ECLI:NL:RBAMS:2024:1426

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 maart 2024
Publicatiedatum
13 maart 2024
Zaaknummer
C/13/746625 / KG ZA 24-123
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van een verwaarloosde tuin met tuinhuis na royement van lidmaatschap

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 13 maart 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een vereniging en een lid dat was royement wegens verwaarlozing van zijn tuin en tuinhuis. De vereniging, eiseres, vorderde ontruiming van de tuin met tuinhuis van de gedaagde, die sinds 2002 lid was van de vereniging en een tuin met tuinhuis op het tuinpark beheerde. De Tuchtcommissie van de vereniging had op 6 februari 2023 besloten tot royement van de gedaagde vanwege ernstige overtredingen van de statuten en reglementen, waaronder het niet onderhouden van de tuin en het tuinhuis. De gedaagde had herhaaldelijk de kans gekregen om verbeteringen aan te brengen, maar had hier niet aan voldaan. De voorzieningenrechter oordeelde dat de vereniging in redelijkheid tot het royementsbesluit had kunnen komen en dat het niet aannemelijk was dat een bodemrechter het besluit zou vernietigen. De vordering tot ontruiming werd toegewezen, met de verplichting voor de gedaagde om de tuin als schone grond op te leveren. Tevens werd de gedaagde veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/746625 / KG ZA 24-123 MDvH/MAH
Vonnis in kort geding van 13 maart 2024
in de zaak van
de vereniging
[eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eiseres bij dagvaarding 20 februari 2024,
advocaat mr. M.J. Drijftholt te Amsterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. J.J. Sneller te Amsterdam.
Partijen zullen hierna de [eiseres] en [gedaagde] worden genoemd.

1.De procedure

Bij de zitting van 28 februari 2024 waren aanwezig:
- aan de kant van de [eiseres] : [naam 1] (bestuurslid van de [eiseres] ) en [naam 2] (lid afdelingsbestuur tuinpark [naam park] ) met mr. Drijftholt,
- [gedaagde] , bijgestaan door een tolk Engels, met mr. Sneller.
Op de zitting heeft de [eiseres] de dagvaarding toegelicht. [gedaagde] heeft verweer gevoerd. Beide partijen hebben producties ingediend en [gedaagde] ook een pleitnota.
Op 29 februari 2024 is namens de voorzieningenrechter aan partijen bericht dat er geen descente komt en dat vonnis is bepaald op 13 maart 2024.

2.De feiten

2.1.
De [eiseres] is een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid. Zij heeft verschillende tuinparken (afdelingen van de [eiseres] ), waaronder tuinpark [naam park] aan de [adres] . [gedaagde] is lid van de [eiseres] en heeft sinds 2002 tot zijn beschikking een tuin met tuinhuis, met nummer [nummer] , op tuinpark [naam park] (hierna ook: het park).
2.2.
De Tuchtcommissie, bedoeld in artikel 7 van de statuten van de [eiseres] , heeft op 6 februari 2023 besloten tot royement van [gedaagde] . In de beslissing staat, voor zover relevant:
“Op grond van de navolgende feiten en omstandigheden heeft de tuchtcommissie de overtuiging dat de heer [gedaagde] de navolgende overtredingen heeft begaan.
a. Schending van de verplichting als bedoeld in art. 6 lid 5 van de Statuten van de [eiseres] , te weten dat het lid verplicht is de hem ter beschikking gestelde volkstuin, bouwsels en beplantingen te onderhouden en in goede staat te houden.
De tuchtcommissie heeft samen met een lid van de bouwcommissie van het tuinpark op 13 januari 2023 de tuin en het tuinhuis geïnspecteerd en daarbij geconcludeerd dat sprake is van een dermate onveilige en onhygiënische situatie dat het tuinhuis bij verkoop niet overdraagbaar is en gesloopt zal moeten worden. De waarnemingen van de tuchtcommissie stemmen overeen met de bevindingen van de bouwcommissie van het tuinpark zoals vastgelegd in het verslag d.d. 6 september 2022.
b. Schending van de artikel 6.2 lid b en d van het Tuinreglement, te weten dat een lid verplicht is om de eigen tuin, bouwsels, beplanting, alsmede de aan de tuin grenzende paden, hagen, sloten, slootkanten en beschoeiingen goed te onderhouden en/of te vernieuwen, rekening houdende met de daarvoor geldende voorschriften van de [eiseres] en van de afdeling. Ook is het lid verplicht om zich te houden aan de richtlijnen van de tuincommissie, de bouw- en taxatiecommissie en/of de bondscommissies.
