ECLI:NL:RBAMS:2024:1468

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 maart 2024
Publicatiedatum
15 maart 2024
Zaaknummer
13/305781-23 (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van voorbereiding van vervoer van cocaïne en verkoop van cocaïne, alsook uitlokking van mishandeling

Op 15 maart 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij de voorbereiding van de invoer van 1131 kilo cocaïne en de verkoop van 982 gram cocaïne. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, in het kader van een strafrechtelijk onderzoek genaamd 26Argus, gebruik maakte van de PGP-berichtenservice Sky-ECC om criminele activiteiten te coördineren. De verdachte werd beschuldigd van het medeplegen van de invoer van cocaïne, maar de rechtbank sprak hem vrij van dit feit, omdat er onvoldoende bewijs was dat hij betrokken was bij de invoer vóór de inbeslagname op 18 juni 2020. Echter, de rechtbank achtte het subsidiair ten laste gelegde feit van voorbereiding van het vervoer van cocaïne wel bewezen, evenals de verkoop van 982 gram cocaïne op 16 december 2020. Daarnaast werd de verdachte schuldig bevonden aan het uitlokken van een mishandeling op 27 februari 2021, waarbij hij een onbekende persoon had gevraagd om een ander te mishandelen. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 78 maanden, rekening houdend met de ernst van de feiten en de rol van de verdachte in de criminele organisatie.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/305781-23
Datum uitspraak: 15 maart 2024
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1986,
wonende op het adres [adres 1]
thans gedetineerd in de [detentieadres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 1 maart 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. H. Oppe, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. M.L. van Gaalen, naar voren hebben gebracht.

2.Inleiding

In een strafrechtelijk onderzoek genaamd 26Argus wordt onderzoek gedaan naar criminele activiteiten van gebruikers van de PGP-berichtenservice Sky-ECC. Uit een zoekslag op specifieke zoekwoorden die in verband gebracht worden met handel in cocaïne, is het Sky-ECC-account (hierna: Sky-ID) [sky-id 1] naar voren gekomen. Hierop is onderzoek Porifera gestart. Uit dit onderzoek komt naar voren dat de gebruiker van Sky-ID [sky-id 1] tevens de gebruiker van Sky-ID [sky-id 2] zou zijn. Uit onderzoek naar de chatgesprekken van deze Sky-ID’s is het vermoeden ontstaan dat de gebruiker hiervan zich onder andere bezighoudt met invoer van en handel in cocaïne en daarnaast het laten uitvoeren van geweldsklussen. Het Openbaar Ministerie verdenkt verdachte ervan dat hij de gebruiker is van deze Sky-ID’s. Verdachte ontkent dit.

3.Tenlastelegging

Aan verdachte is – na wijziging op de zitting, samengevat – ten laste gelegd dat
1. hij in de periode van 9 juni tot en met 23 juni 2020 samen met anderen 1131 kilo cocaïne heeft ingevoerd in Nederland, subsidiair ten laste gelegd als dat hij samen met anderen de invoer/uitvoer, vervoer, (kort gezegd) handel in of in elk geval het voorhanden hebben van deze hoeveelheid cocaïne heeft voorbereid;
2. hij op of omstreeks 16 december 2020 samen met anderen 982 gram cocaïne (kort gezegd) heeft verhandeld, of in elk geval voorhanden heeft gehad;
3. hij op of omstreeks 27 februari 2021 iemand opzettelijk heeft uitgelokt om [persoon] te mishandelen, subsidiair ten laste gelegd als dat hij [persoon] op die datum samen met anderen heeft mishandeld.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in bijlage I bij dit vonnis.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
Alle tenlastegelegde feiten kunnen worden bewezen. Uit berichten van de Sky-ID’s die aan verdachte worden toegeschreven kan allereerst worden opgemaakt dat verdachte als medepleger betrokken is geweest bij de invoer van 1131 kilo cocaïne, zoals onder 1 primair ten laste is gelegd. Verdachte maakt op 22 juni 2020 een Sky-groepschat aan waarin wordt overlegd over het “redden” van een lading cocaïne uit een container die in Antwerpen in de haven wordt tegengehouden. Deze lading blijkt op 18 juni 2020 in beslag te zijn genomen. Uit andere chatgesprekken blijkt dat verdachte vaker betrokken is bij de invoer van en handel in cocaïne en/of het redden van ladingen cocaïne. Dit biedt steun voor de vaststelling dat verdachte ook bij de invoer van deze lading als medepleger betrokken is geweest. Dat de berichten pas vanaf 22 juni 2020 zijn ontsleuteld, doet hier niet aan af. Wanneer de rechtbank hier niet in meegaat, kan het subsidiair tenlastegelegde voorbereiden van invoer van en/of handel in cocaïne worden bewezen.
Op basis van de chatgesprekken kan daarnaast worden bewezen dat verdachte als medepleger betrokken is bij de verkoop van een blok cocaïne van 982 gram (feit 2) en dat hij de mishandeling van [persoon] opzettelijk heeft uitgelokt (feit 3, primair).
4.2.
