenning heeft plaatsgevonden en dat er tussen verzoeker [verzoeker 1] en [minderjarige 1] familierechtelijke betrekkingen zijn ontstaan. De rechtbank stelt vervolgens vast dat de aan artikel 157, eerste lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) ontleende dwingende bewijskracht die toekomt aan akten die zijn opgenomen in de registers van de burgerlijke stand met zich meebrengt dat het van [verzoeker 2] belang is dat de registers de staat van de daarin opgenomen personen correct weergeven. Om dit mogelijk te maken is in artikel 1:24 BW een regeling opgenomen die ertoe strekt dat de registers van de burgerlijke stand op last van de rechter in overeenstemming met de (juridische) werkelijkheid worden gebracht. Het openbaar ministerie en belanghebbenden kunnen op grond van dit artikel de rechtbank dan ook verzoeken om aanvulling of verbetering van een register van de burgerlijke stand.
3.24.
Hoewel dit niet met zoveel woorden is gezegd, leidt de rechtbank uit de stellingen en verzoeken van verzoekers af dat zij wensen, en in die zin aan de rechtbank verzoeken, om verbetering van de (op basis van deze beschikking) op te maken akte met geboortegegevens in het register van de burgerlijke stand in die met de daarin ontbrekende latere vermelding van erkenning.
3.25.
De rechtbank stelt voorop dat, met verwijzing naar hetgeen mr. E.W.G. Gubbels hierover heeft opgemerkt in de Groene Serie Personen- en familierecht, de bedoeling van de wetgever met artikel 1:24 BW is geweest dat de rechter onder meer aanvulling van een register van de burgerlijke stand kan gelasten wanneer een akte ontbreekt omdat geen aangifte is gedaan of wanneer een akte verloren is gegaan. Er moet dan een nieuwe akte worden opgemaakt. Verbetering kan betrekking hebben op het ontbreken van gegevens in de akte of latere vermelding of een misslag.
3.26.
Gelet op artikel 157, eerste lid, Rv, is de rechtbank van oordeel dat het van [verzoeker 2] belang is dat uit de geboortegegevens blijkt dat verzoeker [verzoeker 1] door de prenatale erkenning vanaf de geboorte van [minderjarige 1] zijn juridische vader is geworden. Te meer, nu het van [verzoeker 2] belang wordt geacht dat [minderjarige 1] op termijn zijn ontstaansgeschiedenis kan achterhalen. Deze gegevens zouden ontbreken omdat de authentieke akte van erkenning verloren is gegaan en niet aan de op te maken akte zouden kunnen worden toegevoegd. Gelet hierop zal de rechtbank verbetering van de nog op te maken akte met geboortegegevens gelasten in die zin dat daaraan een latere vermelding van erkenning wordt toegevoegd waaruit blijkt dat verzoeker [verzoeker 1] op 10 juli 2017 de destijds nog ongeboren vrucht heeft erkend, dat de moeder daar toestemming voor heeft gegeven, dat de moeder en verzoeker [verzoeker 1] gezamenlijk hebben verklaard dat het kind bij de geboorte de geslachtsnaam [verzoeker 1] zal hebben en dat de erkenning door de ambtenaar van de burgerlijke stand is vastgelegd in de akte met nummer [nummer] .
3.27.
Het voorgaande betekent dat de rechtbank de gegevens voor het opmaken van een geboorteakte als volgt zal vaststellen:
KIND
Geslachtsnaam: [verzoeker 1]
Voornamen: [minderjarige 1]
Geboortedatum: [geboortedatum 1] 2017
Plaats van geboorte: [geboorteplaats 1] , Pennsylvenia, Verenigde Staten van Amerika
Geslacht: mannelijk
MOEDER
Geslachtsnaam: [naam draagmoeder 1]
Voornamen: [naam draagmoeder 1]
Plaats van geboorte: -, [geboorteplaats 4] , Verenigde Staten van Amerika
Dag van geboorte: [geboortedatum 2] 1982
Gezag verzoeker [verzoeker 1]
3.28.
Met verwijzing naar de beschikking van deze rechtbank van 28 september 2022 als ook gelet op het feit dat de rechtbank hiervoor heeft overwogen dat vast staat dat verzoeker [verzoeker 1] de juridische vader van [minderjarige 1] is, zal de rechtbank bepalen dat hij vanaf heden met het gezag over [minderjarige 1] zal zijn belast. De rechtbank zal dit deel van de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren.