Nadat de heer [gedaagde] in september 2018 had toegezegd om een nieuw dak op zijn tuinhuis te plaatsen, heeft de bouwcommissie van het tuinpark in de zomer van 2022 geconstateerd dat [gedaagde] slechts provisorische werkzaamheden aan zijn tuinhuis heeft uitgevoerd. De bouwcommissie heeft haar bevindingen vastgelegd in het al eerder genoemde verslag d.d. 6 september 2022. In dit verslag wordt aangegeven dat [gedaagde] het dak van zijn tuinhuis voorzien heeft van een nieuwe toplaag zonder dat de onderliggende structurele problemen van het dak zijn aangepakt of opgelost. De tuchtcommissie heeft zelf op 13 januari 2023 waargenomen dat het tuinhuis onveilig is. Dit is ook tijdens de zitting op 13 januari 2023 bevestigd door de bouwcommissie van het tuinpark. Door de tuchtcommissie wordt vastgesteld dat [gedaagde] bij de uitvoering van de werkzaamheden aan het dak niet de richtlijnen opgevolgd heeft van de bouwcommissie van het tuinpark.
c. Schending van artikel 11.1 van het Bouwreglement bepaalt dat een bouwsel in voldoende staat van onderhoud moet zijn en mag geen gevaar opleveren voor de veiligheid of gezondheid. Tevens bepaalt artikel 11.2 van het Bouwreglement dat een bouwsel door de tuinder binnen een door het afdelingsbestuur te stellen termijn in orde moet worden gemaakt als dat naar oordeel van de meerderheid van het afdelingsbestuur niet aan de in deze voorschriften gestelde eisen voldoet.
Op basis van eigen waarnemingen oordeelt de tuchtcommissie dat het tuinhuis in onvoldoende staat van onderhoud verkeert. Alle ramen en achterdeur zijn gebarricadeerd waardoor er geen vluchtmogelijkheden zijn. Ook zijn er lekkages zichtbaar. Van belang is ook dat de bouwcommissie van het tuinpark geoordeeld heeft dat de tuin in de huidige staat een gevaar oplevert voor veiligheid of gezondheid.
Tenslotte staat ook vast dat het tuinhuis bij verkoop gesloopt zal moeten worden.”
2.3.
In de beslissing staat dat de Tuchtcommissie bij het vaststellen van de aard van de sanctie (royement) in aanmerking heeft genomen:
” - dat al vele jaren (gedocumenteerd vanaf 2012) sprake is van achterstallig onderhoud aan huis en tuin en het gebruik van de tuin als opslagplaats;
- dat het bestuur van tuinpark op 16 november 2017 aan het bondbestuur van [eiseres] verzocht heeft om het lidmaatschap van de heer [gedaagde] op te zeggen;
- dat het bondbestuur van de [eiseres] ter voorkoming van een opzegging twee keer één jaar uitstel aan [gedaagde] verleend heeft om zijn huis en tuin in orde te maken;
- dat uiterlijk oktober 2018 het dak van het tuinhuis hersteld/vernieuwd had moeten zijn volgens de bepalingen van het Bouwreglement;
- dat de heer [gedaagde] niet van deze verplichting ontslagen is door het ontbreken van controle door het tuinpark op de naleving van de afspraak;
- dat de heer [gedaagde] in de periode mei - september 2022 diverse malen is aangeschreven door het afdelingsbestuur m.b.t. het niet voldoen aan zijn verplichtingen;
- dat de heer [gedaagde] vanuit het bestuur ondersteuning en hulp is aangeboden;
- dat de heer [gedaagde] ondanks herhaalde verzoeken geen contact heeft opgenomen met de bouwcommissie van het tuinpark teneinde advies in te winnen m.b.t. herstel van het dak;
- dat de aanpassingen die de heer [gedaagde] aan het dak heeft aangebracht niet voldoen aan de voorschriften van het bouwreglement, waardoor er sprake is van een onveilige situatie;
- dat de tuchtcommissie zelf heeft waargenomen dat a) het huisje helemaal volgestouwd is met spullen, b) alle ramen en de achterdeur gebarricadeerd zijn en c) er sprake is van lekkages. De situatie in het huisje onhygiënisch en ook gevaarlijk is mede vanwege het ontbreken van een vluchtroute;
- dat de staat van het huisje zodanig is dat het niet overdraagbaar is en bij verkoop als sloophuis aangemerkt moet worden.