Standpunt van de verdediging
De tenlastegelegde feiten kunnen niet worden bewezen, reden waarom verdachte volledig moet worden vrijgesproken. Allereerst kan niet worden vastgesteld dat verdachte de gebruiker is van de Sky-ID’s die in het dossier aan hem worden toegeschreven. Als de rechtbank anders oordeelt, kan met betrekking tot feit 1 invoer in Nederland niet worden vastgesteld. Evenmin kan worden bewezen dat verdachte met betrekking tot de cocaïnelading handelingen heeft verricht (zoals het voeren van gesprekken) vóórdat deze in beslag werd genomen. Bovendien zou de bijdrage van verdachte aan de gesprekken over deze lading, voor zover deze kan worden vastgesteld, maar summier zijn. Verdachte kan dan ook niet als medepleger worden aangemerkt van het onder 1 primair of subsidiair ten laste gelegde.
Met betrekking tot feit 2 wijzen de chats die aan verdachte worden toegeschreven alleen op een rol van verdachte als bemiddelaar. Die rol is onvoldoende om verdachte aan te merken als medepleger.
Dat de chats die aan verdachte worden toegeschreven betrekking hebben op de mishandeling van [persoon] , kan niet worden vastgesteld. Dat verdachte deze mishandeling opzettelijk zou hebben uitgelokt (feit 3), kan daarom evenmin worden bewezen.
4.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het onder 1, primair ten laste gelegde niet bewezen en zal verdachte daarvan vrijspreken. Op grond van de in bijlage II opgenomen bewijsmiddelen acht de rechtbank het onder 1, subsidiair, 2 en 3, primair ten laste gelegde wel bewezen. Zij overweegt hiertoe als volgt.
4.3.1.
Identificatie Sky-ID’s [sky-id 1] en [sky-id 2]
[sky-id 1] en [sky-id 2] worden door dezelfde persoon gebruikt
Uit het dossier blijkt dat aan de Sky-ID’s [sky-id 1] en [sky-id 2] ongeveer dezelfde gebruikersnamen gekoppeld zijn, namelijk ‘ [gebruikersnaam 1] ’, ‘ [gebruikersnaam 1] ’ en ‘[gebruikersnaam 1] ’. De wachtwoorden die voor deze Sky-ID’s worden gebruikt zijn hetzelfde, met uitzondering van het gebruik van een hoofdletter als eerste letter. De actieve periodes van deze Sky-ID’s volgen elkaar daarnaast op in de tijd. Dat wil zeggen dat op de dag dat de actieve periode van [sky-id 1] stopt, de actieve periode van [sky-id 2] start. Daarnaast blijkt dat deze Sky-ID’s het meest gebruikmaken van hetzelfde Cell-ID. Tot slot heeft de [sky-id 2] contact met een groot aantal dezelfde personen als [sky-id 1] .
Op grond van deze feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, stelt de rechtbank vast dat het niet anders kan dan dat de Sky-ID’s [sky-id 1] en [sky-id 2] door dezelfde persoon zijn gebruikt.
[sky-id 1] en [sky-id 2] worden door verdachte gebruikt
Uit het dossier blijkt dat onderzoek is gedaan naar de locatie van Cell-ID’s die door deze accounts worden gebruikt. Hieruit blijkt dat voornoemde Sky-ID’s beide frequent gebruikmaken van Cell-ID’s in de nabijheid van de woning waar verdachte is ingeschreven. Ook maken deze Sky-ID’s een aantal keren gebruik van Cell-ID’s in de nabijheid van de woning waar de ouders van verdachte zijn ingeschreven. Daarnaast maakt [sky-id 1] een aantal keren gebruik van een Cell-ID in de nabijheid van de woning in [plaats] waar de dochter van verdachte samen met haar moeder is ingeschreven. Tot slot is ook op de verjaardag van de dochter van verdachte gebruik gemaakt van een Cell-ID in [plaats] .
In een Sky-chatgesprek van 24 februari 2021, waarin de berichten die [sky-id 2] heeft gestuurd niet zijn ontsleuteld, vraagt een contact aan [sky-id 2] of hij was “opgerold”. Een paar minuten later wordt aan [sky-id 2] gevraagd hoe lang hij “binnen” was.
In een ander Sky-chatgesprek stuurt een contact op 24 februari 2021 aan [sky-id 2] “Regeer jongen” en de dag erna: “Negeer je me?”. Een dag later reageert [sky-id 2] dat hij een paar dagen “binnen” was. Uit het dossier blijkt dat verdachte op 23 februari 2021 is aangehouden en op 24 februari 2021 weer werd heengezonden.
Voorts blijkt uit het dossier dat [sky-id 2] op 29 december 2020 gebruikmaakt van een Cell-ID in Amsterdam en een paar uur later van een Cell-ID in Tanger (Marokko). Op 22 januari 2021 maakt dit Sky-ID gebruik van een Cell-ID in Marokko en later die dag van een Cell-ID in Rotterdam. Uit passagierslijsten komt naar voren dat verdachte op 29 december 2020 van Amsterdam naar Tanger is gevlogen en op 22 januari 2021 van Tanger naar Rotterdam.