[minderjarige 2] en [minderjarige 3]
Inschrijving geboorteaktes
3.29.
Verzoekers verzoeken de rechtbank de ambtenaar van de burgerlijke stand te gelasten de in de Verenigde Staten van Amerika opgemaakte geboorteakten van [minderjarige 2] en [minderjarige 3] in te schrijven in de daartoe bestemde registers.
3.30.
De ambtenaar van de burgerlijke stand voert – kort weergegeven – aan dat gebruik is gemaakt van een anonieme eiceldonor. Het is de vraag of een in Nederland gedane erkenning van een ongeboren vrucht van een vrouw waarbij gebruik is gemaakt van een anonieme eiceldonor niet in strijd is met de Nederlandse openbare orde. Als het antwoord daarop bevestigend moet worden beantwoord, kunnen de geboorteakten niet in Nederland in de daartoe bestemde registers worden ingeschreven. Inschrijving in de openbare registers zou dan door middel van een vaststelling van de geboortegegevens worden gedaan, waarbij het voor de hand zou liggen verzoeker [verzoeker 1] niet als ouder vast te stellen en alleen de gegevens van de draagmoeders vast te stellen, aldus de ambtenaar van de burgerlijke stand.
3.31.
De rechtbank stelt voorop dat, om de ambtenaar te kunnen gelasten de geboorteaktes van [minderjarige 3] en [minderjarige 2] in te schrijven, allereerst moet worden beoordeeld of de desbetreffende geboorteaktes waarin familierechtelijke rechtsbetrekkingen zijn vastgesteld, in Nederland kunnen worden erkend.
3.32.
De rechtbank past in dit kader de erkenningsregeling in boek 10 BW naar analogie toe op de afstammingsrechtelijke gevolgen bij draagmoederschap. In artikel 10:101 lid 1 BW is, voor zover hier van belang, de in artikel 10:100 leden 1, onder b en c, 2 en 3 BW opgenomen erkenningsregeling van een in het buitenland tot stand gekomen onherroepelijke rechterlijke beslissing waarbij familierechtelijke betrekkingen op grond van afstamming zijn vastgesteld of gewijzigd, van overeenkomstige toepassing verklaard op in het buitenland tot stand gekomen rechtsfeiten of rechtshandelingen, waarbij familierechtelijke betrekkingen zijn vastgesteld of gewijzigd, welke zijn neergelegd in een door een bevoegde instantie overeenkomstig de plaatselijke voorschriften opgemaakte akte.
3.33.
De rechtbank stelt vervolgens vast dat het om Amerikaanse geboorteakten gaat, opgemaakt door een bevoegde instantie overeenkomstig de plaatselijke voorschriften, waarin draagmoeder [naam draagmoeder 2] als moeder en verzoeker [verzoeker 1] als vader is opgenomen van [minderjarige 3] en [minderjarige 2] . De rechtbank stelt vast dat er geen aanknopingspunten zijn voor een oordeel dat aan deze rechtshandelingen geen behoorlijk onderzoek is vooraf gegaan.
3.34.
Vervolgens dient te worden beoordeeld of de erkenning van de Amerikaanse geboorteakten kennelijk onverenigbaar is met de openbare orde.
3.35.
De rechtbank verwijst in dit kader naar hetgeen zij hiervoor in rechtsoverwegingen 3.14. tot en met 3.16. ten aanzien van de geboorteakte van [minderjarige 1] heeft overwogen, nu de omstandigheden met betrekking tot het doorlopen draagmoederschapstraject vrijwel hetzelfde zijn als bij [minderjarige 1] en er gebruik is gemaakt van dezelfde eiceldonor.
3.36.
Uit de verklaring van de kliniek die in r.o. 3.16. is geciteerd en die ook ziet op [minderjarige 2] en [minderjarige 3] , leidt de rechtbank af dat de kans dat zij later in staat zullen zijn om volledig te achterhalen van wie zij genetisch afstammen, zeer klein, zo niet nihil is. Er is alleen een mogelijkheid om medische informatie uit te wisselen waarbij de eiceldonor wel anoniem blijft. De rechtbank is van oordeel dat gelet op de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden onvoldoende is gewaarborgd dat [minderjarige 2] en [minderjarige 3] hun ontstaansgeschiedenis op termijn volledig zullen kunnen achterhalen en dat zij kennis zullen kunnen nemen van de gegevens en de identiteit van de eiceldonor.