De tuchtcommissie komt dan ook tot het oordeel dat de heer [gedaagde] in ernstige mate in strijd heeft gehandeld met de Statuten en de Reglementen van de [eiseres] , zodat zij op grond van art 14 lid 6 van het Tuchtreglement na te noemen sanctie zal opleggen.”
2.4.
De beslissing van de Tuchtcommissie is op 1 juni 2023 in hoger beroep, ingesteld door [gedaagde] , bekrachtigd door de Commissie van Beroep, bedoeld in artikel 7 van de statuten van de [eiseres] . In de beslissing in hoger beroep staat in de beoordeling het volgende:
“(…)
3.2
Aangezien de Commissie evenals de Tuchtcommissie concludeert dat tuinder in gebreke is gebleven zijn tuin en tuinhuis conform de Reglementen en Statuten op te knappen danwel te onderhouden, concludeert de Commissie dat er sprake is van overtredingen zoals genoemd in artikel 7 lid 1 van het Tuchtreglement.
3.3
Een overtreding is volgens het Tuchtreglement strafbaar indien er sprake is van opzet, schuld, nalatigheid of onzorgvuldigheid van de betrokkene (artikel 7 lid 3 Tuchtreglement). De Commissie acht de overtredingen strafbaar en neemt hierbij niet alleen de ernst van de overtredingen in aanmerking, maar ook de lange periode waarover de overtredingen zich hebben uitgestrekt, alsook de diverse beloftes van tuinder en het gemis aan communicatie over de (on)mogelijkheid de gedane beloftes na te komen. Dat tuinder aangeeft in de toekomst wel voor een opgeruimd en opgeknapt tuin(huis) te kunnen zorgen, laat deze conclusie onverlet.
3.4
De Commissie acht een royement gelet op alle eerdere waarschuwingen en gegeven hersteltermijnen passend. Dat betekent, zoals tuinder is uitgelegd, dat hij nooit meer een tuin van de [eiseres] kan huren.”
2.5.
Omstreeks 29 juni 2023 heeft de secretaris van het park [gedaagde] van het royementsbesluit op de hoogte gesteld, met het verzoek om de tuin en het tuinhuis uiterlijk 10 augustus 2023 te ontruimen. [gedaagde] heeft aan dat verzoek niet voldaan.
Bij brieven van 10 augustus en 16 september 2023 heeft de [eiseres] [gedaagde] gesommeerd tot ontruiming. Daarbij is gemeld dat de waarde van de tuin en opstallen is vastgesteld op nihil. Bij brieven van 12 augustus en 4 oktober 2023 heeft [gedaagde] geantwoord niet aan de sommatie te zullen voldoen en het ook niet eens te zijn met de waardering van het tuinhuis en de tuin.
2.6.
Op 10 oktober 2023 heeft de [eiseres] aan [gedaagde] gemeld dat een herwaardering zou plaatsvinden van het tuinhuis. Bij brief van 14 november 2023 heeft de [eiseres] , onder bijvoeging van het rapport van de herwaardering van 8 november 2023, aan [gedaagde] bericht dat de waarde van de opstallen wederom op nihil is bepaald. Daarbij is hij uitgenodigd tuin en tuinhuis op 2 december 2023 over te dragen aan het bestuur van het park, waarbij is opgemerkt:
”Omdat de opstallen in zeer verwaarloosde staat zijn worden deze na overdracht geheel gesloopt en zal de tuin t.z.t. als schone grond worden overgedragen aan een nieuwe tuinder. Het tuinpark is bereid om deze kosten voor zijn rekening te nemen mits de overdracht ook daadwerkelijk kan plaatsvinden op genoemde datum.”
2.7.