Uit voornoemde feiten en omstandigheden maakt de rechtbank het volgende op. De Sky-ID’s maken gebruik van Cell-ID’s in de nabijheid van woningen waarvan het aannemelijk is dat verdachte daar verblijf, dan wel komt. Daarnaast worden door [sky-id 2] chatgesprekken gevoerd waarin woorden worden gebruikt die in verband kunnen worden gebracht met aangehouden worden en gevangen zitten. Dit in de dagen die volgen op de aanhouding en vervolgens de invrijheidsstelling van verdachte.
Ten aanzien van de vluchtgegevens overweegt de rechtbank het volgende. In het dossier is gesteld dat verdachte en de telefoon met Sky-ID [sky-id 2] op dezelfde vluchten hebben gezeten. Naast verdachte is er nog een tweede persoon die op deze beide vluchten heeft gezeten, maar op basis van onderzoek zou uitgesloten zijn dat niet verdachte, maar deze andere persoon de gebruiker zou zijn van dit Sky-ID. De rechtbank is met de raadsman van oordeel dat in het dossier niet inzichtelijk is gemaakt hoe een en ander is vastgesteld. Op basis van de Cell-ID-gegevens en de passagierslijsten zoals hiervoor weergegeven, kan de rechtbank wel vaststellen dat verdachte van Nederland naar Marokko en vice-versa is gegaan en dat dit op dezelfde dagen was als de telefoon met Sky-ID [sky-id 2] .
Gelet op de voornoemde feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, stelt de rechtbank vast dat verdachte de gebruiker is geweest van de Sky-ID’s [sky-id 1] en [sky-id 2] . De verklaring van verdachte dat hij niet de gebruiker is van deze Sky-ID’s en dat hij uit veiligheidsoverwegingen de adressen van zijn ouders of zijn dochter niet bezocht, acht de rechtbank gezien het voorgaande niet aannemelijk.
4.3.2.
Feit 1
Feiten en omstandigheden
Op 18 juni 2020 is in Antwerpen in een container met een lading “harina de soja” (Spaans voor sojameel) 1131 kilo cocaïne in beslag genomen. De betreffende container met nummer [nummer] was afkomstig uit Paraguay en bevond zich ten tijde van de inbeslagname op kade 869.
Op 22 juni 2020 maakt verdachte een Sky-groepschat aan. Sky-ID [sky-id 3] stuurt in deze chat een bericht dat hij zijn vriend in de groep heeft gegooid. Vervolgens begint een gesprek waarin onder andere door Sky-ID [sky-id 4] wordt gevraagd: “Wat kun je op 869 nog doen”. Sky-ID [sky-id 5] schrijft dat als achter de deur is geladen, hij misschien nog wat kan betekenen. [sky-id 5] spreekt over “secu” en zegt dat hij “secus heeft”. Hij vraagt ook of de container “op de scan” staat. Hij schrijft dat hij een man aan de scan heeft staan van alle kaaien en dat hij misschien iets kan betekenen, hij kan zorgen dat de bak misschien gered kan worden. Er lijken verdere afspraken te worden gemaakt, maar op een gegeven moment reageert [sky-id 5] niet meer. De verschillende Sky-ID’s sturen berichten met de vraag waarom [sky-id 5] niet reageert en waarom hij niet online is. [sky-id 3] schrijft dat ze hem privé proberen te bellen. Even later stuurt verdachte: “hij is rijden” en even later: “hij gaat parkeren hij is er”. [sky-id 3] stuurt tussendoor nog dat zijn accountnaam op wickr “ [gebruikersnaam 2] ” is. Op een gegeven moment wordt gesproken over kosten. [sky-id 3] schrijft dat over de prijs moet worden beslist, omdat hij geen zin heeft in hoofdpijn hierna. Ook schrijft hij dat hij de kosten hoog vindt. [sky-id 5] schrijft dat dat de prijs is en schrijft daarna: “bespreek met [gebruikersnaam 1] aub”. Intussen wordt er gesproken over de douane en de chauffeur van een vrachtwagen die zegt dat hij wacht op begeleid ophalen. Verdachte stuurt even later dat hij de prijs die “hij” vraagt, privé heeft gestuurd. Er wordt verder gesproken, onder andere over dat “hij” nu al uit de gate is en ieder moment bij de scan kan zijn. Er wordt gevraagd of de goederen in beeld zijn. [sky-id 5] schrijft hierop: “soja meel” en “klopt toch”. Hierop komt als reactie: “Ja”. Even later stuurt [sky-id 5] een foto van een container en vraagt of dit de bak is. Op de volgende foto is het nummer [nummer] op de container te lezen. Even later stuurt [sky-id 5] berichten door van iemand die zegt dat er volgens hem al douane in de container is geweest. Dat weet hij door de zegel. [sky-id 3] schrijft: “Spullen zijn allang gepakt dus”. [sky-id 5] schrijft hierna dat hij documenten naar [gebruikersnaam 1] zal sturen, omdat hij niet wil dat deze viraal gaan. Hierop wordt door [sky-id 4] gevraagd wie [gebruikersnaam 1] is. Verdachte schrijft hierop: “Dat ben ik”. [sky-id 3] schrijft vervolgens dat [gebruikersnaam 1] zijn “compa” is. [sky-id 5] schrijft dat zij hem eerder hadden moeten contacten. Tot slot schrijft hij dat hij uit de chat gaat, maar dat ze hem altijd kunnen contacten via [gebruikersnaam 2] en [gebruikersnaam 1] .
