ECLI:NL:RBAMS:2024:148

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 januari 2024
Publicatiedatum
12 januari 2024
Zaaknummer
13/147506-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis van de rechtbank Amsterdam inzake de vrijspraak van voorbereiding moord en veroordeling voor het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie

Op 12 januari 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die op 16 juni 2023 te Amsterdam werd aangehouden. De rechtbank constateerde een vormverzuim met betrekking tot de staandehouding van de verdachte, maar oordeelde dat de fouillering rechtmatig was. De verdachte werd vrijgesproken van de voorbereiding van moord, omdat niet bewezen kon worden dat hij het misdadige doel had om een moord te plegen. Echter, de rechtbank achtte het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie wel bewezen. De verdachte had een geladen revolver en munitie in zijn bezit, wat leidde tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 42 weken. De rechtbank weegt de ernst van de feiten en de recidive van de verdachte mee in de strafoplegging. De rechtbank concludeert dat, ondanks het geconstateerde vormverzuim, de verdachte niet in zijn recht op een eerlijk proces is geschaad, en dat bewijsuitsluiting niet noodzakelijk is. De rechtbank heeft de straf verlaagd in verhouding tot het vormverzuim.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/147506-23
Datum uitspraak: 12 januari 2024
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1995 te [geboorteplaats] ,
wonende op het [adres] ,
thans gedetineerd in [detentieplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Op 15 december 2023 heeft het onderzoek ter terechtzitting op tegenspraak plaatsgevonden. Verdachte was daarbij niet aanwezig. De raadsman van verdachte, mr. M.L. van Gaalen, was wel aanwezig.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. L. Lopez de Vries, en van wat de gemachtigde raadsman naar voren heeft gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich op 16 juni 2023 te Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan:
Het voorhanden hebben van een vuurwapen, te weten een revolver, van categorie III en het voorhanden hebben van munitie van categorie III;
Het voorbereiden van moord;
Het voorhanden hebben van munitie van categorie III.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de tenlastegelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
Niet bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 2 tenlastegelegde voorbereiding van moord op 16 juni 2023. Uit het dossier volgt niet dat het misdadige doel van verdachte het plegen van een moord is geweest.
Feit 1 en feit 3 kunnen wel bewezen verklaard worden. Verdachte heeft het bezit van een vuurwapen ook bekend. Ten aanzien van feit 1 is er sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte. Verdachte zat achter op de scooter bij medeverdachte toen hij met de scooter probeerde te vluchten voor de politie. Daarnaast zijn op de telefoon van de medeverdachte chats en foto’s aangetroffen welke betrekking hebben op
’22 long rifle’, dit betreft hetzelfde kaliber munitie als de bij verdachte aangetroffen munitie.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
Er is ten aanzien van alle tenlastegelegde feiten sprake geweest van meerdere onherstelbare vormverzuimen in het voorbereidend onderzoek. De staandehouding van verdachte, het gebruikte geweld bij de staandehouding, het boeien van verdachte, het laten voortduren van de staandehouding en de fouillering op basis van de Opiumwet moeten onrechtmatig worden geacht. Op het moment van staandehouding was er geen sprake van een redelijk vermoeden van schuld. Bij de staandehouding werd verdachte naar de grond gebracht en geboeid, waarbij hij licht letsel heeft opgelopen. Vervolgens werden de handboeien verwijderd, omdat de verbalisanten nog geen verdenking hadden ten aanzien van verdachte. De verbalisanten hebben echter niet aan verdachte medegedeeld dat hij niet meer staande werd gehouden, waardoor de onrechtmatige staandehouding voortduurde. Daarna wordt er één joint aangetroffen in helmkoffer van de scooter van de bestuurder. Het aantreffen van deze drugs, al dan niet in combinatie met het voelen van een kogelwerend vest onder de kleding van verdachte, levert geen redelijke verdenking van een strafbaar feit tegen de verdachte op. Desondanks werd verdachte gefouilleerd op basis van artikel 9 van de Opiumwet. De fouillering is om die reden onrechtmatig. Door de onrechtmatige staandehouding en de fouillering is sprake van een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van verdachte en zijn recht op rechtsbescherming, waardoor hij in zijn belangen is geschaad. Geconcludeerd wordt dat sprake is van meerdere vormverzuimen als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Gelet daarop dient bewijsuitsluiting te volgen van de resultaten die uit het onrechtmatige optreden zijn verkregen, te weten het aangetroffen vuurwapen en de munitie. Dit dient primair te leiden tot vrijspraak en subsidiair tot strafvermindering.
Ten aanzien van feit 1 kan medeplegen niet bewezen worden, aangezien de chats en foto’s op de telefoon van de medeverdachte geen substantiële bijdrage aan het delict oplevert.
Ten aanzien van feit 2 moet verdachte worden vrijgesproken. Het bewijs van een concreet misdadig doel ontbreekt en opzet bij het voorbereiden van een concreet delict kan niet worden vastgesteld.
De raadsman heeft, afgezien van het vormverzuimverweer, geen verweren gevoerd ten aanzien van feit 3.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1.
Vormverzuim(en)