[gedaagde] is niet verschenen op 2 december 2023. Op 6 december 2023 heeft het park de ‘tags’ van [gedaagde] geblokkeerd, waardoor hij geen toegang meer heeft tot het park. Op een uitnodiging van het afdelingsbestuur aan [gedaagde] , verzonden per e-mail op 21 december 2023, voor een gesprek over onder meer de financiële risico’s voor [gedaagde] , is geen reactie gekomen. Ook op de sommatie van 27 januari 2024 van de advocaat van de [eiseres] is geen reactie ontvangen.

3.Het geschil

3.1.
De [eiseres] vordert:
I. [gedaagde] te veroordelen tot ontruiming van de tuin met tuinhuis, met nummer [nummer] op tuinpark [naam park] ;
II. [gedaagde] te veroordelen deze tuin als schone grond op te leveren en daartoe te verwijderen alle bouwsels c.q. opstallen - waaronder het tuinhuis - beplantingen en attributen in de zin van artikel 6.3 van het Afdelingsreglement BVV, na uitvoering waarvan de tuin ter vrije beschikking van tuinpark [naam park] wordt gesteld;
III. de [eiseres] te machtigen om, indien [gedaagde] met het gevorderde onder I. en II. in gebreke blijft, binnen zeven dagen na betekening van het vonnis, de ontruiming (I.) zelf op kosten van [gedaagde] (door de deurwaarder) te laten bewerkstelligen en het opleveren als schone grond (II.) op kosten van [gedaagde] uit te voeren;
IV. indien de [eiseres] de machtiging tot het zelf opleveren als schone grond heeft moeten gebruiken: de kosten van het opleveren als schone grond vast te stellen op € 12.100,00 (incl. BTW) en [gedaagde] te veroordelen tot betaling daarvan, met wettelijke rente indien tijdige betaling uitblijft;
V. [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten, met wettelijke rente.
3.2.
[gedaagde] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover voor de beoordeling van belang, ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
In een kort geding is een vordering tot ontruiming slechts toewijsbaar indien voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter de vordering eveneens toewijst en indien van eiser(es) niet kan worden gevergd dat hij/zij de uitkomst van een bodemprocedure afwacht.
4.2.
De [eiseres] heeft voldoende spoedeisend belang bij ontruiming van de tuin van [gedaagde] , omdat er vele gegadigden voor een tuin op de wachtlijst staan en omdat het park op 1 april 2024 na de wintersluiting weer opengaat.
Royement vernietigbaar?
4.3.
Op grond van de statuten van de [eiseres] moet de tuinder bij het einde van het lidmaatschap de tuin ontruimd en – als de daarop staande bouwsels, zoals in dit geval, niet zijn overgedragen aan een opvolgend gebruiker – ontdaan van alle bouwsels en beplantingen als schone grond opleveren. Het lidmaatschap van [gedaagde] is geëindigd door het royementsbesluit van de Commissie van Beroep, maar [gedaagde] heeft aangekondigd in een bodemprocedure bij de rechtbank vernietiging van dat besluit te gaan vorderen. Als deze vordering kans van slagen heeft, kan dat een reden zijn om in kort geding de ontruiming te verbieden. In dit kort geding draait het dus in de kern om de vraag of aannemelijk is dat een bodemrechter een vordering van [gedaagde] tot vernietiging van het royementsbesluit van de Commissie van Beroep, een orgaan van de [eiseres] , zal toewijzen. De voorzieningenrechter is van oordeel dat dit niet voldoende aannemelijk is en licht dit als volgt toe.
4.4.
Artikel 2:15 Burgerlijk Wetboek (BW) bepaalt dat een besluit van een orgaan van een rechtspersoon vernietigbaar is, (a) wegens strijd met wettelijke of statutaire bepalingen die het tot stand komen van besluiten regelen, (b) wegens strijd met de redelijkheid en billijkheid die door artikel 2:8 BW worden geëist, en/of (c) wegens strijd met een reglement. Niet in geschil is dat de [eiseres] op grond van statuten en reglementen bevoegd is om een lid te royeren als hij in strijd handelt met statuten of reglementen, bijvoorbeeld door zijn tuin niet goed te onderhouden.
4.5.