De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat in de hiervoor bedoelde groepschat wordt gesproken over de container met de lading cocaïne die in Antwerpen in beslag is genomen. Dit concludeert de rechtbank op basis van de deklading die overeenkomt (namelijk sojameel) en het nummer van de kade waarop de container staat, maar bovenal komt het containernummer overeen. Uit de context van het gesprek blijkt dat de deelnemers aan het gesprek hebben gehoord dat de container wordt gecontroleerd. Er wordt ook gesproken over het redden van de bak. [sky-id 5] geeft aan dat hij “secus” heeft en dat hij een man “aan de scan” heeft staan. De rechtbank maakt hieruit op dat [sky-id 5] kan beschikken over de diensten van corrupte havenmedewerkers die ervoor kunnen zorgen dat de lading cocaïne niet in beslag wordt genomen. Uiteindelijk blijkt uit het gesprek dat het niet is gelukt om de container te redden. De douane is al in de container geweest en, zoals hiervoor is beschreven, was de cocaïne al op 18 juni (vier dagen eerder) in beslag genomen.
Verdachte en [sky-id 3] kennen [sky-id 5] . Zij hebben de eigenaren van de container in contact gebracht met [sky-id 5] en spelen een bemiddelende rol. Verdachte heeft de groepschat aangemaakt en [sky-id 3] heeft [sky-id 5] in de groepschat toegevoegd. [sky-id 3] hamert erop dat een prijs bepaald moet worden en [sky-id 5] merkt ' [gebruikersnaam 1] ’ (verdachte) aan als aanspreekpunt over de prijs. Ook volgt uit het gesprek dat op het moment dat [sky-id 5] niet meer reageert, [sky-id 3] en verdachte privé contact met hem proberen te krijgen. [sky-id 5] wil daarnaast documenten (over de container) versturen, maar wil dat niet in de groepschat doen. Hij is bang dat de documenten viraal gaan. Daarom stuurt hij ze naar verdachte. Tot slot schrijft [sky-id 5] dat de anderen in de groepschat hem altijd kunnen contacten via [gebruikersnaam 2] en verdachte. Gezien de context van het gesprek, en de omstandigheid dat [sky-id 3] zegt dat zijn accountnaam op Wickr “ [gebruikersnaam 2] ” is, stelt de rechtbank vast dat [sky-id 3] “ [gebruikersnaam 2] ” is. Tot slot acht de rechtbank van belang dat [sky-id 3] schrijft dat [gebruikersnaam 1] zijn “compa” is. De rechtbank begrijpt dat hiermee compagnon wordt bedoeld.
Juridische beoordeling feit 1 primair
De 1131 kilo cocaïne is ,zoals hiervoor vastgesteld, per schip in Antwerpen aangekomen. Overeenkomstig vaste jurisprudentie is het een feit van algemene bekendheid dat schepen vanaf zee de Antwerpse haven niet kunnen bereiken zonder door het Nederlands gebied de Westerschelde te varen, en dat er bij dat varen op die rivier alleen al sprake is van een voltooide invoer in Nederland. Zodra het schip vervolgens de grens met België passeert is er sprake van uitvoer.
De cocaïne is op 18 juni 2020 in beslag genomen. De invoer en uitvoer van de cocaïne in en uit Nederland heeft dan ook uiterlijk op die dag al plaatsgevonden en was daarmee op die dag voltooid. Vanaf het moment van inbeslagname was de verlengde invoer of uitvoer dan ook niet meer mogelijk. De chats waar verdachte bij betrokken is, beginnen (pas) op 22 juni 2020. De rechtbank is van oordeel dat zich in het dossier geen bewijsmiddelen bevinden waaruit een eerdere betrokkenheid van verdachte bij deze lading cocaïne blijkt. Dat uit het dossier zou blijken dat verdachte vaker bij invoer van of handel in cocaïne betrokken is, maakt dit niet anders. De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van het (medeplegen van) invoer van cocaïne in Nederland.
Juridische beoordeling feit 1 subsidiair
Uit het dossier wordt niet duidelijk wat de verdere (of de eind)bestemming van de cocaïne was. Wel stelt de rechtbank vast dat het de bedoeling van de deelnemers aan het chatgesprek was om de cocaïne uit de container in de haven van Antwerpen te halen en mee te nemen, en dus te vervoeren, in ieder geval binnen België. Verdachte was hierbij betrokken en heeft daarbij nauw en bewust samengewerkt met anderen. Verdachte had (samen met [sky-id 3] ) een grote rol. Hij heeft bemiddeld tussen de eigenaren van de cocaïne en [sky-id 5] , degene met de corrupte contacten. Op deze manier hebben verdachte en [sky-id 3] inlichtingen tot het plegen van dat feit getracht te verschaffen en voorwerpen voorhanden gehad (namelijk PGP-telefoons) waarvan verdachte wist dat die bestemd waren tot het plegen van dat feit. Gezien deze feiten en omstandigheden kan het niet anders dan dat verdachte ook opzet heeft gehad op deze samenwerking en op het grondfeit. De rechtbank acht het medeplegen van voorbereiding van het vervoer van cocaïne dan ook bewezen. De omstandigheid dat de cocaïne al in beslag was genomen, staat niet aan voorbereiding van het vervoeren hiervan in de weg. [1]
Pleegplaats en rechtsmacht
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat het Sky-ID van verdachte op 22 en 23 juni 2020 (de dagen waarop voornoemde chats plaatsvinden), gebruikmaakt van Cell-ID’s in Nederland en België. Op welke momenten verdachte tijdens het voeren van de chatgesprekken en dus het plegen van dit feit in Nederland of België was, kan op basis van het dossier niet worden vastgesteld. Omdat de voorbereidingshandelingen zagen op het vervoer van de cocaïne in België, staat in elk geval België als pleegplaats vast. De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte het voorbereiden van het vervoer van cocaïne in België heeft (mede)gepleegd.