3.37.
Het voorgaande betekent dat erkenning van de Amerikaanse geboorteakten van [minderjarige 3] en [minderjarige 2] onverenigbaar is met de openbare orde. Dit betekent dat deze niet kunnen worden ingeschreven in de daartoe bestemde registers. Het verzoek om de ambtenaar van de burgerlijke stand te gelasten de geboorteakten in te schrijven, dient dan ook te worden afgewezen.
Vaststellen geboortegegevens
3.38.
Verzoekers verzoeken subsidiair om de geboortegegevens van [minderjarige 2] en [minderjarige 3] vast te stellen.
3.39.
Met betrekking tot het verzoek tot vaststelling van de geboortegegevens geldt dat de Nederlandse rechter op grond van artikel 3 aanhef en sub a Rv internationaal bevoegd is om daarvan kennis te nemen. Nederlands recht is van toepassing is op dit verzoek, omdat het gaat om het vaststellen van de geboortegegevens teneinde deze gegevens op te nemen in de Nederlandse registers.
3.40.
Artikel 1:25c lid 1 BW bepaalt dat indien ten aanzien van een buiten Nederland geboren persoon geen akte van geboorte overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie is opgemaakt of kan worden overgelegd, de rechtbank Den Haag op verzoek van het openbaar ministerie, van een belanghebbende of van de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Den Haagde voor het opmaken van een geboorteakte noodzakelijke gegevens kan vaststellen, indien:
- die persoon Nederlander is of te eniger tijd Nederlander dan wel Nederlands onderdaan niet-Nederlander is geweest;
- die persoon rechtmatig verblijft op grond van artikel 8, onder c en d, van de Vreemdelingenwet 2000;
- op grond van Boek 1 BW een latere vermelding aan de akte van geboorte moet worden toegevoegd.
3.41.
Nu verzoeker [verzoeker 1] [minderjarige 2] en [minderjarige 3] prenataal heeft erkend, hebben zij bij hun geboorte de Nederlandse nationaliteit verkregen. Er is dan ook voldaan aan artikel 1:25c lid 1 sub a BW. De rechtbank zal de geboortegegevens van [minderjarige 2] en [minderjarige 3] dan ook vaststellen.
3.42.
De rechtbank is van oordeel dat uit de inhoud van de overgelegde stukken en hetgeen tijdens de zitting van 31 augustus 2022 is besproken, voldoende aanwijzingen zijn verkregen omtrent de gegevens die nodig zijn om de geboortegegevens van [minderjarige 2] en [minderjarige 3] vast te kunnen stellen. De rechtbank zal hierbij het voorstel van de ambtenaar van de burgerlijke stand volgen en de geslachtsnaam [naam draagmoeder 2] bij de moeder opnemen, nu naar het oordeel van de rechtbank voldoende is komen vast te staan dat de draagmoeder deze geslachtsnaam tijde van de geboorte van [minderjarige 2] en [minderjarige 3] nog voerde.
3.43.
Het voorgaande betekent dat de rechtbank de gegevens voor het opmaken van de geboorteaktes als volgt zal vaststellen:
Met betrekking tot [minderjarige 2] :
KIND
Geslachtsnaam: [verzoeker 1]
Voornamen: [minderjarige 2]
Geboortedatum: [geboortedatum 4] 2020
Plaats van geboorte: [geboorteplaats 3] , Pennsylvania, Verenigde Staten van Amerika
Geslacht: mannelijk
MOEDER
Geslachtsnaam: [naam draagmoeder 2]
Voornamen: [naam draagmoeder 2]
Plaats van geboorte: [geboorteplaats 2] , Dominicaanse Republiek
Dag van geboorte: [geboortedatum 3] 1992
Met betrekking tot [minderjarige 3] :
KIND
Geslachtsnaam: [verzoeker 1]
Voornamen: [minderjarige 3]
Geboortedatum: [geboortedatum 4] 2020
Plaats van geboorte: [geboorteplaats 3] Pennsylvania, Verenigde Staten van Amerika
Geslacht: vrouwelijk
MOEDER
Geslachtsnaam: [naam draagmoeder 2]
Voornamen: [naam draagmoeder 2]
Plaats van geboorte: [geboorteplaats 2] , Dominicaanse Republiek
Dag van geboorte: [geboortedatum 3] 1992
Erkenning door verzoeker [verzoeker 1]
3.44.
