4.4Het oordeel van de rechtbank
Tijdens de doorzoeking van de woning van verdachte en medeverdachte op 17 januari 2023 zijn grote hoeveelheden verdovende middelen aangetroffen.De verdovende middelen bevonden zich in de kledingkast in de slaapkamer van verdachte en medeverdachte, in de slaapkamer van hun zoon, [persoon], en in de inpandige berging in de hal van de woning.In totaal werd in de slaapkamer van verdachte en medeverdachte 20,84 kilogram hennep verdeeld over acht tassenen 14,19 kilogram hasjiesj in vier tassen aangetroffen.Verdachte heeft voorafgaand aan de doorzoeking verklaard dat er in de woning verdovende middelen aanwezig waren. Nadat de eerste verdovende middelen, twee blokken met hasjiesj, waren aangetroffen in de slaapkamer van verdachte en medeverdachte, heeft verdachte verklaard dat zij deze in bewaring heeft genomen voor haar zoon en dat zij deze middelen voor hem zou verstoppen. Daaraan toevoegend dat zij zo’n moeder is die dat doet.
Tijdens de doorzoeking zijn naast hierboven genoemde verdovende middelen ook contante geldbedragen aangetroffen. Deze lagen in de slaapkamer van verdachte en medeverdachte en in een toilettas in de inpandige berging in de gang.In de slaapkamer werd in een broekzak van medeverdachte [medeverdachte] € 861,15 aangetroffen en in een metalen blikje € 361,60.In de toilettas in de gangkast werd een contant geldbedrag van € 27.250 aangetroffen.De grootste geldbundel werd in het achtervak van de toilettas aangetroffen, verpakt in verschillende pakketjes waarvan één gewikkeld in huishoudfolie. Verder werd in de toilettas de verlopen (Nederlandse) identiteitskaart van medeverdachte [medeverdachte] en een Marokkaans paspoort van verdachte aangetroffen.Hierover heeft verdachte ter zitting verklaard dat dit paspoort is verlopen.Over het geld heeft zoon [persoon] verklaard dat het spaargeld van hem en zijn familie is en dat zijn moeder (verdachte) het geld bij haar wilde houden.Het totale netto inkomen uit uitkeringen en toeslagen van het gehele gezin was in 2022 € 27.589.
Ter zitting heeft verdachte verklaard dat zij verantwoordelijk is voor de financiën van het gezin en de gehele administratie daarvan. De administratie werd door haar in de gangkast bewaard.
Tot slot is op het dressoir in de woonkamer een notitieboekje aangetroffen met daarin geschreven tekst.
Ten aanzien van feit 1: het opzettelijk aanwezig hebben van verdovende middelen
De rechtbank zal allereerst de vraag beantwoorden of verdachte de verdovende middelen opzettelijk aanwezig heeft gehad. Voor het bewijs van ‘aanwezig hebben’ moet verdachte wetenschap hebben gehad van de verdovende middelen. Daarvoor is niet doorslaggevend aan wie die drugs toebehoren. De verdovende middelen moeten zich in de machtssfeer van de verdachte bevinden in de zin dat hij erover kan beschikken. Hiermee wordt bedoeld dat verdachte in enige mate kon bepalen wat er met die drugs zou gebeuren, ofwel dat verdachte er enige zeggenschap over had.
Bekendheid en beschikkingsmacht
De rechtbank beantwoordt de vraag of verdachte wetenschap had van de verdovende middelen bevestigend. Verdachte is volgens de basisregistratie personen en haar eigen verklaring bewoner van de woning. Het is vaste rechtspraak dat een bewoner, behoudens contra-indicaties, bekend wordt verondersteld met de aanwezigheid van de in zijn woning aanwezige goederen. Van contra-indicaties is geen sprake. De bewijsmiddelen bieden voldoende aanknopingspunten om bewezen te achten dat verdachte daadwerkelijk op de hoogte was van de aanwezigheid van verdovende middelen. Verdachte heeft immers zelf verklaard dat zij wist dat er in haar woning verdovende middelen aanwezig waren en dat zij deze verstopte voor haar zoon.