De rechtbank is van oordeel dat ondanks het feit dat alleen België als pleegplaats aan te merken is, de Nederlandse strafwet desalniettemin op verdachte van toepassing is. Blijkens artikel 7 Wetboek van Strafrecht is de Nederlandse strafwet namelijk toepasselijk op de Nederlander die zich buiten Nederland schuldig maakt aan een feit dat door de Nederlandse strafwet als misdrijf wordt beschouwd en waarop door de wet van het land waar het begaan is, straf is gesteld. Het is een feit van algemene bekendheid dat in België, net als in Nederland, straf is gesteld op het voorbereiden van het vervoer van cocaïne. Daarom oordeelt de rechtbank dat zij rechtsmacht heeft ten aanzien van onderhavig feit.
4.3.3.
Feit 2
Feiten en omstandigheden
Uit Sky-chats in het dossier maakt de rechtbank het volgende op. Door gebruiker [sky-id 6] worden op 15 december 2020 “chat attachments” doorgestuurd aan verdachte. In deze chat attachments wordt geschreven: “is top handel die h28”, gevolgd door: “Prijs 31 ?”. [sky-id 6] vraagt vervolgens aan verdachte of het klopt dat hij één stuks wilde voor die kleine. Hierop wordt aan verdachte een afbeelding gestuurd. De rechtbank stelt vast dat op deze afbeelding een wit rechthoekig blok is te zien met daarop de indruk “H28”. [sky-id 6] zegt vervolgens dat verdachte hem kan pakken op 31. Verdachte stuurt hierop: “Oké ga hem zeggen”.
Verdachte stuurt even later in een andere chat aan [sky-id 7] : “Er is blok 31”. [sky-id 7] vraagt: “Welke”, waarop verdachte dezelfde afbeelding stuurt als die [sky-id 6] aan hem had gestuurd. [sky-id 7] schrijft hierop: “Collo of bolide”, waarop verdachte “Colo” zegt. Er worden vervolgens wat berichten gestuurd waarin de woorden “uitkoken” en “testen” worden verstuurd en er wordt gesproken over betaling. Vervolgens wordt een afspraak gemaakt voor “morgen”. De volgende dag (16 december 2020) wordt een tijd afgesproken. Verdachte spreekt in dit kader over een andere persoon die de tijd heeft genoemd. Verdachte zegt vervolgens dat deze persoon op een blauwe Vespa komt. Even later stuurt verdachte een chat attachment door aan [sky-id 7] , waarin staat: “ [adres 2] ”. Hierna wordt gezegd dat dat in Osdorp is. Verdachte vraagt aan [sky-id 7] of hij onderweg is, waarop [sky-id 7] zegt dat hij nu die kant op gaat. Even later stuurt [sky-id 7] aan verdachte dat hij “hem” ziet en vraagt verdachte of [sky-id 7] wil laten weten als hij “heb gekregen”. Kort hierna stuurt [sky-id 7] : “Ja is gelukt”. Hierna vindt nog een gesprek plaats waarin verdachte zegt dat [sky-id 7] “hem” moet wegen, want het kan 5 of 10 “gr” minder zijn. [sky-id 7] zegt dat “hij” verdooft, dat hij het uit gaat koken maar dat het er goed uitziet. Vervolgens stuurt [sky-id 7] dat het goed rookt, het schoon is en aanslaat in “ze” hersenen. Hij zegt dat hij vanavond laat weten hoeveel er precies is, dan zet hij “op weegi”. Een paar uur later stuurt [sky-id 7] : “982 is het”. [sky-id 7] stuurt tussendoor ook nog een foto aan verdachte. De rechtbank stelt vast dat dit een andere foto is dan eerder door verdachte aan [sky-id 7] is verstuurd, maar dat op deze foto wel een zelfde soort wit rechthoekig blok is te zien met de indruk “H28”.
De rechtbank stelt op basis van deze chats vast dat verdachte een blok cocaïne van 982 gram aangeboden heeft gekregen van [sky-id 6] , dat hij vervolgens heeft verkocht aan [sky-id 7] . Op de afbeelding die in het gesprek wordt doorgestuurd is een voorwerp te zien dat lijkt op een blok cocaïne. Het taalgebruik in deze chats kan daarnaast niet anders dan betrekking hebben op de handel in cocaïne. Het is een feit van algemene bekendheid dat waar over handel in drugs wordt gesproken, met “colo” Colombiaanse cocaïne wordt bedoeld. Waar wordt gesproken over “31”, zal worden gedoeld op € 31.000,00, wat een gangbare handelsprijs is voor een kilo cocaïne. [sky-id 7] spreekt daarnaast over wegen, uitkoken, dat het schoon is en dat het aanslaat in de hersenen. Uit de chats blijkt verder dat er een afspraak is gemaakt voor de levering die door verdachte gecoördineerd wordt. De levering moet uiteindelijk plaatsvinden op de [adres 2] , waarmee, zo begrijpt de rechtbank, de [adres 2] wordt bedoeld. Op basis van de rest van het gesprek stelt de rechtbank voorts vast dat het blok cocaïne ook daadwerkelijk is afgeleverd. [sky-id 7] stuurt dat het is gelukt en stuurt een andere foto van een blok met dezelfde indruk.