De rechtbank stelt vervolgens vast dat verzoeker [verzoeker 1] op 17 april 2020 met toestemming van de draagmoeder de ongeboren vrucht heeft erkend. De rechtbank zal de ambtenaar gelet hierop gelasten om een latere vermelding van de erkenning op 17 april 2020 door verzoeker [verzoeker 1] aan de (nog op te maken) geboorteaktes van [minderjarige 2] en [minderjarige 3] toe te voegen op basis van de erkenningsakte.
Adoptie door verzoeker [verzoeker 2] van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3]
3.45.
Daarmee komt de rechtbank bij de verzoeken van verzoekers om de adoptie van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] door verzoeker [verzoeker 2] uit te spreken. Zij stellen dat adoptie in het belang van de kinderen is omdat de familierechtelijke betrekkingen tussen hen en verzoeker [verzoeker 2] dan worden vastgelegd en de juridische situatie in overeenstemming wordt gebracht met de feitelijke situatie.
De Raad adviseert het verzoek toe te wijzen.
3.46.
De Nederlandse rechter heeft rechtsmacht met betrekking tot het verzoek tot adoptie op grond van artikel 3 aanhef en sub a Rv. Op het adoptieverzoek is het Nederlandse recht van toepassing is.
3.47.
Op grond van artikel 1:227 lid 1 BW geschiedt adoptie door een uitspraak van de rechtbank op verzoek van twee personen tezamen of op verzoek van één persoon alleen. Het tweede lid bepaalt onder meer dat het verzoek door de adoptant die echtgenoot, geregistreerde partner of andere levensgezel van de ouder is, slechts kan worden gedaan, indien hij ten minste drie aaneengesloten jaren onmiddellijk voorafgaande aan de indiening van het verzoek met die ouder heeft samengeleefd. Die voorwaarde geldt evenwel niet indien het kind is of wordt geboren binnen de relatie van de adoptant en die ouder. Op grond van het derde lid kan het verzoek tot adoptie alleen worden toegewezen indien de adoptie in het kennelijk belang van het kind is, op het tijdstip van het verzoek tot adoptie vaststaat en voor de toekomst redelijkerwijs te voorzien is dat het kind niets meer van zijn ouder of ouders in de hoedanigheid van ouder te verwachten heeft, en aan de voorwaarden, genoemd in artikel 228, wordt voldaan. Uit artikel 1:228 lid 1 BW volgt vervolgens dat de voorwaarden voor adoptie zijn:
a. a) dat het kind op de dag van het eerste verzoek minderjarig is, en dat het kind, indien het op de dag van het verzoek twaalf jaren of ouder is, ter gelegenheid van zijn verhoor niet van bezwaren tegen toewijzing van het verzoek heeft doen blijken; hetzelfde geldt, indien de rechter is gebleken van bezwaren tegen toewijzing van het verzoek van een minderjarige die op de dag van het verzoek de leeftijd van twaalf jaren nog niet heeft bereikt, maar in staat kan worden geacht tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake;
b) dat het kind niet is een kleinkind van een adoptant;
c) dat de adoptant of ieder der adoptanten ten minste achttien jaren ouder dan het kind is;
d) dat geen der ouders het verzoek tegenspreekt;
e) dat de minderjarige moeder van het kind op de dag van het verzoek de leeftijd van zestien jaren heeft bereikt;
f) dat de adoptant of de adoptanten het kind gedurende ten minste een jaar heeft of hebben verzorgd en opgevoed; indien de echtgenoot, geregistreerde partner of andere levensgezel van de ouder of adoptiefouder het kind adopteert en zij gezamenlijk het kind gedurende ten minste een jaar hebben verzorgd en opgevoed wordt de periode van een jaar voor de echtgenoot, geregistreerde partner of andere levensgezel gerekend vanaf het moment van feitelijk gezamenlijk verzorgen en opvoeden;
g) dat de ouder of ouders niet of niet langer het gezag over het kind hebben. Indien evenwel de echtgenoot, geregistreerde partner of andere levensgezel van de ouder het kind adopteert, geldt dat deze ouder alleen of samen met voornoemde echtgenoot, geregistreerde partner of andere levensgezel het gezag heeft.
3.48.
