ECLI:NL:RBAMS:2024:1464

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 maart 2024
Publicatiedatum
15 maart 2024
Zaaknummer
13/333945-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voorhanden hebben vuurwapen en munitie met toepassing van jeugdstrafrecht

Op 13 maart 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte, geboren in 2003, die beschuldigd werd van het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 15 december 2023 in Amsterdam een omgebouwd gaspistool van het merk Zoraki, model M906, kaliber 9mm Pak, voorhanden heeft gehad, evenals vijf patronen van kaliber 7.65mm Browning. De verdachte heeft het feit bekend en er is geen bewijsverweer gevoerd. De rechtbank heeft de bekennende verklaring van de verdachte en verschillende proces-verbaal van bevindingen als bewijs gebruikt.

De rechtbank heeft geoordeeld dat het bewezen geachte feit strafbaar is en dat er geen omstandigheden zijn die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De officier van justitie heeft een jeugddetentie van negen maanden geëist, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. De verdediging heeft gepleit voor toepassing van het jeugdstrafrecht en een deels voorwaardelijke straf.

De rechtbank heeft besloten om het jeugdstrafrecht toe te passen, gezien de omstandigheden van de verdachte, waaronder een licht verstandelijke beperking en de wens om aan zijn toekomst te werken. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van acht maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Gedurende deze proeftijd moet de verdachte zich houden aan de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft ook het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven, met ingang van het moment waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde vrijheidsstraf.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/333945-23
Datum uitspraak: 13 maart 2024
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 2003 in [geboorteplaats],
inschrijvingsadres in de basisregistratie personen:
[adres],
nu gedetineerd in [detentieadres].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 28 februari 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. J. Ang, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. L.M.A. Schwartz, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 15 december 2023 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een (omgebouwd) (gas)pistool, van het merk Zoraki, model M906, kaliber 9mm Pak, omgebouwd naar 7.65mm Browning, zijnde (een) vuurwapen(s) in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool en/of munitie van categorie III, te weten vijf, althans één of meer patro(o)n(en), merk Sellier & Bellot, kaliber 7.65mm Browning (synoniem voor .32 Auto), voorhanden heeft gehad.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend. De raadsman heeft geen bewijsverweer gevoerd.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat sprake is van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering. De verdediging heeft geen vrijspraak bepleit. Daarom wordt volstaan met een opgave van de gebruikte bewijsmiddelen, te weten:
De bekennende verklaring van verdachte, zoals afgelegd op de terechtzitting van
28 februari 2024.
Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2023283747-6 van
15 december 2023, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2], doorgenummerde pagina’s
1 tot en met 4.
Een proces-verbaal van technisch onderzoek met nummer 2023283747-14 van
16 december 2023, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 3], doorgenummerde pagina’s 14 tot en met 17.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht – op grond van de hierboven genoemde bewijsmiddelen – bewezen dat verdachte:
op 15 december 2023 te Amsterdam een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een omgebouwd gaspistool van het merk Zoraki, model M906, kaliber 9mm Pak, omgebouwd naar 7.65mm Browning, zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool en munitie van categorie III, te weten vijf patronen, merk Sellier & Bellot, kaliber 7.65mm Browning (synoniem voor .32 Auto), voorhanden heeft gehad.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 9 maanden met aftrek van het voorarrest, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast heeft zij gevorderd dat aan het voorwaardelijk strafdeel de bijzondere voorwaarden worden verbonden zoals door de reclassering is geadviseerd.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich – evenals de officier van justitie – op het standpunt gesteld dat het jeugdstrafrecht moet worden toegepast. Daarbij heeft de raadsman verzocht om bij de oplegging van een jeugddetentie aansluiting te zoeken bij de Landelijke Oriëntatiepunten voor Strafoplegging voor jeugdigen. Daarnaast heeft de raadsman verzocht om aan verdachte een deels voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen en geen langere onvoorwaardelijke jeugddetentie dan de tijd die hij al in voorarrest heeft doorgebracht. Aan het voorwaardelijk deel kunnen volgens de raadsman de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden worden verbonden.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
7.3.1.
De ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen met munitie. Het ongecontroleerde bezit van een vuurwapen met munitie vormt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen en heeft een enorme maatschappelijke impact. Daarbij komt dat juist in Amsterdam sprake is van een zorgwekkende toename van vuurwapengeweld. Het wapen dat verdachte los in zijn broekzak bij zich had was bovendien doorgeladen, waarbij de kans groot was dat het bij een beweging of verplaatsen in een wild schot was afgegaan, met alle risico’s voor verdachten en onmiddellijke omstanders, van dien.
7.3.2.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de Justitiële Documentatie
(het strafblad) betreffende verdachte van 5 februari 2024. Hieruit blijkt dat verdachte ook in 2020 is veroordeeld voor het voorhanden hebben van een vuurwapen.
Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van het advies van Reclassering Nederland van 15 februari 2024, opgemaakt door [reclasseringsmedewerker], reclasseringswerker. Uit dit advies blijkt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende.
De reclassering adviseert toepassing van het jeugdstrafrecht. Voornamelijk in het cluster handelingsvaardigheden komt de indicatie voor het jeugdstrafrecht duidelijk naar voren. Bij verdachte is sprake van een licht verstandelijke beperking. Als gevolg hiervan heeft verdachte moeite met het overzien van de gevolgen van zijn handelen en met het organiseren van zijn gedrag. Hij lijkt beïnvloedbaar en impulsief. In het verleden heeft verdachte zich niet gehouden aan afspraken, waardoor trajecten met de reclassering zijn mislukt. Daarnaast lijkt verdachte zich (deels) binnen een crimineel milieu te begeven. Naar het oordeel van de reclassering vormen deze aanwijzingen op dit moment evenwel geen contra-indicaties voor de toepassing van het jeugdstrafrecht, mede omdat verdachte nu ontvankelijk voor begeleiding lijkt te zijn. Zo heeft verdachte op eigen initiatief hulp gezocht bij het aanvragen van een uitkering en het vinden van dagbesteding. De afgelopen maanden is een positievere houding bij verdachte zichtbaar. Zo is hij van plan zich in te schrijven voor een mbosportopleiding. Het risico dat verdachte opnieuw een strafbaar feit zal begaan, wordt ingeschat als hoog. De reclassering heeft daarom geadviseerd om bij bewezenverklaring aan verdachte een deels voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden op te leggen. Gezien de historie lijkt het wenselijk (intensieve) hulpverlening gericht op meerdere leefgebieden op te starten. Om stabiliteit te creëren is het noodzakelijk te starten met stabiele huisvesting. Om verdachte te begeleiden bij het oppakken van alle praktische zaken adviseert de reclassering tevens een traject bij het Jeugdteam van Inforsa. Daar is (bijna) geen wachtlijst, zodat direct hulp kan worden geboden. Verdachte heeft aangegeven mee te willen werken aan het reclasseringstoezicht.
7.3.3.
Toepassing van het jeugdstrafrecht
Verdachte was ten tijde van het plegen van het feit 20 jaar oud en dus meerderjarig. Op een jongvolwassen verdachte onder de 23 jaar kan op grond van artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht het zogenaamde adolescentenstrafrecht (jeugdstrafrecht) worden toegepast als sprake is van omstandigheden gelegen in de persoon van verdachte of als de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd daartoe aanleiding geven.
Gelet op de inhoud van het reclasseringsadvies en het verhandelde ter zitting is de rechtbank van oordeel dat verdachte ontvankelijk lijkt te zijn voor (pedagogische) beïnvloeding en daarbij gebaat zal zijn. Verdachte heeft verklaard dat hij aan zijn toekomst wil werken en voornemens is een opleiding te volgen. Verder is gebleken dat verdachte open staat voor hulp.
De rechtbank acht toepassing van het jeugdstrafrecht van belang voor de verdere ontwikkeling van verdachte, om verdachte ervan te weerhouden dat hij zich opnieuw schuldig zal maken aan het plegen van strafbare feiten. Ook de maatschappelijke belangen zijn daarmee gediend. De rechtbank zal conform het advies toepassing geven aan het jeugdstrafrecht.
7.3.4.
Jeugddetentie
De ernst van het feit rechtvaardigt dat aan verdachte een forse straf wordt opgelegd. De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf rekening gehouden met de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. De rechtbank heeft hiervoor aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten voor strafoplegging bij jeugdigen, die de rechtbanken en hoven onderling hebben afgesproken. Het oriëntatiepunt voor het voorhanden hebben van een vuurwapen is minimaal zes weken jeugddetentie.
In de volgende strafverzwarende omstandigheden heeft de rechtbank aanleiding gezien om aan verdachte een jeugddetentie van langere duur op te leggen.
In de eerste plaats weegt de rechtbank in het nadeel van verdachte mee dat blijkens zijn strafblad sprake is van recidive. Voorts was volgens de rechtbank sprake van ernstige gevaarzetting, zowel voor verdachte, de dienstdoende agenten als omstanders en voorbijgangers. In het pistool bevond zich een patroonmagazijn met daarin vier patronen. Ook zat er een patroon in de kamer van het pistool, waardoor dat dus doorgeladen en voor onmiddellijk gebruik gereed was. Daarnaast was het pistool niet beveiligd, bijvoorbeeld door middel van een holster, en bevond het zich – binnen handbereik – los in de jaszak van verdachte. Als verdachte het pistool uit zijn jaszak had gehaald, was de kans groot dat door het bewegen van de trekker (onbedoeld) een schot zou zijn gelost, met alle gevolgen van dien. Verdachte bevond zich bovendien in een metrostation, een openbare en drukbezochte locatie.
Tot slot ziet de rechtbank in voornoemd reclasseringsadvies aanleiding om een aanzienlijk gedeelte van de straf – als stok achter de deur – voorwaardelijk op te leggen en om aan de proeftijd bijzondere voorwaarden te verbinden, met als doel verdachte ervan te weerhouden opnieuw een strafbaar feit te plegen.
Alles overwegende zal de rechtbank aan verdachte een jeugddetentie opleggen van acht maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Gedurende deze proeftijd moet verdachte zich houden aan de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden, zoals vermeld in het dictum van dit vonnis. Naar het oordeel van de rechtbank brengt deze straf enerzijds de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking en krijgt verdachte anderzijds een kans zijn leven op een andere manier in te richten.
Gelet op de straf die aan verdachte zal worden opgelegd zal de rechtbank het bevel tot voorlopige hechtenis opheffen, met ingang van het moment waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde vrijheidsstraf.