Juridische beoordeling feit 2
De rechtbank gaat niet mee in het verweer van de verdediging dat verdachte enkel als bemiddelaar en daarom niet als medepleger kan worden aangemerkt. Verdachte heeft een koper gevonden voor het blok cocaïne en coördineert voorts de daadwerkelijke overdracht. Hiermee levert verdachte een bijdrage van (ruim) voldoende gewicht aan de verkoop van het blok. De rechtbank stelt dan ook vast dat verdachte nauw en bewust heeft samengewerkt met anderen bij deze verkoop en het kan dan ook niet anders dan dat hij opzet heeft gehad op zowel de samenwerking als het grondfeit. De rechtbank acht op grond van het voorgaande dan ook bewezen dat verdachte feit 2 heeft medegepleegd, zoals in rubriek 5 is weergegeven.
4.3.4.
Feit 3
Feiten en omstandigheden
Uit Sky-chats in het dossier maakt de rechtbank het volgende op. Op 12 februari 2021 stuurt verdachte aan [sky-id 8] dat een vrouw en een man klappen moeten krijgen. Hierna stuurt hij: “Zeg je prijs”. [sky-id 8] zegt dat hij ze dit weekend allebei pakt. Verdachte stuurt hierop dat het pas over twee weken moet gebeuren. Verder geeft verdachte nadere toelichting over de manier waarop de personen moeten worden geslagen. Op 18 februari 2021 vraagt verdachte aan [sky-id 8] wat hij vraagt voor het geven van een pak slaag. Direct hierna stuurt verdachte: “3 k als je wilt” en dat het wel gefilmd moet worden. Op de vraag van verdachte aan [sky-id 8] of hij de klus wil, komt het antwoord: “Oké geef die klus maar aan mij” en dat hij wel direct betaald wil krijgen als hij de film toont. Er worden in de volgende dagen afspraken gemaakt over wanneer de klus plaats zou moeten vinden. Op 27 februari 2021 lijkt het gesprek verder te gaan en verdachte zegt dat “ze” diegene op moeten wachten. [sky-id 8] zegt dat hij zelf komt. Hij zegt ook: “zie je zo live beter” en dat hij over anderhalf uur in Amsterdam is. Er wordt een plaats afgesproken, namelijk [adres 3] . Om 18:50:47 uur schrijft [sky-id 8] dat hij er is. Vanaf 19:16:44 uur gaat het gesprek verder. [sky-id 8] schrijft onder andere dat hij hoopt dat “die” komt. Hij zegt daarnaast dat hij met een “clok” loopt. Om 19:27:49 stuurt [sky-id 8] dat de klus is geklaard. Het zou uit de hand gelopen zijn want “bro” werkte niet mee. Hij vraagt waar verdachte is en zegt dat hij moet komen betalen. Vervolgens wordt afgesproken bij een Esso (tankstation). Tot slot stuurt [sky-id 8] dat hij hoopt dat “ze” tevreden zijn.
Uit het dossier blijkt voorts dat de chatberichten zijn weergegeven in UTC-tijd. Nederland valt tijdens de wintertijd (zoals op 27 februari) in tijdzone UTC+1. De rechtbank stelt dan ook vast dat de voornoemde (getoonde) tijd van het versturen van chatberichten, een uur vroeger is dan de tijd waarop deze daadwerkelijk zijn verstuurd.
In het dossier bevindt zich een aangifte van [persoon] . Hij zou op 27 februari 2021 omstreeks 20:25 uur zijn mishandeld door twee mannen. Hierbij is hij (onder andere) tegen zijn hoofd geslagen. Eén van deze mannen had een vuurwapen bij zich.
Deze mishandeling heeft (rekening houdend met de UTC+1-correctie) plaatsgevonden kort voor het tijdstip dat [sky-id 8] stuurt dat de klus geklaard is.
Uit het dossier blijkt dat de locatie waarop deze mishandeling heeft plaatsgevonden, namelijk tegenover [adres 4] in Amsterdam, heel dicht bij [adres 3] is. Dit is de locatie waar in het chatgesprek over wordt gesproken. Ook stuurt [sky-id 8] kort voordat de mishandeling van [persoon] plaatsvindt, een foto van een plek die blijkens het dossier te herleiden is naar de hoek van de straat [adres 4] . Tot slot ziet [persoon] een vuurwapen bij één van de mannen die hem mishandeld heeft. [sky-id 8] schrijft in het chatgesprek dat hij met een “clok” loopt. Uit de context van het gesprek begrijpt de rechtbank dat [sky-id 8] hiermee “glock” bedoelt, een merk vuurwapen.