De rechtbank overweegt dat het voor kinderen van groot belang is om te (kunnen) achterhalen uit wie zij zijn geboren, van wie zij genetisch afstammen en onder welke omstandigheden zij zijn ontstaan en geboren. In Nederland wordt het kunnen achterhalen van die ontstaansgeschiedenis door een kind als een van de kernwaarden beschouwd als het gaat om draagmoederschap. Uit de aanbevelingen van de Staatscommissie Herijking Ouderschap in het rapport ‘Kind en ouders in de 21ste eeuw’ volgt dat het van belang is dat deze kernwaarde wordt gewaarborgd.
3.49.
In deze zaak speelt aan de ene kant het belang van de kinderen bij het kunnen achterhalen van hun afstammingsinformatie en aan de andere kant hun belang bij het hebben van een (juridische) status ten opzichte van verzoekers. De rechtbank overweegt ten aanzien van [minderjarige 3] dat verzoeker [verzoeker 1] haar biologische vader is. Gelet op de feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat het belang van het hebben van een juridische status het zwaarst dient te wegen. Toewijzing van het adoptieverzoek is de enige mogelijkheid om een familierechtelijke betrekking tussen [minderjarige 3] en verzoeker [verzoeker 2] tot stand te brengen. De rechtbank acht het onwenselijk dat in het traject gebruik is gemaakt van een anonieme eiceldonor, nu dit in strijd is met het belang van [minderjarige 3] . Maar dit neemt naar het oordeel van de rechtbank niet weg dat het belang dat [minderjarige 3] heeft bij het tot stand brengen van de juridische band met verzoeker [verzoeker 2] middels adoptie dient te prevaleren boven haar recht op informatie over haar genetische afstamming. De rechtbank verwijst daarvoor naar de rechtspraak van het EHRM. Zoals blijkt uit de Advisory opinion van het EHRM van 10 april 2019 (P16-2018-001) heeft het kind een [verzoeker 2] belang bij de juridische erkenning van de feitelijke ouder-kind relatie, ook als een van de ouders niet biologisch verwant is aan het kind. De absolute onmogelijkheid om erkenning te verkrijgen van de relatie tussen een kind dat door middel van draagmoederschap in het buitenland is geboren en verzoeker [verzoeker 2] , is daarmee onverenigbaar. Het EHRM laat in het midden op welke wijze deze ‘erkenning’ dient te geschieden.
3.50.
De rechtbank overweegt dat verzoekers het draagmoederschapstraject al meerdere jaren geleden zijn gestart en in ieder geval gekozen hebben voor een traject waarbij de eiceldonor weliswaar voor hen anoniem was, maar waarbij het nog wel mogelijk is om via de kliniek informatie uit te wisselen over, bijvoorbeeld, ziektes of andere informatie die van belang kan zijn voor [minderjarige 3] . Daarnaast is, ook ter zitting, gebleken dat verzoekers open zijn over de afstammingsgeschiedenis van [minderjarige 3] en dat zij haar hierover inlichten en willen informeren en bijstaan bij eventuele vragen van haar zijde. Verzoekers verzorgen haar al meerdere jaren samen.
3.51.
Er is voldaan aan de voorwaarden voor een partneradoptie als bedoeld in de artikelen 1:227 en 1:228 BW. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het verzoek tot adoptie van [minderjarige 3] door verzoeker [verzoeker 2] toewijzen. De rechtbank zal daarbij de ambtenaar gelasten van de adoptie een latere vermelding aan de (nog op te maken) geboorteakte toe te voegen. Omdat sprake is van partneradoptie, blijft op grond van artikel 1:229 lid 3 BW de familierechtelijke betrekking tussen [minderjarige 3] en verzoeker [verzoeker 1] in stand.
3.52.
