3.3.1.Zaak A
3.3.1.1. Feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van de in de voetnoten opgenomen bewijsmiddelen het volgende vast.
[benadeelde partij] (hierna: [benadeelde partij] ) heeft aangifte gedaan van oplichting en diefstal van haar pinpas, pincode, telefoon en sieraden. Uit de aangifte blijkt dat aangeefster op 2 augustus 2022 is gebeld door een onbekend gebleven man die zich voordeed als een fraudemedewerker van de ING-bank. Deze man vertelde haar dat iemand geld van haar bankrekening had gehaald en dat zij ter beveiliging haar pinpas in een envelop moest doen die opgehaald zou worden door een collega. Deze man heeft ook gezegd dat zij haar pincode moest afgeven, wat ze heeft gedaan. Terwijl een onbekend gebleven vrouw de pinpas ophaalde hield deze man [benadeelde partij] aan de lijn. Hij vertelde dat [benadeelde partij] ook haar mobiele telefoon en sieraden mee moest geven aan de vrouw om diefstal te voorkomen. [benadeelde partij] heeft deze vervolgens meegegeven aan de vrouw, die is teruggekeerd om deze spullen op te halen. Ze heeft de vrouw ook de bij de bank app en de bij de telefoon behorende codes meegegeven.Uit de analyse van de historische telefoongegevens is gebleken dat [benadeelde partij] om 13:30 uur op haar vaste telefoonlijn voor het eerst door een prepaid nummer is gebeld en dat het laatste gesprek met [benadeelde partij] rond 16:23 uur is beëindigd.Uit de bankgegevens van [benadeelde partij] bleek dat er op 2 augustus 2022 om 14:33 uur € 500,- van haar bankrekening is gepind bij de Geldmaat aan de [adres 2] te Dreumel en dat er diezelfde dag om 16:35 uur € 4000,- van haar bankrekening is overgeschreven naar een rekening op naam van [naam 2] (eindigend op [nummer] ).
Later op diezelfde dag wordt door een medewerker van de Albert Heijn in Uithoorn melding gemaakt van een verdachte aankoop. Een jongeman zou meerdere Bol.com cadeaukaarten van € 150,- per stuk hebben gekocht. Hiervan is bekend dat dit een veelgebruikte methode is om geld wit te wassen. Melder geeft een signalement en vermeldt de naam van verdachte. Agenten bekijken ter plaatse de camerabeelden en herkennen daarop verdachte als degene die in totaal vijf Bol.com kaarten heeft gekocht voor € 150,- per stuk. Deze kaarten zijn betaald met een ING-bankpas met het bankrekeningnummer eindigend op [nummer] op naam van [naam 2] (hierna: [naam 2] ).
Er wordt een onderzoek gedaan naar de historische bankgegevens van [naam 2] . Hieruit blijken - onder andere - de volgende transacties. Op 2 augustus 2022 is om 16:35 uur het eerdergenoemde bedrag van € 4000,- ontvangen van [benadeelde partij] . Enkele minuten later, om 16:38 uur, wordt er € 500,- gepind bij de Geldmaat Zijdelwaardplein in Uithoorn. Tussen 16:41 uur en 16:43 uur wordt er vijf keer € 150,- opgenomen bij de Albert Heijn in Uithoorn. Tussen 16:50 uur en 16:51 uur wordt er vier keer geld opgenomen bij de Shell in Amstelveen. Daarnaast is er een mislukte pintransactie op diezelfde dag om 22:33 uur bij de Ceintuurbaan in Amsterdam en een mislukte pintransactie op 18 augustus 2022 om 19:47 uur in Uithoorn.Van de genoemde transacties zijn beelden opgevraagd en verkregen.Door verbalisant [naam verbalisant 1] wordt verdachte herkend als degene die al deze transacties uitvoert.Ook verbalisant [naam verbalisant 2] herkent verdachte op deze beelden.
In zijn verhoor bij de politie op 6 oktober 2022 heeft [naam 2] verklaard dat hij niet bekend is met een bankrekeningnummer bij de ING op zijn naam. Evenmin is hij bekend met het adres dat staat vermeld bij dit bankrekeningnummer. Hij verklaart dat verdachte heeft gevraagd of hij een cryptoaccount mocht aanmaken op zijn naam, omdat verdachte zelf nog geen achttien jaar was. In ruil daarvoor zou [naam 2] een percentage krijgen van de winst. [naam 2] heeft toen zijn ID gegeven en een foto van zijn gezicht gemaakt, zodat verdachte dit account kon maken.