De rechtbank stelt naar aanleiding van het verweer van de raadsman omtrent de rechtmatigheid van de staandehouding het volgende vast. Verbalisanten [naam verbalisant 1] en [naam verbalisant 2] zagen dat een huurscooter met twee personen voorbij de stopstreep stopte. Op het moment dat de verbalisanten de bestuurder wilden aanspreken, reed de scooter weg. Er volgde een korte achtervolging, waarna de scooter tegen een boom botste en omviel. Nadat de scooter was omgevallen, zag verbalisant [naam verbalisant 1] dat de bijrijder, die later verdachte bleek te zijn, zich verwijderde van de plek waar de scooter lag. Verbalisant [naam verbalisant 1] pakte verdachte vast en bracht hem naar de grond. Hierbij kwamen zowel verdachte als verbalisant [naam verbalisant 1] ten val. Verdachte hield aan de val schaafwonden over. Verbalisant [naam verbalisant 3] zag dat verdachte onder controle werd gehouden door verbalisanten [naam verbalisant 1] en [naam verbalisant 4] en dat verdachte was geboeid. Vervolgens werden de handboeien bij verdachte verwijderd.
De rechtbank overweegt dat op het moment van staandehouding er nog geen sprake was van een redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit, zoals is vereist op grond van de artikelen 27 en 52 Sv. Er was, gelet op het vluchtgedrag van verdachte op de scooter en op plaats delict, slechts sprake van een verdachte situatie. Dit betekent dat de staandehouding en het naar de grond brengen en boeien van verdachte onrechtmatig zijn en dat er sprake is van een vormverzuim in de zin van artikel 359a Sv.
Naar aanleiding van het verweer van de raadsman omtrent de rechtmatigheid van de fouillering overweegt de rechtbank het volgende. Op basis van artikel 9 lid 2 van de Opiumwet mag een persoon aan de kleding onderzocht worden indien er sprake is van een verdenking van een feit dat in de Opiumwet als misdrijf strafbaar is gesteld en indien er sprake is van ernstige bezwaren tegen de verdachte. Uit het dossier leidt de rechtbank af dat op enig moment na de onrechtmatige staandehouding verbalisant [naam verbalisant 5] in de topkoffer van de scooter waar verdachte en medeverdachte op reden een joint heeft waargenomen, alsmede een gripzak met vermoedelijk cannabis en andere gripzakjes. Vanaf dat moment was er voor de verbalisanten, in combinatie met de omstandigheid dat verdachte en medeverdachte op de vlucht waren geslagen bij het zien van de politie, naar het oordeel van de rechtbank voldoende basis voor ernstige bezwaren ten aanzien van verdachte, dat hij zich samen met de verdachte schuldig had gemaakt aan enig feit strafbaar op grond van de Opiumwet. Hierdoor kon verdachte worden onderworpen aan een fouillering, waaronder ook het kijken in de tas valt. De rechtbank constateert dat er rechtmatig gebruik is gemaakt van de bevoegdheid tot fouillering van verdachte en dat er ten aanzien van de fouillering geen sprake is van een vormverzuim.
Aangaande het geconstateerde vormverzuim met betrekking tot de staandehouding, het naar de grond brengen van verdachte en het aanbrengen van de handboeien, overweegt de rechtbank als volgt. Als door een vormverzuim een belangrijk strafvorderlijk rechtsbeginsel wordt geschonden of als het recht op een eerlijk proces in het geding is, kan het vormverzuim leiden tot bewijsuitsluiting. De rechtbank concludeert dat het vormverzuim een inbreuk heeft opgeleverd van de bescherming van de lichamelijke integriteit van verdachte en zijn bewegingsvrijheid. Deze inbreuk was echter niet zodanig ingrijpend dat ze invloed heeft gehad op het recht van verdachte op een eerlijk proces. Verdachte is uiteindelijk voor een korte periode geboeid geweest, de rechtbank stelt vast dat dit niet langer was dan één minuut. Verdachte heeft relevant nadeel ondervonden door de onrechtmatige staandehouding, maar het is niet aannemelijk geworden dat hierdoor zijn recht op een eerlijk proces in het geding is gekomen. De rechtbank acht bewijsuitsluiting daarom niet noodzakelijk. Wel zal de rechtbank de hoogte van de straf in verhouding tot de ernst van het vormverzuim verlagen, nu het door het verzuim veroorzaakte nadeel langs deze weg kan worden gecompenseerd.
4.3.2.
Vrijspraak van het onder feit 2 ten laste gelegde
Met de officier van justitie en de raadsman acht de rechtbank niet bewezen wat onder feit 2 ten laste is gelegd. Uit onderzoek bleek dat het aangetroffen vuurwapen geladen en voor onmiddellijk gebruik gereed was. Dit vuurwapen, in combinatie met het kogelwerend vest dat verdachte droeg en het gebruik van de huurscooter, duiden weliswaar op een verdachte situatie, maar het misdadige doel kan niet bewezen worden. De rechtbank overweegt daartoe dat objectief bewijs dat aantoont dat verdachte het doel voor ogen had om een moord te plegen (het misdadige doel) ontbreekt. De rechtbank zal verdachte van het onder feit 2 ten laste gelegde vrijspreken.
4.3.3.
Het oordeel ten aanzien van het onder feit 1 en 3 ten laste gelegde
De rechtbank is van oordeel dat het onder feit 1 en 3 ten laste gelegde bewezen kan worden verklaard.
Ten onder feit 1 ten laste gelegde vuurwapen met munitie is aangetroffen in de tas van verdachte. Ter terechtzitting van 7 september 2023 heeft de verdachte verklaard schuldig te zijn aan het bezit van het vuurwapen. Uit onderzoek blijkt dat het vuurwapen geladen was en dat er vier patronen in de cilinder zaten. Uit DNA-onderzoek volgt dat op de ruwe delen van de revolver en op de binnenzijde van de loop een relatief grote hoeveelheid DNA van verdachte is aangetroffen. Gelet op de bekennende verklaring van verdachte en de aangetroffen hoeveelheid DNA van verdachte op het vuurwapen, concludeert de rechtbank dat verdachte zowel de wetenschap als de beschikkingsmacht over het vuurwapen heeft gehad. De rechtbank kan echter niet vaststellen dat er sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte. Op basis van het dossier blijkt geen wetenschap bij de medeverdachte dat verdachte het vuurwapen bij zich droeg in zijn tas. Bovendien kan uit de enkele omstandigheid dat de medeverdachte de bestuurder was van de scooter niet volgen dat sprake is van medeplegen. Daarom zal verdachte worden vrijgesproken van het ten laste gelegde medeplegen.