Met betrekking tot [minderjarige 1] en [minderjarige 2] dient de rechtbank dezelfde belangenafweging te maken als ten aanzien van [minderjarige 3] is overwogen in r.o. 3.56. Hierbij speelt echter ook mee dat verzoeker [verzoeker 2] de biologische vader van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] is. Dit betekent dat in beginsel het vaderschap van verzoeker [verzoeker 2] gerechtelijk vastgesteld zou kunnen worden. Verzoeker [verzoeker 1] heeft de kinderen echter al erkend. De rechtbank acht het niet in het belang van de kinderen dat op dit moment nog een bijzondere curator wordt benoemd om te adviseren of het in het belang zou zijn om de door verzoeker [verzoeker 1] gedane erkenning te laten vernietigen en het vaderschap van verzoeker [verzoeker 2] gerechtelijk vast te stellen. Er is al geruime tijd verstreken tussen het indienen van de verzoeken en het geven van de onderhavige beslissing. Benoeming van een bijzondere curator op dit moment zou opnieuw tot het aanhouden van een beslissing op de verzoeken leiden en zou, bij een verzoek van de bijzondere curator tot vernietiging van de erkenning en gerechtelijke vaststelling van het vaderschap, er toe leiden dat verzoeker [verzoeker 1] vervolgens de adoptie van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zou moeten verzoeken. De rechtbank acht het in het belang van de kinderen dat de procedure tot een einde komt en dat het juridisch ouderschap van verzoekers vast komt te staan. Hoewel het voor verzoeker [verzoeker 2] dus theoretisch mogelijk zou zijn om zijn familierechtelijke betrekking met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] via gerechtelijke vaststelling van zijn vaderschap tot stand te brengen, is de rechtbank van oordeel dat, gelet op de feiten en omstandigheden, de adoptie door hem toch dient te worden toegewezen, nu aan de vereisten van de artikelen 1:227 en 1:228 BW is voldaan. De rechtbank wijst er in dit verband op dat zij er vanuit gaat dat verzoekers [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zullen voorlichten over het feit dat zij genetisch afstammen van verzoeker [verzoeker 2] en niet van verzoeker [verzoeker 1] . De rechtbank zal daarbij de ambtenaar gelasten van de adoptie een latere vermelding aan de (nog op te maken) geboorteaktes toe te voegen. Omdat sprake is van partneradoptie, blijven op grond van artikel 1:229 lid 3 BW de familierechtelijke betrekkingen tussen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] en verzoeker [verzoeker 1] in stand.
Gezamenlijk gezag
3.53.
Ten slotte overweegt de rechtbank dat uit het systeem van de wet (mede gelet op artikel 1:251 lid 1 BW) kan worden afgeleid dat verzoekers van rechtswege het gezamenlijk gezag over [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] zullen uitoefenen zodra de beslissing over de adoptie in kracht van gewijsde is gegaan. De rechtbank zal dan ook een verklaring voor recht geven dat het gezag gezamenlijk door verzoekers zal worden uitgevoerd zodra de beslissing over de adoptie in kracht van gewijsde is gegaan.

4.De beslissing

De rechtbank
met betrekking tot [minderjarige 1]
4.1.
stelt voor het opmaken van de geboorteakte van [minderjarige 1] de volgende gegevens vast:
KIND
Geslachtsnaam: [verzoeker 1]
Voornamen: [minderjarige 1]
Geboortedatum: [geboortedatum 1] 2017
Plaats van geboorte: [geboorteplaats 1] , Pennsylvania, Verenigde Staten van Amerika
Geslacht: mannelijk
MOEDER
Geslachtsnaam: [naam draagmoeder 1]
Voornamen: [naam draagmoeder 1]
Plaats van geboorte: -, [geboorteplaats 4] , Verenigde Staten van Amerika
Dag van geboorte: [geboortedatum 2] 1982
4.2.
gelast de inschrijving daarvan door de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Den Haag;
4.3.
gelast de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Den Haag tot verbetering van de (nog op te maken) geboorteakte van [minderjarige 1] in die zin dat een latere vermelding van de erkenning van [minderjarige 1] op 10 juli 2017 bij de gemeente Amsterdam door [verzoeker 1] , geboren op [geboortedatum 6] 1988 te [geboorteplaats 6] , wordt toegevoegd;
4.4.
bepaalt dat [verzoeker 1] , geboren op [geboortedatum 6] 1988 te [geboorteplaats 6] wordt belast met de uitoefening van het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] [verzoeker 1] , geboren op [geboortedatum 1] 207 te [geboorteplaats 1] ,Pennsylvania, Verenigde Staten van Amerika;
4.5.
verklaart het in rechtsoverweging 4.4. bepaalde uitvoerbaar bij voorraad;
4.6.
spreekt uit de adoptie van [minderjarige 1] [verzoeker 1] , geboren op [geboortedatum 1] 207 te [geboorteplaats 1] ,Pennsylvania, Verenigde Staten van Amerika, door [verzoeker 2] , geboren op [geboortedatum 5] 1985 te [geboorteplaats 5] ;
4.7.