Juridische beoordeling feit 3
De rechtbank komt op grond van voorgaande feiten en omstandigheden tot de conclusie dat verdachte [sky-id 8] heeft gevraagd om tegen betaling een mishandeling te plegen. Nadere details over (de locatie van) het beoogde slachtoffer volgen niet uit de chats. Echter, uit het chatgesprek op 27 februari 2021 volgt wel dat [sky-id 8] verdachte “live” wil zien, waarna (zo begrijpt de rechtbank) een plek wordt afgesproken waar zij elkaar zullen ontmoeten. In de 20 minuten die volgen worden er geen berichten gestuurd. Daarna gaan de berichten weer verder, lijkt verdachte op de hoogte te worden gehouden van de ontwikkelingen en vervolgens stuurt [sky-id 8] dat de klus is geklaard. Intussen vindt ook de mishandeling van [persoon] plaats. Op basis van de chats en het tijdstip, de locatie waar en de omstandigheden waaronder de mishandeling van [persoon] heeft plaatsgevonden, in onderlinge samenhang bezien, oordeelt de rechtbank dat het niet anders kan dan dat dit de mishandeling is die [sky-id 8] in opdracht van verdachte heeft gepleegd.
De rechtbank oordeelt dan ook dat kan worden bewezen dat verdachte de mishandeling van [persoon] door [sky-id 8] (van wie de identiteit tot op heden onbekend is) en een ander opzettelijk heeft uitgelokt, door [sky-id 8] geld (blijkens de chats 3 k, de rechtbank begrijpt: € 3.000,00) in het vooruitzicht te stellen en inlichtingen te verschaffen over de plaats waar [persoon] zich zou bevinden.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in bijlage II vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1.
op 22 juni 2020 en 23 juni 2020 in België,
tezamen en in vereniging met anderen,
om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet,
te weten het opzettelijk vervoeren van ongeveer 1131 kilogram cocaïne,
voor te bereiden en te bevorderen,
* anderen inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen en
* voorwerpen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en zijn mededaders, wisten dat die bestemd waren tot het plegen van dat feit,
immers hebben hij, verdachte, en zijn mededaders:
- cryptotelefoons voorhanden gehad en
- op die telefoon een Sky-chatapplicatie geïnstalleerd en gebruikt en
- met die telefoons een encrypted Sky-ECC groepschat aangemaakt en met die telefoons aan een encrypted Sky-ECC groepschat deelgenomen die betrekking heeft op de (internationale) handel in verdovende middelen en
- met die telefoons encrypted Sky-ECC chatgesprekken gevoerd met
betrekking tot het vervoeren van een handelshoeveelheid verdovende middelen en
- met die telefoons encrypted Sky-ECC chatgesprekken gevoerd over het onderscheppen van een container ( [nummer] ) in de haven van Antwerpen
en het uithalen van cocaïne uit een container ( [nummer] ) in de haven van Antwerpen en
- met die telefoons encrypted Sky-ECC chatgesprekken gevoerd met betrekking tot de kosten voor het uithalen van de cocaïne uit voornoemde container ( [nummer] ) en het betalen van een persoon voor het uithalen van de cocaïne;
2.
op 16 december 2020 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen,
opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd, ongeveer 982 gram cocaïne;
3.
een tot op heden onbekend gebleven persoon op 27 februari 2021 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, [persoon] heeft mishandeld door hem in het gezicht te slaan of te stompen,
welk feit verdachte in of omstreeks de periode van 12 februari 2021 tot en met 27 februari 2021 in Nederland, opzettelijk heeft uitgelokt door beloften, en het verschaffen van inlichtingen,
welke uitlokking hierin heeft bestaan dat hij, verdachte,
- een tot op heden onbekend gebleven persoon heeft benaderd en heeft verzocht om een man ( [persoon] ) te "klappen" en
- een tot op heden onbekend gebleven persoon heeft ingelicht over de locatie waar het beoogde slachtoffer te vinden zou zijn en
- een tot op heden onbekend gebleven persoon een geldbedrag van € 3.000,00 in het vooruitzicht gesteld.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 jaar, met aftrek van voorarrest.
8.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om bij oplegging van een straf rekening te houden met de omstandigheid dat verdachte als first offender moet worden aangemerkt. Daarnaast dateren de feiten al van langere tijd geleden en is de rol van verdachte met betrekking tot feit 1 en 2 beperkt.
8.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 23 januari 2024. Hieruit blijkt dat verdachte recent niet is veroordeeld voor strafbare feiten.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan medeplegen van voorbereiding van vervoer van 1131 kilo cocaïne en aan het medeplegen van de verkoop van 982 gram cocaïne. De handel in cocaïne vormt een ernstige inbreuk op de rechtsorde en heeft een ontwrichtende invloed op de samenleving. Met de internationale handel in harddrugs wordt veel criminele winst behaald. Het op de markt brengen van cocaïne vormt daarnaast een ernstige bedreiging voor de volksgezondheid en bevordert de toename van criminaliteit. Bij de voorbereiding van het vervoer van de 1131 kilo cocaïne (feit 1, subsidiair) heeft verdachte de rol van tussenpersoon gehad. Hij was (samen met een mededader) degene die contact initieerde tussen de eigenaren van de cocaïne en de persoon met de corrupte contacten in de haven. Hoewel verdachte niet de eigenaar van de cocaïne was, oordeelt de rechtbank dat verdachte wel een aanzienlijke rol heeft gehad. De rechtbank acht deze rol dan ook groter dan bijvoorbeeld de rol van uithaler. Verdachte heeft bij het verkopen van 982 gram cocaïne een grote, coördinerende rol gehad. Hij is degene die een koper heeft gevonden en de koop en de aflevering heeft gecoördineerd.