8.Beslag

Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen en niet teruggegeven:
  • een vuurwapen (pistool) met goednummer 6436866;
  • munitie (5 patronen) met goednummer 6436867;
  • een mes met goednummer 6436869;
  • verdovende middelen (5,47 gram hasjiesj) met goednummer 6436892.
Nu met betrekking tot het vuurwapen en de munitie het bewezen geachte is begaan en het mes en de verdovende middelen zijn aangetroffen in het onderzoek naar het door verdachte begane misdrijf, terwijl al deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang, worden deze voorwerpen onttrokken aan het verkeer.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36b, 36c, 36d, 77c, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z en 77aa van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte
, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
jeugddetentievan
8 (acht) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering zal worden gebracht.
Beveelt dat een gedeelte, te weten
4 (vier) maanden, van deze jeugddetentie niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een
proeftijdvan
2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als
bijzondere voorwaarden:
Veroordeelde meldt zich op afspraken met Reclassering Nederland, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. De reclassering zal contact met veroordeelde opnemen voor de eerste afspraak.
Veroordeelde laat zich behandelen/begeleiden door het jeugdteam van Inforsa of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo snel mogelijk. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener voor de behandeling geeft.
Veroordeelde verblijft in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start zo snel mogelijk. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
Veroordeelde spant zich in voor het vinden en behouden van betaald werk met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag.
Veroordeelde werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en aan het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden.
Veroordeelde werkt mee aan controles van het gebruik van cannabis om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd.
Geeft aan Reclassering Nederland de opdracht als bedoeld in artikel 77aa, derde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Verklaart
onttrokken aan het verkeer:
  • een vuurwapen (pistool) met goednummer 6436866;
  • munitie (vijf patronen) met goednummer 6436867;
  • een mes met goednummer 6436869;
  • verdovende middelen (5,47 gram hasjiesj) met goednummer 6436892.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van het onvoorwaardelijke gedeelte van de opgelegde vrijheidsstraf.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.A. Spoel, voorzitter,
mrs. D. Bode en R.K. Pijpers, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. N. Heida, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 13 maart 2024.