ECLI:NL:RBAMS:2024:1449

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 maart 2024
Publicatiedatum
14 maart 2024
Zaaknummer
24/937, 24/753
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoeken om voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak betreffende omgevingsvergunning voor restaurant met woning

Op 15 maart 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaken met de nummers 24/937 en 24/753. De verzoekers, bewoners van de nabijgelegen woonbotenhaven, hebben een verzoek ingediend om een voorlopige voorziening te treffen tegen de verleende omgevingsvergunning voor de bouw van een restaurant met woning. De voorzieningenrechter heeft de verzoeken afgewezen vanwege het ontbreken van spoedeisend belang. De omgevingsvergunning is nog niet in werking getreden, omdat aan de voorwaarden voor inwerkingtreding niet is voldaan. De gronden waarop het bouwplan is voorzien zijn nog niet volledig aan de vergunninghouder in erfpacht overgedragen, en de verwachting is dat dit pas in het derde kwartaal van 2024 zal plaatsvinden. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de projectlocatie voor verzoekers voorlopig nog als parkeerplaats kan worden gebruikt, waardoor er geen onomkeerbare gevolgen zijn voor hen.

De voorzieningenrechter heeft ook overwogen dat, hoewel er geen spoedeisend belang is, er geen evident onrechtmatig besluit is dat aanleiding geeft tot het treffen van een voorlopige voorziening. De verzoekers hebben aangevoerd dat de ruimtelijke onderbouwing van het bestreden besluit over de parkeergelegenheid niet kan worden gevolgd, maar de voorzieningenrechter heeft geen aanleiding gezien om aan te nemen dat het besluit evident onrechtmatig is. De verzoeken om voorlopige voorziening zijn derhalve afgewezen, en de verzoekers krijgen geen proceskostenvergoeding. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummers: AMS 24/753 en AMS 24/937

uitspraak van de voorzieningenrechter van 15 maart 2024 in de zaken tussen

[verzoeker 1] , uit Amsterdam (gemachtigde mr. N. Dad), en

[verzoeker 2] e.a,uit Amsterdam,
verzoekers
en

het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, verweerder

(gemachtigde: mr. H.J. van der Wal).

Als derde-partij neemt aan de zaak deel: Jarogo Invest B.V. (vergunninghouder),

(gemachtigde: mr. J.D. Poot).

Inleiding

Verweerder heeft met het bestreden besluit van 21 december 2023 een omgevingsvergunning verleend aan vergunninghouder voor het realiseren van een restaurant met woning op het toekomstige adres [adres 1] , naast de locatie [adres 2] in Amsterdam (de projectlocatie).
Verzoekers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Daarnaast hebben zij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerder heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift. Vergunninghouder heeft ook schriftelijk gereageerd.
De voorzieningenrechter heeft de verzoeken op 7 maart 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: aan de kant van verzoekers: [verzoeker 1] , de gemachtigde van [verzoeker 1] en [verzoeker 2] (mede namens andere bewoners van [adres 3] en [adres 4] ). Namens verweerder zijn verschenen: zijn gemachtigde, [naam 5] en [naam 1] (stedenbouwkundige). Namens vergunninghouder zijn verschenen: zijn gemachtigde, [gemachtigde] (projectbegeleider), [naam 2] (bestuurder) en [naam 3] (bestuurder).