Ten aanzien van feit 3 zijn de negen patronen in de woning van verdachte gevonden. Gelet op de plaats waar de munitie is aangetroffen kan het niet anders zijn dan dat verdachte zich bewust is geweest van de aanwezigheid van de munitie in zijn woning, zodat bewezen kan worden dat hij dit voorhanden heeft gehad.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte:
Ten aanzien van feit 1:
op 16 juni 2023 te Amsterdam een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een revolver, van het merk BBM (Bruno Bruni Milano), model Olympic 38, kaliber .22 (knal omgebouwd naar .22 Long Rifle), zijnde een vuurwapen in de vorm van een revolver en munitie van categorie III, te weten 4 patronen (van het kaliber .22 Long Rifle) voorhanden heeft gehad;Ten aanzien van feit 3:op 16 juni 2023 te Amsterdam munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 9 patronen (van het kaliber 8 mm P.A.K.) voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Die bewijsmiddelen zijn opgesomd in
bijlage IIbij dit vonnis.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van dertien maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest op te leggen en daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf of taakstraf op te leggen. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat overige omstandigheden, te weten dat verdachte een kogelwerend vest droeg, niet strafverzwarend kunnen werken.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een geladen revolver en van in totaal dertien patronen. De rechtbank vindt het erg zorgelijk dat verdachte zich op straat bevond met een revolver in zijn tas. Verdachte heeft de veiligheid van andere personen hiermee in het geding gebracht, vooral nu uit het wapenonderzoek is gebleken dat de revolver was geladen en voor onmiddellijk gebruik gereed was.
Vuurwapens vormen een groot gevaar voor de samenleving. Het onbevoegd
voorhanden hebben daarvan maakt een ernstige inbreuk op de rechtsorde en leidt tot
gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Met het voorhanden hebben van een geladen
vuurwapen heeft verdachte een potentieel gevaarlijke situatie gecreëerd, omdat bezit van
vuurwapens maar al te vaak leidt tot het gebruik daarvan, met alle mogelijke gevolgen van
dien. Dit rechtvaardigt in beginsel de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
De rechtbank heeft ook acht geslagen op het uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 13 november 2023. Hieruit blijkt dat hij in 2022 voor een soortgelijk strafbaar feit is veroordeeld.
Uit het Pro Justitia rapport van 4 oktober 2023, opgemaakt door drs. W. Groen, GZ-psycholoog, maakt de rechtbank op dat verdachte niet heeft meegewerkt aan het psychologisch onderzoek. Door de weigering van verdachte heeft de onderzoekster geen diagnose kunnen stellen. Zij adviseert om verdachte te laten opnemen in het Pieter Baan Centrum om middels observatie en milieuonderzoek een beter beeld te krijgen van verdachte.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 12 december 2023, opgemaakt door [naam reclasseringsmedewerker] . De reclassering heeft gerapporteerd dat het recidiverisico en het risico op onttrekking van verdachte als hoog worden ingeschat. Vanwege het ontbreken van informatie over het functioneren van verdachte, mede door de weigering van verdachte om mee te werken aan het Pro Justitia onderzoek, kan de reclassering niet inschatten welke interventies nodig zijn. Bij een bewezenverklaring adviseert de reclassering daarom tot oplegging van een straf zonder bijzondere voorwaarden.
Uit de door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht vastgestelde oriëntatiepunten volgt dat het uitgangspunt bij een bewezenverklaring van het voorhanden hebben van een revolver in de openbare ruimte een gevangenisstraf van acht maanden is. Het oriëntatiepunt van het voorhanden hebben van één tot vijftig patronen betreft een geldboete van € 150,- tot € 350,-. De rechtbank is van oordeel dat, gelet op alle omstandigheden, aanleiding bestaat om bij de straftoemeting af te wijken van dit uitgangspunt en hetgeen door de officier van justitie is gevorderd.
Gelet op de ernst van de bewezenverklaarde feiten acht de rechtbank een gevangenisstraf op zijn plaats. De rechtbank is van oordeel dat er sprake is van strafverzwarende omstandigheden. Allereerst houdt de rechtbank rekening met de recidive ter zake van soortgelijke strafbare feiten van verdachte, wat een algemeen strafverzwarende factor is. Daarnaast werkt strafverzwarend dat het vuurwapen geladen was. Het vuurwapen was in zoverre voor gebruik gereed, al was het niet doorgeladen. Gelet op het reclasseringsrapport waarin staat dat het risico op onttrekken van verdachte als hoog wordt ingeschat, ziet de rechtbank geen aanleiding om een deels voorwaardelijke straf op te leggen.
De rechtbank acht, alles afwegende, in beginsel een gevangenisstraf van 44 weken met aftrek van voorarrest passend en geboden. Gelet op het in rubriek 4.3.1. besproken vormverzuim zal de rechtbank de hoogte van de straf in verhouding tot de ernst van het vormverzuim matigen met twee weken. Alles overziend zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf opleggen van 42 weken, met aftrek van voorarrest.