Royement (of: ontzetting) is slechts ontoelaatbaar als de [eiseres] in de gegeven omstandigheden, waaronder de door haar behartigde belangen, daartoe in redelijkheid niet had kunnen komen. Bij de beoordeling of de Commissie van Beroep bij het nemen van het ontzettingsbesluit alle in aanmerking komende belangen naar redelijkheid en billijkheid heeft afgewogen en daarbij de nodige zorgvuldigheid in acht heeft genomen, moet de rechter terughoudend zijn. De rechter dient dus marginaal en terughoudend te toetsen.
4.6.
[gedaagde] voert aan dat het besluit tot royement van [gedaagde] in strijd is met de redelijkheid en billijkheid, omdat het is gebaseerd op – niet op professioneel inzicht of onderzoek gebaseerde – aannames over achterstallig onderhoud en omdat [gedaagde] de instructies van de Bouwcommissie over onderhoud van de tuin en repareren van het dak van het tuinhuis wel degelijk is nagekomen. Voor zover hij nog verbeteringen zou moeten aanbrengen is hij bereid dat te doen, maar volgens [gedaagde] is die kans hem nimmer geboden.
4.7.
De voorzieningenrechter is er niet van overtuigd geraakt dat [gedaagde] de richtlijnen van de Bouwcommissie over het onderhoud van de tuin en het repareren van het dak heeft opgevolgd. In het verslag van de Bouwcommissie van het park van 6 september 2022, dat [gedaagde] bekend is en waaraan gerefereerd wordt in de beslissing van de Tuchtcommissie (zie 2.2), spreekt de Bouwcommissie het vermoeden uit dat [gedaagde] slechts een extra toplaag op het dak heeft aangebracht en de onderliggende structurele problemen niet heeft aangepakt of opgelost. Door een nieuwe laag over de bestaande aan te brengen wordt de constructie nog meer belast, waardoor het doorzakken zelfs kan verergeren, aldus de Bouwcommissie. Zij schrijft dat de juiste aanpak is: “de oude verrotte dakdelen en lagen verwijderen, een nieuw plat dak op afschot of een vlak zadeldak construeren en dat als ondergrond gebruiken voor de gebruikte golfplaten of een andere dakafwerking.” Uit de beslissing van de Tuchtcommissie en de daarbij gevoegde verslagen van de zittingen van 6 en 13 januari 2023 blijkt dat tijdens de schouw van de binnen- en buitenkant van het tuinhuis op 13 januari 2023 zowel de driekoppige Tuchtcommissie als het aanwezige lid van de Bouwcommissie van het park zelf hebben waargenomen dat het tuinhuis onveilig is en dat het in onvoldoende staat van onderhoud verkeert. De Tuchtcommissie stelt vervolgens vast dat [gedaagde] bij de uitvoering van de werkzaamheden aan het dak niet de richtlijnen van de Bouwcommissie heeft opgevolgd. Dat is geen onbegrijpelijke vaststelling, gelet op de uitvoerige documentatie en waarnemingen die eraan ten grondslag liggen. Ook op de in dit kort geding ter zitting getoonde en besproken recente foto’s van het dak lijkt te zien dat het inderdaad (nog altijd) is doorgezakt en hooguit op sommige plaatsen goed is gerepareerd. Op die foto’s is ook te zien dat er troep in de tuin staat. Dat, en de overige in de beslissing van de Tuchtcommissie beschreven waarnemingen, zijn tijdens de kortgedingzitting bevestigd door [naam 2] , lid afdelingsbestuur tuinpark [naam park] , die ook bij beide zittingen/schouwen van de Tuchtcommissie (en de zitting van de Commissie van Beroep) aanwezig was. De voorzieningenrechter ziet geen reden om aan zijn verklaring te twijfelen.
4.8.
Dat de beslissing van de Tuchtcommissie op aannames is gebaseerd die niet overeenkomen met de feiten is, gelet op het hetgeen onder 4.7 is overwogen, niet aannemelijk geworden. Het is om deze reden ook niet onbegrijpelijk dat de Commissie van Beroep zich op de door de Tuchtcommissie vastgestelde feiten heeft gebaseerd en geen zelfstandig onderzoek (naar de voorzieningenrechter begrijpt, bedoelt [gedaagde] : ter plaatse) heeft ingesteld.
4.9.
