ECLI:NL:RBAMS:2024:1456

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 januari 2024
Publicatiedatum
15 maart 2024
Zaaknummer
C/13/722459 / FA RK 22-5547
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Juridische vaststelling van vaderschap, ontkenning vaderschap, gezag en adoptie in een draagmoederschapstraject

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 30 januari 2024 een beschikking gegeven in een complexe familiezaken rondom draagmoederschap. De wensouders, die sinds juni 2015 een relatie hebben en op 24 juni 2020 zijn getrouwd, hebben een kind gekregen via een draagmoeder. De draagouders, die ook getrouwd zijn, hebben een traject doorlopen bij de fertiliteitskliniek Nij Geertgen. Na de geboorte van het kind, dat op [geboortedatum 1] 2023 is geboren, is het kind opgenomen in het gezin van de wensouders. De wensouders hebben verzocht om juridische erkenning van hun ouderschap, ontkenning van het vaderschap van de draagvader, en adoptie door de wensmoeder. De rechtbank heeft DNA-onderzoek laten uitvoeren, waaruit bleek dat de wensmoeder de biologische moeder en de wensvader de biologische vader van het kind zijn. De rechtbank heeft de ontkenning van het vaderschap van de draagvader gegrond verklaard en het vaderschap van de wensvader vastgesteld, onder de voorwaarde dat de ontkenning in kracht van gewijsde is gegaan. Tevens is het verzoek tot adoptie door de wensmoeder toegewezen, met terugwerkende kracht tot de geboorte van het kind. De rechtbank heeft ook bepaald dat de geslachtsnaam van het kind [verweerder 2] [verweerder 1] zal zijn en dat de wensouders gezamenlijk gezag over het kind zullen uitoefenen na de adoptie.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rekestnummer: C/13/722459 / FA RK 22-5547 en C/13/745224 / FA RK 24/344 (COH/KL)
Beschikking van 30 januari 2024 betreffende gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap, gerechtelijke vaststelling vaderschap, gezag en adoptie
in de zaak van:

1.[verzoeker 1] ,

hierna de draagmoeder,
en
2. [verzoeker 2] ,
hierna de draagvader,
beiden wonende te [woonplaats] ,
hierna samen mede te noemen de draagouders,
advocaat mr. J.H. van der Tol.
en

1.[verweerder 1] ,

hierna de wensmoeder,
en
2. [verweerder 2]
,
hierna de wensvader,
beiden wonende te [woonplaats] ,
hierna samen mede te noemen de wensouders,
advocaat mr. A.C. Bouma.
en
mr. S.J. van der Woude,
kantoorhoudende te Amsterdam,
in zijn hoedanigheid van bijzondere curator over na te noemen minderjarige,
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Rotterdam-Dordrecht,
locatie Rotterdam,
hierna te noemen: de Raad.

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het op verzoekschrift van de draagouders, ingekomen op 8 september 2022;
  • de akte tot referte, tevens zelfstandig verzoek tot eenhoofdig gezag ex artikel 1:253c BW alsmede verzoek tot adoptie ex artikel 1:227 jo 1:228 BW; ingekomen op 14 september 2022;
  • de beschikking van deze rechtbank van 3 mei 2023, waarbij mr. R.T.P.H. Jacobs tot bijzondere curator over na te noemen minderjarige is benoemd;
  • het rapport van de bijzondere curator mr. S.J. van der Woude; ingekomen op 5 september 2023
  • de beschikking van deze rechtbank van 6 september 2023, waarbij de werkzaamheden van mr. R.T.P.H. Jacobs als bijzondere curator met ingang van 16 augustus 2023 zijn beëindigd en waarbij mr. S.J. van der Woude met ingang van 16 augustus 2023 tot bijzondere curator over de minderjarige is benoemd;
  • het F9-formulier van de zijde van de draagouders van 5 september 2023;
  • de brief van de wensouders, met een wijziging van het verzoek, met als bijlage een DNA-onderzoek, ingekomen op 24 januari 2024;
  • het rapport van de Raad van 7 februari 2023, ingediend op 29 januari 2024.
1.2.
De Raad heeft bij e-mail van 29 januari 2024 aan de rechtbank laten weten dat de Raad niet bij de mondelinge behandeling aanwezig kan zijn.
1.3.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 30 januari 2024.
Verschenen zijn:
- de draagouders, bijgestaan door hun advocaat;
- de wensouders met [minderjarige] , bijgestaan door hun advocaat;
- de bijzondere curator.