De ING-bankrekening op naam van [naam 2] is geopend op 26 juni 2022 op een iPhone 11.[naam 2] verklaart dat hij een iPhone X heeft.Op 27 juni 2022 maakt verdachte € 1,45 over naar dit rekeningnummer.Verbalisanten zien daarnaast twee opvallende transacties in de rekeningafschriften van [naam 2] . Ten eerste wordt op 27 juni 2023 – een dag nadat de rekening is geopend – € 435,- overgemaakt met de omschrijving: ‘Harry styles tickets ziggo dome amsterdam - marktplaats’.Aangever [benadeelde partij 2] (hierna: [benadeelde partij 2] ) heeft op 20 juli 2022 ten aanzien van deze transactie aangifte gedaan van oplichting. Uit de aangifte blijkt dat aangever concertkaartjes wilde kopen en hiervoor geld heeft overgemaakt. De naam van het marktplaatsaccount waar hij het van kocht was ‘ [naam 2] ’. Hij heeft de kaartjes echter nooit ontvangen.De tweede opvallende transactie is een betaling van 5 juli 2022 van [benadeelde partij 3] (hierna: [benadeelde partij 3] ) van € 93,50.[benadeelde partij 3] heeft eveneens aangifte gedaan van deze transactie. Hij verklaart dat hij op Instagram een oproep had geplaatst voor tickets voor het Elbow town festival. Hij werd benaderd door het account ‘ [naam account] ’ die vertelde dat hij [naam 3] uit Uithoorn was en dat hij nog kaartjes had voor het festival. [benadeelde partij 3] heeft het geld overgemaakt, maar hij heeft de kaarten nooit ontvangen. [benadeelde partij 3] verklaart dat hij contact heeft opgenomen met [naam 2] omdat hij dacht dat [naam 2] degene was die hem had opgelicht. Hij heeft toen van [naam 2] vernomen dat verdachte een rekening had afgesloten op de naam van [naam 2] .
Op 28 september 2022 is de woning van verdachte doorzocht. Hier is onder andere een iPhone 11 aangetroffen.De gegevens van deze telefoon zijn onderzocht en er is onder andere een notitie aangetroffen die is gemaakt op 26 juni 2022 met de titel ‘ [titel notitie] ’.
De rechtbank stelt op grond van de bovenstaande feiten en omstandigheden, in zijn geheel en in hun onderlinge samenhang bezien, vast dat verdachte de bankrekening op naam van [naam 2] op 26 juni 2022 heeft geopend en dat hij (in ieder geval) in de periode van 26 juni tot en met 3 augustus 2022 als enige de feitelijke beschikking had over deze rekening, zodat alle activiteiten die op deze rekening in deze periode hebben plaatsgevonden aan hem toe te schrijven zijn.
3.3.1.3. Bewijswaardering
De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen, waarin de redengevende feiten en omstandigheden zijn vervat, bewezen dat verdachte het in zaak A onder 2 subsidiair, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan. Verdachte zal worden vrijgesproken van het onder 1 primair en subsidiair en het onder 2 primair tenlastegelegde. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Feit 1 oplichting
Primair (mede)plegen
De rechtbank acht, met de officier van justitie en de raadsman, niet bewezen dat verdachte kan worden aangemerkt als (mede)pleger van de oplichting. De rechtbank zal verdachte daarom van het primair tenlastegelegde vrijspreken.
Subsidiair medeplichtigheid
De rechtbank ziet zich voor de vraag geplaatst of verdachte kan worden beschouwd als medeplichtig aan de oplichting. Voor de bewezenverklaring van medeplichtigheid is voldoende dat de verdachte een bijdrage aan het misdrijf heeft geleverd, die het misdrijf daadwerkelijk heeft bevorderd of gemakkelijk gemaakt.