Het betoog van [gedaagde] dat hem nimmer de kans is geboden om nog verbeteringen aan te brengen, strookt niet met de feiten. Uit de stukken blijkt dat hij al jaren vele kansen heeft gehad om verbeteringen aan te brengen, hij zou bijvoorbeeld het dak al in 2018 repareren. Ook nadien heeft hij nog vele kansen gekregen. Dat hij deze niet (afdoende) heeft gegrepen, komt voor zijn risico. De door hem aangevoerde medische en andere omstandigheden vormen geen afdoende verklaring of excuus.
4.10.
Al met al kan niet worden gezegd dat de [eiseres] niet in redelijkheid tot het royementsbesluit heeft kunnen komen. Het is daarom niet te verwachten dat het in een bodemprocedure zal worden vernietigd.
4.11.
Ook een belangenafweging leidt niet tot afwijzing van de vordering tot ontruiming. De voorzieningenrechter begrijpt dat [gedaagde] zijn tuin graag wil behouden en dus belang heeft bij het afwachten van de uitkomst van een bodemprocedure, maar, mede gelet op zijn eigen jarenlange nalatigheid, weegt zijn belang minder zwaar dan het belang van de [eiseres] om bij de aanvang van het nieuwe tuinseizoen nu eindelijk een nieuwe start met de verwaarloosde tuin [nummer] te kunnen maken en deze te gunnen aan een van de vele gegadigden op de wachtlijst.
Kosten opleveren als schone grond € 12.100,00?
4.12.
Haar (voorwaardelijke) geldvordering van € 12.100,00 heeft de [eiseres] onderbouwd met een offerte van Damiro Ontruimingen van 18 december 2023. Deze is door [gedaagde] niet gemotiveerd (bijvoorbeeld met een tegenofferte) betwist. Bovendien kan hij voorkomen dat hij deze kosten verschuldigd wordt door alsnog zelf tijdig tot oplevering als schone grond over te gaan. De [eiseres] wil hem die gelegenheid ook alsnog bieden, zo is ter zitting verklaard. Mede om die reden krijgt hij veertien in plaats van de gevorderde zeven dagen de tijd om aan de veroordelingen te voldoen.
Slot
4.13.
Gelet op het voorgaande zullen de vorderingen worden toegewezen zoals hieronder vermeld in de beslissing.
4.14.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van de [eiseres] worden begroot op:
- dagvaarding € 112,37
- griffierecht 688,00
- salaris advocaat 1.107,00
- nakosten 178,00 (plus de verhoging zoals vermeld in de
beslissing)
Totaal € 2.085,37
4.15.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] tot ontruiming van de tuin met het daarop gelegen tuinhuis, plaatselijk bekend tuin met tuinhuis nummer [nummer] op het tuinpark [naam park] aan de [adres] ,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] de gehele tuin [nummer] als schone grond op te leveren en daartoe te verwijderen alle bouwsels c.q. opstallen – waaronder het tuinhuis – beplantingen en attributen in de zin van artikel 6.3 van het Afdelingsreglement BVV, na uitvoering waarvan de tuin ter vrije beschikking van tuinpark [naam park] wordt gesteld,
5.3.
machtigt de [eiseres] om, indien [gedaagde] in gebreke blijft aan de veroordelingen onder 5.1 en 5.2 te voldoen binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis, de ontruiming (5.1) zelf op kosten van [gedaagde] (door de deurwaarder) te laten bewerkstelligen en het opleveren als schone grond (5.2) op kosten van [gedaagde] uit te voeren,
5.4.
stelt, indien de [eiseres] de machtiging tot het zelf opleveren als schone grond heeft moeten gebruiken, de kosten van het opleveren als schone grond vast op € 12.100,00 en veroordeelt [gedaagde] tot betaling van dit bedrag van € 12.100,00 binnen 30 dagen na sommatie door de deurwaarder, te vermeerderen met de wettelijke rente per datum verzuim indien betaling uitblijft,
5.5.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van de [eiseres] tot op heden begroot op € 2.085,37, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.6.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de wettelijke rente over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis zijn betaald,
5.7.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A. Dudok van Heel, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M.A.H. Verburgh, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 13 maart 2024. [1]

Voetnoten

1.type: MAH