2.De feiten

2.1.
De wensouders hebben sinds juni 2015 een relatie en zijn op 24 juni 2020 in Almkerk (gemeente Altena) met elkaar gehuwd.
2.2.
De draagouders zijn op 3 juli 1998 in Woudrichem met elkaar gehuwd.
2.3.
De wensouders hadden een grote kinderwens en hebben gekozen voor hoogtechnologisch draagmoederschap, omdat de kinderwens niet vervuld kon worden via een traditionele zwangerschap.
2.4.
De wensouders en de draagouders zijn vrienden van elkaar.
2.5.
De wensouders en de draagouders hebben een traject doorlopen bij de fertiliteitskliniek Nij Geertgen die hoogtechnologische draagmoederschapstrajecten aanbiedt. Uit de eicel van de wensmoeder en het semen van de wensvader is daar een embryo ontstaan, dat bij de draagmoeder is geplaatst. Hieruit is een zwangerschap ontstaan.
2.6.
Op [geboortedatum 1] 2023 is te [geboorteplaats 1] uit de draagmoeder [minderjarige] (hierna:
[minderjarige]) geboren.
2.7.
[minderjarige] verblijft sinds de geboorte, althans vlak daarna, bij de wensouders.
2.8.
Uit de
DNA Test Reportsvan het
DNA Diagnostics Centervan 17 oktober 2023 volgt dat de wensmoeder de biologische moeder is van [minderjarige] en dat de wensvader de biologische vader is van [minderjarige] .
2.9.
De draagouders en de wensouders beschikken allen over de Nederlandse nationaliteit.

3.Het verzoek

3.1.
De draagouders hebben verzocht een bijzondere curator te benoemen om de toen nog ongeboren [minderjarige] zowel in als buiten rechte te vertegenwoordigen.
3.2.
De wensouders verzoeken de rechtbank - na wijziging van het verzoek - bij beschikking voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
ten aanzien van het gezag:
- te bepalen dat het gezag van de draagmoeder over [minderjarige] , wordt beëindigd en de wensvader (na de vaststelling van zijn vaderschap) voortaan alleen met het gezag over [minderjarige] te belasten;
ten aanzien van de geslachtsnaam:
- te bepalen dat de geslachtsnaam van [minderjarige] “ [verweerder 2] [verweerder 1] ” zal zijn;
ten aanzien van de adoptie:
  • de adoptie uit te spreken van [minderjarige] door de wensmoeder;
  • te bepalen dat de adoptie terug zal werken tot de geboorte van [minderjarige] ;
  • te verstaan dat de familierechtelijke betrekkingen tussen de wensvader en [minderjarige] in stand blijven na de adoptie door de wensmoeder;
  • te verstaan dat na de adoptie door de wensmoeder beide wensouders met het gezag over [minderjarige] zijn belast.
3.3.
Ter onderbouwing voeren de wens- en de draagouders aan dat het hun uitdrukkelijke wens is dat de wensouders [minderjarige] volledig zullen opvoeden en verzorgen en dat de draagouders geen ouderrol zullen spelen in haar leven. De wensouders en de draagouders hebben een traject doorlopen bij de fertiliteitskliniek Nij Geertgen, die hoogtechnologische draagmoederschapstrajecten aanbiedt. [minderjarige] is na de geboorte opgenomen in het gezin van de wensouders en dit is voor partijen ook altijd duidelijk geweest. Partijen willen dat de juridische situatie zo spoedig mogelijk in overeenstemming wordt gebracht met de feitelijke situatie.
3.4.
De bijzondere curator, namens [minderjarige] :
  • ontkent dat de vader van [minderjarige] de draagvader is, en verzoekt de rechtbank om deze ontkenning gegrond te verklaren;
  • verzoekt de rechtbank om vast te stellen dat de wensvader de vader is van [minderjarige] onder de opschortende voorwaarde dat de gegrondverklaring van de hiervoor bedoelde ontkenning in kracht van gewijsde zal zijn gegaan.
3.5.
De bijzondere curator heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat hij tevreden is met het door de wensouders laten verrichten van DNA-onderzoek. Hieruit blijkt dat de wensouders de biologische ouders van [minderjarige] zijn. De bijzondere curator ziet geen belemmeringen ten aanzien van de verzoeken van de wensouders.