9.Beslag

Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
STK Telefoontoestel, omschrijving: 6355297, zwart, merk: Apple Iphone;
1 STK Slotentrekker, omschrijving: 6355363, bruin;
1 STK Vest, omschrijving: 6355335, zwart, merk: Outlast;
1 STK Revolver, omschrijving: G6355235, bbm;
4 STK Patroon, omschrijving: G6355238, federal;
1 STK Patroon, omschrijving: G6355361;
8 STK Patroon, omschrijving: G6355366.
9.1.
Teruggave aan verdachte
De voorwerpen onder 1 (het telefoontoestel), 2 ( de slotentrekker) en 3 (het vest) behoren aan verdachte toe. Deze voorwerpen zijn niet vatbaar voor verbeurdverklaring of onttrekking en zullen daarom aan hem teruggegeven worden.
9.2.
Onttrekking aan het verkeer
De overige voorwerpen dienen te worden onttrokken aan het verkeer en zijn daarvoor vatbaar, aangezien met betrekking tot deze voorwerpen het onder feit 1 en 3 bewezen geachte is begaan en deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang.

10.De toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen
36b, 36cen
57van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen
26en
55van de Wet wapens en munitie.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder feit 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder feiten 1 en 3 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III en handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
Ten aanzien van feit 3:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
42 weken.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Gelast de
teruggaveaan [verdachte] van de op de beslaglijst genoemde goederen, te weten:
  • 1 STK Telefoontoestel, omschrijving: 6355297, zwart, merk: Apple Iphone;
  • 1 STK Slotentrekker, omschrijving: 6355363, bruin;
  • 1 STK Vest, omschrijving: 6355335, zwart, merk: Outlast.
Verklaart
onttrokken aan het verkeerde op de beslaglijst genoemde goederen, te weten:
  • 1 STK Revolver (omschrijving: G6355235), bbm;
  • 4 STK Patroon (omschrijving: G6355238), federal;
  • 1 STK Patroon (omschrijving: G6355361);
  • 8 STK Patroon (omschrijving: G6355366).
Dit vonnis is gewezen door:
mr. P.L.C.M. Ficq, voorzitter,
mrs. W.M.C. van den Berg en K.M.A. van der Heijden, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.K. Raspoort, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 12 januari 2024.
[...]
[...]

[...]

[...]

[...]

[...]

[...]

[...]

[...]

[...]

[...]

[...]
[...]
[...]
[...]
[...][...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]

[...]

[...]

[...]

[...]

.