gelast de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Den Haag een latere vermelding van de adoptie aan de (nog op te maken) geboorteakte toe te voegen;
met betrekking tot [minderjarige 2] :
4.8.
stelt voor het opmaken van de geboorteakte van [minderjarige 2] de volgende gegevens vast:
KIND
Geslachtsnaam: [verzoeker 1]
Voornamen: [minderjarige 2]
Geboortedatum: [geboortedatum 4] 2020
Plaats van geboorte: [geboorteplaats 3] , Pennsylvania, Verenigde Staten van Amerika
Geslacht: mannelijk
MOEDER
Geslachtsnaam: [naam draagmoeder 2]
Voornamen: [naam draagmoeder 2]
Plaats van geboorte: [geboorteplaats 2] , Dominicaanse Republiek
Dag van geboorte: [geboortedatum 3] 1992
4.9.
gelast de inschrijving daarvan door de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Den Haag;
4.10.
gelast de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Den Haag een latere vermelding van de erkenning van [minderjarige 2] op 17 april 2020 bij de gemeente Amsterdam door [verzoeker 1] , geboren op [geboortedatum 6] 1988 te [geboorteplaats 6] , aan de (nog op te maken) geboorteakte toe te voegen;
4.11.
spreekt uit de adoptie van [minderjarige 2] [verzoeker 1] , geboren op [geboortedatum 4] 2020 te [geboorteplaats 3] , Pennsylvania, Verenigde Staten van Amerika, door [verzoeker 2] , geboren op [geboortedatum 5] 1985 te [geboorteplaats 5] ;
4.12.
gelast de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Den Haag een latere vermelding van de adoptie aan de (nog op te maken) geboorteakte toe te voegen;
met betrekking tot [minderjarige 3] :
4.13.
stelt voor het opmaken van de geboorteakte van [minderjarige 3] de volgende gegevens vast:
KIND
Geslachtsnaam: [verzoeker 1]
Voornamen: [minderjarige 3]
Geboortedatum: [geboortedatum 4] 2020
Plaats van geboorte: [geboorteplaats 3] Pennsylvania, Verenigde Staten van Amerika
Geslacht: vrouwelijk
MOEDER
Geslachtsnaam: [naam draagmoeder 2]
Voornamen: [naam draagmoeder 2]
Plaats van geboorte: [geboorteplaats 2] , Dominicaanse Republiek
Dag van geboorte: [geboortedatum 3] 1992
4.14.
gelast de inschrijving daarvan door de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Den Haag;
4.15.
gelast de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Den Haag een latere vermelding van de erkenning van [minderjarige 3] op 17 april 2020 bij de gemeente Amsterdam door [verzoeker 1] , geboren op [geboortedatum 6] 1988 te [geboorteplaats 6] , aan de (nog op te maken) geboorteakte toe te voegen;
4.16.
spreekt uit de adoptie van [minderjarige 3] [verzoeker 1] , geboren op [geboortedatum 4] 2020 te [geboorteplaats 3] , Pennsylvania, Verenigde Staten van Amerika, door [verzoeker 2] , geboren op [geboortedatum 5] 1985 te [geboorteplaats 5] ;
4.17.
gelast de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Den Haag een latere vermelding van de adoptie aan de (nog op te maken) geboorteakte toe te voegen;
4.18.
verstaat dat de familierechtelijke betrekking tussen [verzoeker 1] en [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] in stand blijft;
4.19.
verklaart voor recht dat [verzoeker 1] en [verzoeker 2] belast zijn met het gezamenlijk gezag over [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] vanaf de datum dat voornoemde beslissing tot adoptie in kracht van gewijsde is gegaan;
4.20.
draagt de griffier op niet eerder dan drie maanden na de dag van de uitspraak van deze beschikking – en indien daartegen geen beroep in cassatie is ingesteld – een afschrift van deze beschikking te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Den Haag;
4.21.
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Amsterdam, team familie- en jeugdrecht ter attentie van het centraal gezagsregister;
4.22.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door de rechter mr. B. de Vos, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. T.M.M.P. Westbroek, griffier, op 13 maart 2024. [1]

Voetnoten

1.Voor zover tegen de beschikking hoger beroep openstaat kan dit via een advocaat worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam (IJdok 20 / Postbus 1312, 1000 BH).