4.De beoordeling

Bevoegdheid
4.1.
Op grond van artikel 265 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) is in zaken betreffende minderjarigen bevoegd de rechter van de woonplaats of, bij gebreke van een woonplaats in Nederland, van het werkelijke verblijf van de minderjarige. Op grond van artikel 1:12 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) volgt de minderjarige de woonplaats van degene die belast is met het gezag. Aangezien de draagouders nu belast zijn met het gezag en zij woonachtig zijn in [woonplaats] , is de rechtbank Zeeland-West-Brabant in beginsel bevoegd om van de verzoeken kennis te nemen. Nu partijen echter gekozen hebben voor de rechtsmacht van de rechtbank Amsterdam en ook bijzondere curator niet wenst dat de zaak wordt verwezen, acht de rechtbank zich bevoegd om de verzoeken te behandelen.
Ontkenning vaderschap
4.2.
Het verzoek tot ontkenning van het vaderschap is gegrond op artikel 1:200 BW. De bijzondere curator heeft namens [minderjarige] op grond van artikel 1:200 lid 1 sub b BW een zelfstandig verzoek ingediend tot ontkenning van het vaderschap van de echtgenoot van de draagmoeder, de draagvader. Gezien de instemming van de draagvader met de daad van verwekking, kunnen hij en de draagmoeder om die reden niet zelfstandig verzoeken om ontkenning van het door het huwelijk ontstane vaderschap (artikel 1:200 lid 3 BW).
4.3.
[minderjarige] heeft nu op grond van artikel 1:199 BW als juridische vader de echtgenoot van de draagmoeder, de draagvader.
4.4.
Het vaderschap van de draagvader kan, op de grond van artikel 1:200 BW, door het kind worden ontkend, als hij niet de biologische vader van het kind is.
4.5.
De rechtbank stelt vast dat in de brief genetische ouderschapsverklaring van 1 september 2022 van dr. M. Schoonenberg, gynaecoloog bij Nij Geertgen staat dat voor de totstandkoming van de zwangerschap gebruik is gemaakt van een eicel van de wensmoeder en het semen van de wensvader. Uit het DNA onderzoek volgt eveneens dat [minderjarige] genetisch afstamt van de wensouders. De rechtbank concludeert dan ook dat de draagvader niet de biologische vader van [minderjarige] is.
4.6.
De draagouders en de wensouders stemmen in met onderhavig verzoek van de bijzondere curator. De rechtbank zal het verzoek tot gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap van de draagvader daarom toewijzen.
Gerechtelijke vaststelling vaderschap
4.7.
Artikel 1:207 lid 1 BW bepaalt dat het ouderschap van een persoon op de grond dat deze de verwekker is van het kind of op de grond dat deze als levensgezel van de moeder ingestemd heeft met een daad die de verwekking van het kind tot gevolg kan hebben gehad, door de rechtbank kan worden vastgesteld.
4.8.
Een zodanig verzoek kan worden ingediend door het kind of de moeder. De wetgever heeft geen termijn gesteld voor het indienen van een verzoek tot gerechtelijke vaststelling vaderschap door een minderjarige. De bijzondere curator heeft namens [minderjarige] het verzoek ingediend om vast te stellen dat de wensvader de vader is van [minderjarige] .
4.9.
Voorwaarde voor gerechtelijke vaststelling van het vaderschap is in beginsel dat het verwekkerschap van de wensvader vaststaat. Zoals reeds hiervoor vermeld is [minderjarige] biologisch gezien een kind van de wensvader. Nu onder verwekker niet wordt verstaan de zaaddonor, [1] dient de wensvader slechts als de biologische vader en niet als de verwekker van de minderjarige te worden aangemerkt. Op die grond kan de bijzondere curator derhalve in beginsel niet worden ontvangen in zijn verzoek.
4.10.
De rechtbank ziet in dit geval aanleiding om aan te sluiten bij de rechtspraak van het EHRM betreffende artikel 1:204 lid 3 BW in samenhang met artikel 8 EVRM. Hierin wordt het in de Nederlandse wetgeving bestaande onderscheid tussen enerzijds een biologische vader - verwekker, en anderzijds een biologische vader - donor, niet gemaakt. Het bestaan van bloedverwantschap geldt als biologisch gegeven en de wijze van verwekking speelt daarbij geen rol. Voldoende is dat er bloedverwantschap is in combinatie met concrete omstandigheden benodigd voor het bestaan van een gezinsleven. Een biologische en sociale werkelijkheid dient volgens het EHRM te gaan boven de wettelijke presumptie. Ingevolge artikel 8 EVRM heeft de biologische vader die ‘family life’ heeft met zijn kind, ongeacht de wijze waarop de zwangerschap is ontstaan, recht op bescherming van dit family life.
