Uitspraak
RECHTBANK Amsterdam
1.[eiser 1] B.V.,
2.
[eiser 2] B.V.,
3.
[eiser 3] B.V.,
4.
[eiser 4],
(afzonderlijk: [eiser 1] , [eiser 2] , [eiser 3] en [eiser 4] ),
1.De procedure
2.De feiten
capital contribution”) moet doen: [gedaagde] , [bedrijf] en [eiser 2] ieder van € 10.000 en [eiser 4] van € 20.000. Als een aandeelhouder niet meer betrokken is als statutair bestuurder, dan moet hij zijn aandelen aanbieden en overdragen aan de overige aandeelhouders op de datum van zijn vertrek (artikelen 6.4 en 7.1). Ook is in de Aandeelhoudersovereenkomst onderscheid gemaakt tussen de situatie dat een aandeelhouder vertrekt als
bad leaverof als
good leaver(artikel 6). Als een aandeelhouder een
bad leaveris, moet hij zijn aandelen aanbieden voor een prijs zoals opgenomen in artikel 5.3 sub b van de Aandeelhoudersovereenkomst (artikel 6.6). Daarin staat dat de aangeboden prijs gelijk moet zijn aan het pro rata aandeel van de “
Equity of the Company”(artikel 5.3 sub b). De overige aandeelhouders zijn niet verplicht om de aandelen voor de aangeboden prijs te kopen (artikel 6.4). Verder is in de Aandeelhoudersovereenkomst bepaald dat een aandeelhouder tijdens de duur van de overeenkomst en voor een periode daarna geen activiteiten mag verrichten die concurreren met [eiser 1] (non-concurrentiebeding, artikel 8) en geen vertrouwelijke informatie over [eiser 1] naar buiten mag brengen (geheimhoudingsbeding, artikel 11). Als een aandeelhouder één van deze bedingen overtreedt, dan is hij per overtreding een contractuele boete van minimaal € 50.000 verschuldigd (artikel 8.3 en artikel 11.3). Deze rechtbank is bevoegd kennis te nemen van geschillen die voortvloeien uit de Aandeelhoudersovereenkomst (artikel 20).
3.Het geschil
€ 100.000 met rente aan contractuele boetes omdat [gedaagde] het geheimhoudingsbeding en het concurrentiebeding in de Aandeelhoudersovereenkomst heeft geschonden,
boekwaardevan het eigen vermogen op die datum, omdat [gedaagde] toen op staande voet is ontslagen en dus een
bad leaveris (artikel 5.3 sub b van de Aandeelhoudersovereenkomst in combinatie met artikelen 6.1 en 6.6 van de Aandeelhoudersovereenkomst). [eisers] stelt dat de boekwaarde kan worden vastgesteld aan de hand van de jaarrekeningen van [eiser 1] over 2020 en 2021, met een correctie voor de claim van [naam 1] , omdat die niet in een jaarrekening is opgenomen. [eisers] stelt dat [gedaagde] haar aandelen daardoor moet aanbieden voor € 70.694,25 (primair). Als ze daarin niet wordt gevolgd, vraagt [eiser 1] subsidiair aan de rechtbank de koopprijs in goede justitie te bepalen. Daarnaast stelt [eisers] dat [gedaagde] een aantal bedragen is verschuldigd aan [eiser 1] , omdat [gedaagde] als aandeelhouder niet de verplichte agiostorting van € 10.000 heeft gedaan (vordering IV), en [gedaagde] twee leningen van € 7.000 (vordering V) en € 16.808,75 (vordering VI) moet terugbetalen. Verder stelt [eisers] dat [gedaagde] contractuele boetes is verschuldigd, omdat [gedaagde] heeft gehandeld in strijd met de non-concurrentie- en geheimhoudingsbedingen uit de Aandeelhoudersovereenkomst (vordering VIII).
marktwaardevan het eigen vermogen. Volgens [gedaagde] leidt dit ertoe dat voor het vaststellen van het eigen vermogen ook de stille reserves van [eiser 1] moeten worden meegenomen en dat een deskundige moet worden benoemd. Ook betwist [gedaagde] dat de door [eisers] gestelde correctie voor de [naam 1] claim moet worden meegenomen in het bepalen van het eigen vermogen. [gedaagde] voert aan dat [eiser 1] het door [naam 1] gevorderde schadebedrag daarnaast niet kan betrekken bij het vaststellen van de waarde van haar aandelen, omdat partijen in de vaststellingsovereenkomst (onder andere) hierover finale kwijting zijn overeengekomen. In de jaarstukken is bovendien ten onrechte een onderhoudsvoorziening opgenomen en zijn NOW-ontvangsten bij het resultaat over 2021 buiten beschouwing gelaten, dit moet beide wel in de bepaling van het eigen vermogen en daarmee de koopprijs van de aandelen worden betrokken. Verder betwist [gedaagde] dat zij niet heeft voldaan aan haar verplichting de agio te storten, zij heeft namelijk activa in de onderneming ingebracht.