Naar het oordeel van de rechtbank staat vast dat anderen door oplichtingshandelingen [benadeelde partij] hebben bewogen tot afgifte van een bankpas, een telefoon en sieraden. De medeplichtigheid van verdachte daaraan bestond volgens de tenlastelegging uit het ter beschikking stellen van de bankrekening.
De rechtbank is van oordeel dat het ter beschikking stellen van de bankrekening niet instrumenteel is en kan zijn geweest aan de oplichting zoals omschreven in de tenlastelegging. Niet is immers in te zien hoe het ter beschikking stellen van een bankrekening de oplichting zoals omschreven heeft kunnen bevorderen of gemakkelijk maken. Reeds daarom zal verdachte van het subsidiair tenlastegelegde worden vrijgesproken.
Feit 2 diefstal
Verdachte wordt beschuldigd van het (mede)plegen van diefstal van het bedrag van € 4500,- door middel van valse sleutels (primair) dan wel medeplichtigheid aan die diefstal (subsidiair). Vast staat dat vlak nadat de pinpas bij [benadeelde partij] door middel van oplichting was verkregen, in Dreumel € 500,- euro is gepind met haar pinpas. Daarnaast is door onbevoegd gebruik van de door middel van oplichting verkregen gebruikersnaam en het wachtwoord voor inloggen op internetbankieren, € 4000,- van [benadeelde partij] weggenomen door dit vanaf haar bankrekening over te maken naar de rekening op naam van [naam 2] . De rechtbank heeft reeds vastgesteld dat verdachte als enige de beschikking had over deze bankrekening. Ook is gebleken dat verdachte slechts enkele minuten nadat dit bedrag is overgemaakt meermalen heeft gepind met de pinpas gekoppeld aan dat rekeningnummer.
Primair (mede)plegen
De rechtbank acht, met de officier van justitie en de raadsman, niet bewezen dat verdachte kan worden aangemerkt als (mede)pleger van de diefstal met valse sleutels. De rechtbank zal verdachte hiervan vrijspreken.
Subsidiair medeplichtigheid
De rechtbank oordeelt wel – evenals de officier van justitie heeft gerekwireerd – dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplichtigheid aan de diefstal in vereniging door middel van valse sleutels van € 4000,-.
Verdachte heeft de bankrekening op naam van [naam 2] geopend en ter beschikking gesteld aan de onbekend gebleven daders van de diefstal. Hiermee is hij behulpzaam geweest en heeft hij hen een middel dan wel gelegenheid verschaft om de diefstal te kunnen plegen. Door de rekening ter beschikking te stellen is de diefstal, die door anderen is begaan, vergemakkelijkt. Om tot een bewezenverklaring van medeplichtigheid van diefstal te kunnen komen, moet komen vast te staan dat het opzet van verdachte was gericht op zowel zijn eigen bijdrage als het misdrijf dat hij daarmee heeft ondersteund. Zijn eigen bijdrage blijkt uit het feit dat het weggenomen geld wordt overgemaakt naar de eerder genoemde frauduleus geopende bankrekening waarover verdachte als enige de beschikking had. Slechts enkele minuten nadat het bedrag is overgemaakt, pint verdachte meermalen geld en neemt hij verschillende bedragen op van deze bankrekening. Hieruit leidt de rechtbank af dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte niet alleen wist dat het bedrag was overgemaakt naar de rekening waar hij over beschikte maar ook dat het geld van diefstal afkomstig moet zijn geweest. Ten minste voorwaardelijk opzet op het gronddelict diefstal met behulp van valse sleutels acht de rechtbank daarmee bewezen. Dat de inloggegevens van het (internet) bankieraccount waren verkregen, lag, gelet op de inhoud van het dossier voor de hand.
De rechtbank spreekt verdachte vrij van de resterende € 500,-. Dit bedrag ziet op het van de rekening van [benadeelde partij] gepinde bedrag in Dreumel, vlak nadat de pinpas bij [benadeelde partij] is weggenomen. Niet is gebleken dat verdachte daarmee enige strafrechtelijke bemoeienis heeft gehad.
Gelet op het voorgaande, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder feit 2 subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid aan de diefstal in vereniging door middel van valse sleutels van een bedrag van € 4000,-.
Feit 3 witwassen
Verdachte wordt beschuldigd van het witwassen van een bedrag van € 4500,-. Dit ziet op het gehele geldbedrag dat is weggenomen van [benadeelde partij] .