4.11.
De rechtbank dient dus te beoordelen of er in dit geval family life tussen [minderjarige] en de wensvader kan worden aangenomen. Aangezien [minderjarige] vrijwel direct na haar geboorte in het gezin van de wensouders is opgenomen en zij sindsdien door hen wordt verzorgd en opgevoed, is er sprake van family life tussen de wensouders en [minderjarige] . De rechtbank is daarom van oordeel dat de wensvader gelijkgesteld dient te worden met de verwekker. De rechtbank stelt vast dat de wensouders en draagouders instemmen met onderhavig verzoek. Nu verder geen sprake is van een van de in lid 2 genoemde beletselen, zal het verzoek van de bijzondere curator als na te melden worden toegewezen. Hierbij overweegt de rechtbank dat – nu gerechtelijke vaststelling van het vaderschap van de wensvader, gelet op het bepaalde in artikel 1:202 BW, pas mogelijk is nadat de beslissing houdende de ontkenning van het vaderschap van de draagvader in kracht van gewijsde is gegaan – de vaststelling van het vaderschap van de wensvader ten aanzien van [minderjarige] zal worden uitgesproken onder de opschortende voorwaarde dat de beslissing inhoudende de ontkenning van het vaderschap in kracht van gewijsde is gegaan.
Gezag wensvader
4.12.
De wensvader heeft verzocht om hem alleen met het gezag over [minderjarige] te belasten.
4.13.
Het verzoek is gebaseerd op artikel 1:253c, eerste lid, BW. Dit artikel bepaalt - voor zover van belang - dat de tot het gezag bevoegde vader van het kind, die nimmer het gezag gezamenlijk met de moeder heeft uitgeoefend, de rechtbank kan verzoeken de ouders met het gezamenlijk gezag dan wel hem alleen met het gezag over het kind te belasten.
4.14.
Het gezag over de minderjarige wordt nu nog uitgeoefend door de draagmoeder. De draagmoeder heeft geen bezwaar tegen toewijzing van het verzoek.
4.15.
De bijzondere curator meent dat het in het belang van [minderjarige] is dat de wensvader alleen het gezag heeft, zodra de beslissing tot vaststelling van zijn vaderschap in kracht van gewijsde is gegaan.
4.16.
De wensvader is op dit moment niet bevoegd tot het (ouderlijk) gezag. Dit wordt anders indien en zodra de beschikking tot gerechtelijke vaststelling van het vaderschap in kracht van gewijsde is gegaan. Om proceseconomische redenen zal de rechtbank het verzoek beoordelen als ware de wensvader bevoegd tot het gezag.
4.17.
Het verzoek van de wensvader kan slechts worden ingewilligd, indien dit wenselijk wordt geacht in het belang van de minderjarige. [minderjarige] is na haar geboorte meteen opgenomen in het gezin van wensouders, waar zij wordt verzorgd en opgevoed. Het was van alle partijen de intentie dat [minderjarige] bij de wensouders zou opgroeien en de draagmoeder heeft nimmer de intentie gehad verzorgings- en opvoedingstaken voor haar op zich te nemen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het in het belang van [minderjarige] is dat de wensvader alleen het gezag over [minderjarige] zal uitoefenen, vanaf het moment dat de beschikking tot gerechtelijke vaststelling van het vaderschap in kracht van gewijsde is gegaan. Het verzoek wordt in die zin toegewezen.
Adoptieverzoek van de wensmoeder
4.18.
Het betreft in deze een adoptieverzoek hier te lande en de wensmoeder heeft de Nederlandse nationaliteit. De artikelen 1:227, 1:228 en 1:230 BW zijn dan ook op dit verzoek van toepassing.
4.19.