- als de rechtbank in conventie geen deskundige benoemt, dan vordert [gedaagde] dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad een deskundige benoemt om de prijs van het aandelenpakket van [gedaagde] in [eiser 1] te kunnen vaststellen; en
- als de rechtbank in conventie de voorzieningen onderhoud en/of claim [naam 1] (voor een deel) betrekt bij de berekening van het eigen vermogen van [eiser 1] , dan vordert [gedaagde] , samengevat, dat [eisers] bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad wordt veroordeeld om na iedere vastgestelde jaarrekening rekening en verantwoording aflegt aan [gedaagde] over (een deel van) die voorzieningen en aan [gedaagde] 25% uitbetaalt van het eventueel vrijgevallen deel daarvan,
4.De beoordeling
bad leaveris. Dit betekent dat de waarde van de aandelen van [gedaagde] wordt bepaald aan de hand van de jaarrekeningen van [eiser 1] van 2020 en 2021.
bad leaveris zoals bedoeld in artikel 6.1 van de Aandeelhoudersovereenkomst, en daardoor haar aandelen in [eiser 1] moet aanbieden en overdragen aan de overige aandeelhouders: [eiser 2] , [eiser 3] en [eiser 4] (artikelen 6.4 en 7.1).
bad leaverzijn aandelen moet aanbieden voor een prijs zoals bepaald in artikel 5.3 sub b van de Aandeelhoudersovereenkomst. Daarin staat:
bad leaverwordt bepaald aan de hand van het eigen vermogen van de onderneming. Daarbij is dus niet gespecifieerd of het gaat om de boekwaarde of de marktwaarde van het eigen vermogen. Andere afspraken over hoe de aandelenprijs moet worden berekend bij een
bad leaverhebben partijen niet gemaakt.
bad leaverzijn aandelen moet aanbieden op basis van
de boekwaardevan het eigen vermogen van [eiser 1] . Dit komt mede door artikel 6.5 van de Aandeelhoudersovereenkomst. Daarin staat dat als een aandeelhouder een
good leaveris en vertrekt binnen vijf jaar na het aangaan van de Aandeelhoudersovereenkomst, de aandelenprijs wordt berekend op basis van wat is bepaald in artikel 5.3 sub b van de Aandeelhoudersovereenkomst. Het artikel vervolgt dat als de
good leaververtrekt na die periode van vijf jaar, de aandelen worden vastgesteld op basis van de marktwaarde (“
the fair market value”) en dat dit wordt gedaan door een onafhankelijke taxateur. Partijen hebben dus duidelijk afgesproken dat de aandelen alleen op basis van de marktwaarde worden vastgesteld als het gaat om een
good leaverén er vijf jaar sinds het aangaan van de Aandeelhoudersovereenkomst zijn verstreken. In de andere gevallen – bij een
bad leaverof bij een aandeelhouder die binnen vijf jaar na de start vertrekt – wordt er op grond van artikel 5.3 sub b afgerekend op basis van de “
Equity of the Company”. Dat moet dus iets anders zijn dan de marktwaarde van het eigen vermogen zoals overeengekomen in artikel 6.5, en de enige andere optie is de boekwaarde van het eigen vermogen. De aard van de overeenkomst en de context van de artikelen 6.5 en 6.6 geven geen ruimte voor een andere uitleg. Als de aandelen van [gedaagde] zouden worden gewaardeerd op basis van de marktwaarde van het eigen vermogen van [eiser 1] , zoals [gedaagde] voorstaat, dan zou het betekenen dat [gedaagde] een
good leaver-prijs voor haar aandelen zou krijgen. Allereerst zou dat de verschillende regelingen in de Aandeelhoudersovereenkomst over een
bad leaveren een
good leaverbetekenisloos maken, omdat het zou leiden tot hetzelfde resultaat. Dat is niet logisch, omdat ervan mag worden uitgegaan dat partijen met die verschillende bepalingen een onderscheid hebben willen maken tussen een
bad leaveren een
good leaver. Daarnaast is het gebruikelijk dat in een aandeelhoudersovereenkomst een
bad leavereen financiële straf krijgt in de vorm van een verplichte uitkoop van zijn aandelen voor een lagere prijs dan de marktwaarde, om te voorkomen dat een aandeelhouder verwijtbaar handelt. Dat uitgangspunt komt ook overeen met artikel 5.3 sub b: de prijs voor de aandelen van een
bad leaverwordt op dezelfde wijze berekend als een aandeelhouder die binnen de eerste vijf jaar vertrekt, waarbij het gaat om een nadelige prijs (“
(…) for the purpose of making a sale in the first five years unattractive.”).
good leaveren ten tweede omdat de rechtbank zich voldoende geïnformeerd acht door partijen om die waarde vast te stellen.
- de post dubieuze debiteuren: - € 145.000;
- de post afschrijvingen tot en met de peildatum: - € 301.000; en
- de correctie in verband met het kwijtschelden van een schuld van [bedrijf] : - € 10.000.
- de hoogte van het resultaat van 1 januari 2021 tot en met de peildatum;
- de voorziening claim [naam 1] ; en
- de voorziening onderhoud.
€ 229.000 door een toelichting te geven op haar onderhoudsplan en waarom de nieuwe berekeningswijze beter aansluit dan de berekeningswijze die werd gebruikt toen [gedaagde] nog als statutair bestuurder was betrokken.
(15% tot € 245.000, 25% over restant)
€ 195.940,19.