Beoordeling door de voorzieningenrechter

1. De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht alleen een voorlopige voorziening als “onverwijlde spoed” dat vereist. Voordat zij beoordeelt of verzoekers een spoedeisend belang hebben acht de voorzieningenrechter van belang de achtergrond van deze verzoeken aan te geven.
2. Aan deze procedure is een eerdere procedure bij de rechtbank voorafgegaan. Verzoekers wonen nabij de projectlocatie, zijn bewoners van woonbotenhaven [adres 3] en [adres 4] en parkeren op de locatie waar parkeerplaatsen zijn voorzien ten behoeve van het bouwplan. Op de projectlocatie stond eerst koffiehuis [naam 4] . Na een brand in 2014 heeft vergunninghouder een omgevingsvergunning aangevraagd voor de bouw van een restaurant met woning. Het college heeft deze verleend. Daartegen heeft een procedure bij deze rechtbank plaatsgevonden, wegens het door verzoekers aangevoerde gebrek aan parkeerplaatsen in de directe omgeving. Met een uitspraak van 17 december 2015 heeft de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening toegewezen. [1] Met een uitspraak van
11 januari 2018 heeft een meervoudige kamer van deze rechtbank het beroep gegrond verklaard en het college opgedragen een nieuw besluit te nemen. [2] Nadien zijn verzoekers en vergunninghouder met elkaar in contact gebleven om te komen tot een vernieuwd bouwplan. Op 20 december 2022 heeft vergunninghouder een omgevingsvergunning aangevraagd voor, wederom, een restaurant met woning. Het door vergunninghouder ingediende bouwplan betreft een kleiner gebouw dan waarover partijen in de vorige procedure hebben geprocedeerd.
3. De verzoeken tot het treffen van een voorlopige voorziening zijn ingediend vanwege de te verwachten parkeerproblemen als gevolg van de realisatie van het bouwplan. Op de zitting hebben verzoekers aangegeven dat zij niet weerspreken dat de extra parkeerbehoefte die het bouwplan met zich meebrengt 8,3 parkeerplaatsen is. Verzoekers hebben daarbij aangegeven dat het hen niet zo zeer te doen is om de extra parkeerbehoefte die het bouwplan met zich brengt, maar vooral om de parkeerplaatsen die als gevolg van realisatie van het bouwplan verdwijnen. Op dit moment maken verzoekers gebruik van twintig parkeerplaatsen op de locatie waar na realisatie van het bouwplan elf parkeerplaatsen zijn voorzien. Verzoekers voeren aan dat de ruimtelijke onderbouwing van het bestreden besluit over de parkeergelegenheid niet kan worden gevolgd. Volgens verzoekers kan de parkeervraag niet op straat worden opgelost. Aan die stelling van het college ligt geen verkeersonderzoek ten grondslag. Verzoekers geven aan dat zij in een participatiebijeenkomst van 21 september 2022 afspraken hebben gemaakt met vergunninghouder en het college en dat deze afspraken niet zijn nagekomen. Verzoekers verzoeken de voorzieningenrechter het bestreden besluit te schorsen.
4. De voorzieningenrechter is van oordeel dat er geen spoedeisend belang is. Dit motiveert zij als volgt. Aan de in het bestreden besluit verleende omgevingsvergunning zijn voorschriften verbonden, overeenkomstig artikel 6.2c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. De omgevingsvergunning treedt niet eerder in werking dan nadat:
- met een beschikking is vastgesteld dat geen sprake is van een geval van ernstige verontreiniging ten aanzien waarvan spoedige sanering noodzakelijk is en dat besluit in werking is getreden. Zo een beschikking wordt gegeven als geen sprake is van grondverzet. Als wel sprake is van grondverzet of spoedige sanering noodzakelijk is, dan moet een saneringsplan of BUS [3] -melding worden ingediend, of:
  • is ingestemd met het saneringsplan en het desbetreffende besluit in werking is getreden, of:
  • een BUS-melding is gedaan en de termijn waarna men mag beginnen is verstreken.
De voorzieningenrechter stelt vast dat op dit moment aan geen van deze voorwaarden is voldaan. De omgevingsvergunning is dus nog niet in werking getreden. Daarnaast hebben het college en vergunninghouder erop gewezen dat de gronden waarop het bouwplan is voorzien nog niet (volledig) aan vergunninghouder in erfpacht zijn overgedragen. Op dit moment zijn de onderhandelingen daarover nog gaande. Het college heeft aangegeven dat de verwachting is dat levering van de erfpacht pas zal plaatsvinden in het derde kwartaal van dit jaar. Vergunninghouder heeft op de zitting aangegeven dat hij pas daarna begint met de bouw. Bovendien zal vergunninghouder ook daarna pas hekken plaatsen op de projectlocatie. Tot die tijd is de projectlocatie voor verzoekers dus te gebruiken als parkeerplaats. Uit het voorgaande maakt de voorzieningenrechter op dat het bestreden besluit vooralsnog geen onomkeerbare gevolgen heeft voor verzoekers.
5. Ook als er geen spoedeisend belang is, kan de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening treffen als het bestreden besluit evident onrechtmatig is. Met evident onrechtmatig wordt bedoeld dat zonder diepgaand onderzoek naar de relevante feiten en/of het recht zeer ernstig moet worden betwijfeld of het door het college ingenomen standpunt juist is en of het besluit in stand zal blijven. In hetgeen verzoekers hebben aangevoerd ziet de voorzieningenrechter echter geen aanleiding om op voorhand aan te nemen dat het bestreden besluit evident onrechtmatig is.

Conclusie en gevolgen

6. Gelet op het voorgaande wijst de voorzieningenrechter de verzoeken om een voorlopige voorziening af vanwege het ontbreken van spoedeisend belang. Verzoekers krijgen geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst de verzoeken om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. A.M. van der Linden-Kaajan, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van
mr. C.J. van ‘t Hoff, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 15 maart 2024.
griffier
voorzieningenrechter
de voorzieningenrechter is verhinderd te tekenen
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.AMS 15/7352.
2.AMS 15/7353.
3.Besluit uniforme saneringen.