De wensouders stellen dat voldaan is aan de adoptievereisten. Zij hebben tenminste drie aaneengesloten jaren met elkaar samengeleefd onmiddellijk voorafgaand aan de indiening van dit verzoekschrift. [minderjarige] is minderjarig en is geen kleinkind van de wensmoeder. Voorts is de wensmoeder tenminste 18 jaar ouder dan [minderjarige] . [minderjarige] leeft sinds de geboorte bij de wensouders in gezinsverband. Zij wordt volledig door hen verzorgd en opgevoed. De wensmoeder meent dan ook dat het in het kennelijke belang van [minderjarige] is om de ontstane band tussen hen te bevestigen, door een familierechtelijke betrekking tot stand te brengen tussen [minderjarige] en de wensmoeder door middel van adoptie. Daarbij moet worden verstaan dat de familierechtelijke betrekkingen tussen de wensvader en [minderjarige] (die ontstaan is door de gerechtelijke vaststelling van zijn vaderschap) in stand moet worden gehouden. Ook is redelijkerwijs te voorzien dat [minderjarige] op dit moment en voor de toekomst niets meer van de draagmoeder, als juridisch moeder, heeft te verwachten. De draagmoeder heeft altijd heel duidelijk aangegeven dat zij [minderjarige] voor de wensouders wilde dragen om hen te helpen bij hun kinderwens, maar dat zij verder geen ouder voor [minderjarige] zal zijn. Partijen hebben hier duidelijke afspraken met elkaar overgemaakt. Dit volgt ook uit de overgelegde draagmoederschapsovereenkomst. De draagmoeder is uiteraard wel altijd welkom om op bezoek te komen bij [minderjarige] en het contact tussen de wensouders en de draagouders is erg goed. Zij zullen deel blijven uitmaken van elkaars leven. [minderjarige] zal in de toekomst ook worden ingelicht over de ontstaansgeschiedenis. Dit is heel belangrijk voor alle betrokkenen.
De draagmoeder spreekt de adoptie niet tegen (artikel 1:228 lid d BW). [minderjarige] zal niet in gezinsverband met de draagmoeder leven. De draagmoeder wenst als juridische moeder dat [minderjarige] door de wensmoeder wordt geadopteerd en dat de juridische banden tussen haar en [minderjarige] door de adoptie worden verbroken.
4.20.
De rechtbank stelt vast dat aan alle vereisten voor adoptie is voldaan met uitzondering van de verzorgingstermijn van artikel 1:228, eerste lid, onder f, BW.
4.21.
Artikel 1:228 lid 1 onder f BW stelt als voorwaarde dat de adoptant of adoptanten het kind gedurende ten minste een jaar heeft of hebben verzorgd en opgevoed. Indien de echtgenoot, geregistreerde partner of andere levensgezel van de ouder of adoptiefouder het kind adopteert en zij gezamenlijk het kind gedurende ten minste een jaar hebben verzorgd en opgevoed wordt de periode van een jaar voor de echtgenoot, geregistreerde partner of andere levensgezel gerekend vanaf het moment van feitelijk gezamenlijk verzorgen en opvoeden.
4.22.
Op het moment van indiening van het adoptieverzoek was [minderjarige] nog niet geboren. Op dit moment is [minderjarige] bijna één jaar oud. Formeel betekent dit dat ten tijde van de uitspraak van de rechtbank niet is voldaan aan het vereiste dat de wensouders haar een jaar moeten hebben verzorgd, zoals bedoeld in artikel 1:228 lid 1 onder f BW. De rechtbank is van oordeel dat deze verzorgingstermijn met name bedoeld is om in het belang van een te adopteren minderjarige de bestendigheid van de verzorging en opvoeding van die minderjarige door de adoptiefouder te toetsen. In dit geval is sprake van een bijzondere situatie waarbij afwachting van de vereiste termijn geen redelijk doel dient. De wensouders hebben besloten hun kinderwens via hoogtechnologisch draagmoederschap te realiseren, waarbij gebruikt is gemaakt van een eicel van de wensmoeder en het semen van de wensvader en een daaraan gekoppeld ivf-traject. [minderjarige] is biologisch het kind van wensouders en zij hebben samen vanaf de geboorte zorggedragen voor de verzorging en opvoeding van [minderjarige] . Afwijzing van het verzoek tot adoptie, omdat niet is voldaan aan de vereiste verzorgingstermijn, zou in dit geval in strijd zijn met artikel 8 EVRM.
4.23.
De rechtbank is op grond van het bovenstaande van oordeel dat de verzochte adoptie in het belang is van [minderjarige] en dat op het tijdstip van het verzoek tot adoptie vaststond, alsmede dat voor de toekomst redelijkerwijs te voorzien is dat [minderjarige] niets meer van de draagmoeder in de hoedanigheid van ouder te verwachten heeft. De rechtbank zal het verzoek inzake adoptie van de wensmoeder daarom toewijzen onder de opschortende voorwaarde dat de gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap, de gerechtelijke vaststelling van het vaderschap en de wijziging van het gezag in kracht van gewijsde zijn gegaan.