Gelet op bovenstaande bewezenverklaring van medeplichtigheid aan diefstal in vereniging door middel van valse sleutels, stelt de rechtbank vast dat verdachte wist dat het overgemaakte geldbedrag van € 4000,- een criminele herkomst had nu het uit eigen misdrijf afkomstig was, waarmee een bewezenverklaring voor witwassen in de rede ligt.
De officier van justitie heeft ter zitting aangevoerd dat sprake is van eenvoudig witwassen. Eenvoudig witwassen is het enkel verwerven of voorhanden hebben van een voorwerp dat onmiddellijk afkomstig is uit enig eigen misdrijf. De rechtbank oordeelt dat ten aanzien van het gedeelte van de € 4000,- dat niet is gepind, te weten € 3047,75, geldt dat verdachte dit bedrag – afkomstig uit eigen misdrijf – voorhanden heeft gehad en dat er sprake is van eenvoudig witwassen.
Dit ligt echter anders ten aanzien van de bedragen die middels transacties zijn opgenomen. Dit betreft een pintransactie van € 500,-, de aanschaf van de vijf Bol.com cadeaukaarten van € 150,- per stuk en het totaal aan € 702,25 aan pintransacties bij de Shell. Deze handelingen zijn gericht geweest op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van het geld. Er is sprake geweest van witwassen in die zin dat het geld dat onmiddellijk van eigen misdrijf afkomstig was is omgezet van giraal geld naar contant geld en naar cadeaubonnen. Ten aanzien van dit bedrag, in totaal € 1.952,25, is er zodoende sprake van (opzet)witwassen.
De rechtbank spreekt verdachte vrij van de resterende € 500,-. Zoals is overwogen onder feit 2 ziet dit bedrag op het gepinde bedrag in Dreumel. Niet is gebleken dat verdachte hiermee strafrechtelijke bemoeienis heeft gehad.
Tot slot is de rechtbank van oordeel dat het medeplegen niet kan worden bewezen en zij zal verdachte daarvan eveneens vrijspreken. Uit het dossier is niet gebleken van een nauwe en bewuste samenwerking met anderen ten aanzien van het witwassen.
Feit 4 oplichtingen
Verdachte wordt tot slot beschuldigd van het medeplegen van oplichting van [benadeelde partij 2] op 27 juni 2022 voor een bedrag van € 435,- en van [benadeelde partij 3] op 5 juli 2022 voor een bedrag van €93,50. Om te komen tot bewezenverklaring van oplichting dient de rechtbank vast te stellen dat er sprake is van het door aanwending van een oplichtingsmiddel een ander bewegen tot bepaalde gedragingen, te weten de afgifte van een goed, het verlenen van een dienst, het beschikbaar stellen van gegevens, het aangaan van een schuld of het tenietdoen van een inschuld.
Op grond van de hierboven onder 3.3.1.1. weergegeven feiten en omstandigheden omtrent deze transacties, is de rechtbank van oordeel dat beide aangevers zijn opgelicht.
De rechtbank dient vervolgens te beoordelen of verdachte betrokken is geweest bij de oplichtingen. Vast staat dat [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] de bovengenoemde bedragen hebben overgemaakt naar de rekening op naam van [naam 2] . Hiervoor is reeds vastgesteld dat verdachte als enige de beschikking had over deze rekening. Gelet op deze vaststelling is het geld van die oplichtingen bij verdachte terechtgekomen. De rechtbank is daarom van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] heeft opgelicht.
Uit het dossier is niet gebleken van enige samenwerking met anderen ten aanzien van de oplichtingen. De rechtbank zal dan ook komen tot een vrijspraak van het medeplegen van de oplichtingen.
3.3.2.Zaak B
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen.
1.
Het proces-verbaal ter terechtzitting van 22 februari 2024, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin, Sv.
2.
Een proces-verbaal van aangifte met nummer 2023092886-8 van 28 april 2023, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam 4] , niet doorgenummerd.
3.
Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2023092886-11 van 28 april 2023, inclusief fotobijlagen, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam 5] , niet doorgenummerd.
4.
Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2023092886-9 van 12 mei 2023, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam 6] , niet doorgenummerd.