In deze zaak heeft eiseres, [eiseres], een vordering ingesteld tegen ING Bank N.V. met betrekking tot een kredietovereenkomst die gewaarborgd is door hypotheekrecht. De eiseres vordert betaling van een bedrag van € 28.903,17, vermeerderd met wettelijke rente, alsook advocaatkosten en andere vergoedingen. De vordering is gebaseerd op de stelling dat ING onrechtmatig rente heeft geïnd tijdens de schuldsaneringsperiode van 1 maart 2005 tot en met 23 juli 2007. ING heeft in het incident een exceptie van onbevoegdheid ingediend, stellende dat de kantonrechter niet bevoegd is om van de vorderingen kennis te nemen, omdat deze voortvloeien uit een zakelijk krediet met een waarde hoger dan € 25.000,00.
De kantonrechter heeft de bevoegdheid van de rechtbank beoordeeld aan de hand van de relevante artikelen uit het Burgerlijk Wetboek en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De kantonrechter concludeert dat de vordering van eiseres niet onder de definitie van een consumentenkredietovereenkomst valt, omdat de kredietovereenkomst gewaarborgd is door een hypotheekrecht. Hierdoor is de kantonrechter niet bevoegd om de zaak te behandelen, en moet deze worden verwezen naar de bevoegde rechter.
De kantonrechter heeft eiseres in de kosten van het incident veroordeeld, en de zaak is verwezen naar de rolzitting van de afdeling privaatrecht, team handel, van de rechtbank. De partijen zijn verplicht om bij advocaat in de procedure te verschijnen. De uitspraak is gedaan door kantonrechter mr. C.W. Inden op 12 april 2024.