Tot slot heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan de opzettelijke uitlokking van een mishandeling. De rechtbank acht dit een zeer ernstig feit. Uit de chats volgt dat verdachte planmatig en gewetenloos te werk is gegaan bij het “bestellen” van deze mishandeling. Door deze mishandeling is de lichamelijke integriteit van het slachtoffer geschaad.
Verdachte heeft een aanzienlijke rol gehad bij drugshandel en een geweldsfeit. Hij beschikt blijkbaar over contacten die kennelijk havenmedewerkers omkopen, die hem blokken cocaïne aanbieden en die tegen betaling geweldsklussen voor hem uit kunnen voeren. Uit de chats blijkt dat naast [persoon] ook nog iemand anders, namelijk een vrouw, zou moeten worden mishandeld. Uit het dossier komt voorts het beeld naar voren dat verdachte zich ook op andere momenten bezighoudt met dit soort feiten. In het bijzonder noemt de rechtbank dat in het dossier een chatgesprek zit waarin foto’s worden gestuurd van een persoon die alleen in zijn ondergoed en met een zak over zijn hoofd aan een stoel is vastgebonden. Verdachte krijgt deze foto’s toegestuurd in deze chat en vraagt hierop of hij moet helpen. Ook stuurt hij: “aanpakken gewoon”. In een ander chatgesprek wordt gesproken over een persoon die 1 of 2 vingers mag “kwijtspelen”. Verdachte stuurt hierop: “Jaa duidlijk”. Dit soort ijzingwekkende berichten laat zien in wat voor ernstig crimineel milieu verdachte verkeert. Hier houdt de rechtbank rekening mee bij het bepalen van de straf.
StrafopleggingDe rechtbank heeft acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd en op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (hierna: LOVS). De oriëntatiepunten geven voor het vervoeren van een hoeveelheid harddrugs van meer dan 20 kilo in georganiseerd verband een gevangenisstraf van meer dan 72 maanden (6 jaar). Rekening houdend met de omstandigheid dat de hoeveelheid door de Belgische autoriteiten onderschepte cocaïne de 20 kilo ver overstijgt, met de omstandigheid dat het niet om een voltooid vervoer maar om voorbereidingshandelingen gaat en met de rol van verdachte, acht de rechtbank voor feit 1 een gevangenisstraf van 4,5 jaar passend.
De LOVS-oriëntatiepunten geven voor het verkopen van 1000 tot 1500 gram cocaïne in georganiseerd verband een gevangenisstraf van 8 maanden als oriëntatie aan. De rechtbank acht bewezen dat verdachte het voornemen had een kilo cocaïne te verkopen, hetgeen uiteindelijk 982 gram bleek te zijn. Gezien de grote rol van verdachte, de omstandigheid dat dit in georganiseerd verband heeft plaatsgevonden en aangezien de hoeveelheid cocaïne zich aan de onderkant van het oriëntatiepunt bevindt, acht de rechtbank voor feit 2 een gevangenisstraf van een half jaar passend.
De LOVS-oriëntatiepunten voor (eenvoudige) mishandeling geven een geldboete of een taakstraf als oriëntatie aan. Gelet op de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan, zoals hierboven is uiteengezet, is de rechtbank is echter van oordeel dat feit 3 zich niet laat vangen in dit oriëntatiepunt. De gewetenloze manier waarop verdachte deze mishandeling heeft “besteld”, waarbij is gehandeld vanuit een doelbewust en vooropgezet plan, zoals hierboven beschreven, werkt in ernstige mate strafverhogend. De rechtbank acht het een passend uitgangspunt om iemand die wordt veroordeeld voor een mishandeling als deze met een rol als die van verdachte een gevangenisstraf van 1,5 jaar op te leggen.
De rechtbank komt tot de slotsom dat voor alle feiten gezamenlijk een gevangenisstraf van 6,5 jaar, met aftrek van voorarrest, passend is. Gelet op artikel 21 Wetboek van Strafrecht rekent de rechtbank dit om naar 78 maanden.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 47, 57, 300 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 1, primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, subsidiair, 2 en 3, primair ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
1.
om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, een ander inlichtingen verschaffen en voorwerpen voorhanden hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit
2.
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de
Opiumwet gegeven verbod
3.
opzettelijke uitlokking van mishandeling door beloften en het verschaffen van inlichtingen
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 78 (achtenzeventig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Dit vonnis is gewezen door
mr. F. Dekkers, voorzitter,
mrs. A.H.E. van der Pol en G. Demmink, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.C. Roodenburg, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 15 maart 2024.

Voetnoten

1.Vgl. Hoge Raad 13 maart 2001, ECLI:NL:HR:2001:AB0494