4.24.
Nu het adoptieverzoek is ingediend voordat [minderjarige] is geboren, werkt de adoptie terug tot aan haar geboorte.
Geslachtsnaam
4.25.
De wensouders hebben gezamenlijk verklaard dat [minderjarige] de geslachtsnaam [verweerder 2] [verweerder 1] zal hebben.
Gezamenlijk gezag
4.26.
Uit artikel 1:229 lid 4 BW volgt dat de wensouders op het moment dat de adoptie in kracht van gewijsde is gegaan van rechtswege het gezamenlijk ouderlijk gezag over [minderjarige] uitoefenen.
Familierechtelijke betrekking
4.27.
Op grond van artikel 1:229 lid 3 BW blijft de familierechtelijke betrekking tussen de geadopteerde en zijn/ haar ouder en diens bloedverwanten bestaan, indien de echtgenoot, geregistreerde partner of andere levensgezel van die ouder de minderjarige adopteert.
4.28.
Het bovenstaande leidt tot de volgende beslissingen.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
verklaart gegrond de ontkenning van het vaderschap van [verzoeker 2] , ten aanzien van het uit de draagmoeder geboren kind:
[minderjarige], geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedatum 1] 2023;
5.2.
stelt onder de opschortende voorwaarde dat de beslissing met betrekking tot de ontkenning van het vaderschap in kracht van gewijsde is gegaan - vast het ouderschap van de man:
[verweerder 2] ,
geboren te [geboorteplaats 2] op [geboortedatum 2] 1989,
wonende te [woonplaats] ,
ten aanzien van voornoemde minderjarige
5.3.
belast – onder de opschortende voorwaarde dat de beslissingen tot gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap en de gerechtelijke vaststelling van het ouderschap ten aanzien van [minderjarige] in kracht van gewijsde zijn gegaan
[verweerder 2]voornoemd, alleen met de uitoefening van het gezag over de minderjarige:
[minderjarige], geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedatum 1] 2023,
voor zover de bevoegdheid daartoe niet door een eerdere rechterlijke beslissing is uitgesloten;
5.4.
spreekt uit de adoptie door [verweerder 1] , geboren op 26 maart 1989 te [geboorteplaats 1] wonende te [woonplaats] , van de minderjarige,
[minderjarige], geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedatum 1] 2023, onder de opschortende voorwaarde dat alle hiervoor genoemde beslissingen in kracht van gewijsde zijn gegaan;
5.5.
bepaalt dat de adoptie terugwerkt tot het tijdstip van de geboorte van
[minderjarige];
5.6.
verstaat dat de familierechtelijke betrekking van
[minderjarige]met [verweerder 2] in stand blijft.
5.7.
stelt vast dat [verweerder 2] en [verweerder 1] gezamenlijk hebben verklaard dat
[minderjarige]na de adoptie de geslachtsnaam
[verweerder 2] [verweerder 1]zal hebben;
5.8.
verstaat dat [verweerder 2] en [verweerder 1] na het in kracht van gewijsde gaan van de adoptiebeslissing het gezamenlijk gezag over voornoemde minderjarige,
[minderjarige], zullen uitoefenen;
5.9.
bepaalt dat de griffier een afschrift van deze beschikking zal doen toekomen aan het gezagsregister, om daarin, zodra de adoptie in kracht van gewijsde is gegaan, van het gezamenlijk gezag aantekening te doen;
5.10.
draagt de griffier op, nadat deze beschikking in kracht van gewijsde is gegaan, een afschrift van deze beschikking te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [geboorteplaats 1] ;
5.11.
beschouwt de werkzaamheden van de bijzondere curator beëindigd, tenzij tegen de afstammingsuitspraak een rechtsmiddel wordt ingesteld;
5.12.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is mondeling gegeven door mr. C.C.M. Oude Hengel, rechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van K.E. Luijckx, griffier, op 30 januari 2024. [2]
Deze beschikking is schriftelijk vastgelegd op 16 februari 2024.

Voetnoten

1.TK 1995-1996, 24649, nr. 3, blz. 8.
2.Voor zover tegen de beschikking hoger beroep openstaat kan dit via een advocaat worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam (IJdok 20 / Postbus 1312, 1000 BH).