Daarnaast is de omvang van de in de woning aanwezige verdovende middelen aanzienlijk. Het grootste deel lag in verschillende zakken en tassen verspreid in en bovenop de kledingkast in de slaapkamer van verdachte. Verdachte had toegang tot deze kledingkast en zij gebruikte deze kledingkast ook. De rechtbank oordeelt dat verdachte daardoor bekend mag worden verondersteld met de aldaar aanwezige verdovende middelen. Anders dan door de raadsman naar voren gebracht, is daarbij niet relevant dat verdachte pas enkele dagen voorafgaand aan het ontdekken van de drugs weer in de woning aanwezig was. Na terugkomst heeft verdachte immers meerdere nachten in de slaapkamer geslapen en gebruik gemaakt van haar kledingkast.
Nu de verdovende middelen zich in haar woning bevonden en zij vrijelijk toegang had tot alle vertrekken in die woning, gaat de rechtbank ervan uit dat verdachte ook feitelijke beschikkingsmacht had over de aangetroffen drugs.
Aangezien medeverdachte [medeverdachte] evenals verdachte de woning bewoonde en gebruik maakte van de kledingkast, geldt dat ook hij wetenschap had van en beschikkingsmacht over de in de woning aangetroffen verdovende middelen. Daarnaast volgt uit het dossier dat ten aanzien van de zoon van verdachte en medeverdachte is bewezen verklaard dat hij wetenschap en beschikkingsmacht had over deze drugs. De rechtbank is daarom van oordeel dat verdachte kan worden aangemerkt als medepleger van het aanwezig hebben van de verdovende middelen.
Ten aanzien van feit 2: het witwassen
Voor het bewezen verklaren van witwassen dient de rechtbank allereerst de vraag te beantwoorden of verdachte het in haar woning aangetroffen geld voorhanden heeft gehad. Indien die vraag bevestigend wordt beantwoord, zal de rechtbank beoordelen of dit geld van een misdrijf afkomstig is. Voor het voorhanden hebben van het geld is vereist dat verdachte zich bewust was van de (waarschijnlijke) aanwezigheid van dit geld, zonder dat die bewustheid zich hoeft uit te strekken tot de specifieke eigenschappen en kenmerken van dat voorwerp, waaronder begrepen de omvang van het geldbedrag of de exacte locatie daarvan. Daarnaast moet vast staan dat verdachte hierover feitelijk heeft kunnen beschikken.
In deze zaak gaat het om het voorhanden hebben van verschillende contante geldbedragen, te weten: € 27.250,- aangetroffen in het toilettasje in de gangkast en € 361,60 en € 861,15 aangetroffen in een broekzak en een metalen blikje de slaapkamer van verdachte en medeverdachte.
Verdachte wordt - zoals ook hiervoor overwogen - als bewoner van de woning bekend verondersteld met de aanwezigheid van de in de woning aanwezige goederen, tenzij er omstandigheden aannemelijk zijn geworden waaruit voortvloeit dat dit in dit geval anders is. Hiervan is geen sprake.
Ten aanzien van het contante geldbedrag in de gangkast overweegt de rechtbank als volgt. Gebleken is dat in genoemde toilettas naast het geld het (naar haar eigen zeggen) verlopen Marokkaanse paspoort van verdachte is aangetroffen. Ook heeft verdachte op de zitting verklaard dat zij gebruik van deze kast maakte aangezien zij daarin haar administratie bewaarde. Daarnaast heeft haar zoon bij de behandeling van de vordering verlenging gevangenhouding op 29 maart 2023 verklaard dat het geld spaargeld van de familie was en dat zijn moeder heeft gezegd dat zij dit geld bij haar wilde houden. Ook dit is een indicatie dat verdachte wist van de aanwezige geldbedragen in haar woning. Weliswaar heeft de zoon van verdachte wisselend verklaard en ook gezegd dat het geld afkomstig was uit een door hem geërfde vishandel, echter dit laatste is op geen enkele wijze onderbouwd en ook anderszins niet gebleken. Uit alle voorgaande omstandigheden in onderling verband bezien, volgt naar het oordeel van de rechtbank dat het geld van de familie was en dat verdachte hiervan afwist.
Die wetenschap geldt ook voor de in de slaapkamer aangetroffen bedragen nu verdachte heeft verklaard hiervan af te hebben geweten.
Nu verdachte heeft verklaard dat zij gebruik maakte van de gangkast, is de rechtbank van oordeel dat verdachte ook feitelijke beschikkingsmacht heeft gehad over het daarin aangetroffen geldbedrag.
De rechtbank kan niet vaststellen dat verdachte ook beschikkingsmacht had over de in de slaapkamer aangetroffen aanzienlijk minder hoge bedragen van € 861,15 en € 361,60 omdat dit geld zich respectievelijk in de broekzak van medeverdachte en in een metalen blikje bevond dat aan medeverdachte toebehoorde, althans door hem in gebruik was. Verdachte zal dan ook worden vrijgesproken van het voorhanden hebben, en dus het witwassen, van deze twee geldbedragen.
Vervolgens rijst de vraag of het geld dat in de gangkast is aangetroffen van een misdrijf afkomstig is. Daartoe dient eerst te worden vastgesteld of de door het Openbaar Ministerie aangedragen feiten en omstandigheden van zodanige aard zijn dat sprake is van een vermoeden van witwassen. Als dat het geval is mag van verdachte worden verwacht dat een verklaring wordt gegeven voor de herkomst van het geld.
De rechtbank is van oordeel dat ten aanzien van het aangetroffen geld in de gangkast van de woning van verdachte een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen bestond. Daarvoor neemt de rechtbank in aanmerking dat in de woning grote hoeveelheden softdrugs zijn aangetroffen en dat op het dressoir in de woonkamer een notitieboekje is gevonden waarin gegevens staan die een directe relatie hebben met de handel in softdrugs nu in het boekje een aantal namen is aangetroffen die ook zijn vermeld op een aantal aangetroffen plakkaten hasjiesj. Daarnaast was het geld in de gangkast in verschillende pakketjes verdeeld en deels in huishoudfolie gewikkeld en lag het naast een blok hasjiesj in dezelfde toilettas. Het is bovendien een feit van algemene bekendheid dat de handel van verdovende middelen gepaard gaat met veel contante geldstromen. Tot slot is uit een vermogensonderzoek van de familie [medeverdachte] naar voren gekomen dat het totale gezinsinkomen over het jaar 2022 € 27.589 was. Het aangetroffen geld kan dus niet onmiddellijk verklaard worden door een legaal inkomen van verdachte of van het gezin. Deze feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang beschouwd, rechtvaardigen naar het oordeel van de rechtbank dat sprake is van het vermoeden dat het aangetroffen geld afkomstig is vanuit handel in softdrugs.
Omdat ten aanzien van het geld sprake is van een vermoeden van witwassen, mag van verdachte een verklaring worden verlangd over de herkomst van het geld die concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk is.
Een verklaring voor het in de gangkast aangetroffen geld heeft verdachte desgevraagd niet gegeven. Zij heeft bij herhaling volstaan met te verklaren dat zij niets afwist van het geld en dat zij de herkomst van het geld in de kast niet kan verklaren. Dit betekent dat de rechtbank het ervoor houdt dat het aangetroffen geld overeenkomstig de verklaring van zoon [persoon], spaargeld is van de familie en dat het niet anders kan dan dat dit spaargeld onmiddellijk uit enig misdrijf, namelijk de handel in softdrugs, afkomstig is en dat verdachte hiervan op de hoogte was.
Uit het dossier volgt dat ten aanzien van de zoon van verdachte is bewezen verklaard dat ook hij wetenschap en beschikkingsmacht had over het geld uit de gangkast en ervan op de hoogte was dat dit uit enig misdrijf afkomstig is. De rechtbank is daarom van oordeel dat verdachte kan worden aangemerkt als medepleger van het voorhanden hebben van dit geld en dat zij wist dat dit geld afkomstig was uit de handel in softdrugs.