ECLI:NL:RBAMS:2024:1372

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 maart 2024
Publicatiedatum
12 maart 2024
Zaaknummer
AMS 23/1765 en AMS 23/1768
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verlening van persoonsgebonden budget en wijziging uurtarief ongegrond verklaard

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 13 maart 2024, zijn de beroepen van eiser tegen de verlening van een persoonsgebonden budget (pgb) voor aanvullende ondersteuning van twee uur per week en tegen de wijziging van het uurtarief voor het pgb ongegrond verklaard. Eiser had bezwaar gemaakt tegen de besluiten van 13 februari 2023 en 27 februari 2023, waarin verweerder, het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, het pgb voor aanvullende individuele ondersteuning handhaafde. De rechtbank oordeelde dat verweerder bevoegd was om een onderzoek te laten uitvoeren door het Indicatie Advies Bureau (IAB) en dat de besluitvorming over het aantal uren zorg niet onzorgvuldig was, aangezien deze losstaat van de algemene wijzigingen in de uurtarieven. Eiser had geen ingebrekestelling gestuurd, waardoor verweerder geen dwangsom verschuldigd was. De rechtbank concludeerde dat de beroepen ongegrond zijn, wat betekent dat eiser geen gelijk kreeg en geen vergoeding van proceskosten of griffierecht terugkreeg.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummers: AMS 23/1765 en AMS 23/1768

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 maart 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit Amsterdam, eiser

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,verweerder
(gemachtigde: mr. J.C. Smit).

Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eiser tegen de verlening van een persoonsgebonden budget (pgb) voor aanvullende individuele ondersteuning voor twee uur per week en tegen de wijziging van het uurtarief voor het persoonsgebonden budget.
1.2.
Met de bestreden besluiten van 13 februari 2023 in de zaak AMS 23/1765 (het bestreden besluit I) en 27 februari 2023 in de zaak AMS 23/1768 (het bestreden besluit II) op de bezwaren van eiser is verweerder bij die besluiten gebleven.
1.3.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen de bestreden besluiten. Verweerder heeft op de beroepen gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
Met instemming van partijen heeft de rechtbank de zaken gevoegd behandeld in de zin van artikel 8:14 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
1.5.
De rechtbank heeft de beroepen op 14 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de begeleider van eiser, de heer [naam] . Verweerder heeft ervoor gekozen niet aan de zitting deel te nemen.

Totstandkoming van de besluiten

2.1.
Eiser heeft op 24 maart 2022 een verlenging van zijn pgb aangevraagd. Naar aanleiding daarvan heeft de primaire afdeling Wmo aan het Indicatie Advies Bureau (IAB) opdracht gegeven om een onderzoek te doen en een advies uit te brengen. Omdat eiser geen toestemming heeft gegeven aan het IAB om het adviesrapport vrij te geven heeft de primaire afdeling geen besluit kunnen nemen. Daarom heeft de primaire afdeling tot een ambtelijke verlenging van het pgb beslist. Tijdens de bezwaarprocedure op dit besluit heeft eiser akkoord gegeven om het IAB-rapport vrij te geven. Het IAB adviseert twee uur per week aanvullende individuele ondersteuning (Aio) in de vorm van een pgb over de periode 21 april 2022 tot en met 30 april 2023. Met het primaire besluit van 13 september 2022 heeft verweerder het advies van het IAB overgenomen en bepaalt dat eiser een pgb voor Aio krijgt voor twee uur per week van 1 mei 2022 tot en met 30 april 2023.
2.2.
Eiser heeft bezwaar ingediend tegen dit primaire besluit. Met het bestreden besluit I heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard en het primaire besluit gehandhaafd. Volgens verweerder mocht verweerder afgaan op het advies van een adviseur indien dit advies onpartijdig, objectief en inzichtelijk is en zorgvuldig tot stand is gekomen. Verweerder beoordeelt het advies van IAB als zodanig. Ook is er volgens verweerder geen aanleiding om de hardheidsclausule toe te passen.
2.3.
Daarnaast heeft eiser op 29 december 2022 van verweerder een besluit ontvangen waarin het tarief en het budget voor Aio in 2023 wordt medegedeeld. De gemeenteraad stelt elk jaar in december de tarieven vast voor het komende jaar. Op die tarieven zijn de pgb's gebaseerd.
2.4.
Vanwege de lopende bezwaarprocedure in het kader van het aantal uren zorg heeft eiser ook tegen dit primaire besluit bezwaar gemaakt. Met het bestreden besluit II heeft verweerder dit bezwaar van eiser ongegrond verklaard en het primaire besluit gehandhaafd. Volgens verweerder staat de wijziging in de uurtarieven die worden doorgevoerd aan het eind van het jaar los van het aantal uren zorg.

Beoordeling door de rechtbank

3.1.
De rechtbank beoordeelt of verweerder een pgb voor Aio voor twee uur per week mocht verlenen op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). Ook beoordeelt de rechtbank of verweerder het uurtarief en budget voor Aio mocht wijzigingen op grond van de Wmo 2015. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3.2.
De rechtbank is van oordeel dat de beroepen ongegrond zijn. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
AMS 23/1765 (het bestreden besluit I)
4.1.
Eiser stelt dat verweerder geen onderzoek had mogen laten uitvoeren door het IAB. Volgens eiser had verweerder zonder nader onderzoek zelf een beslissing moeten nemen tot het verlengen van zijn pgb. Daarnaast is eiser van mening dat het onderzoek door het IAB niet kan worden aangemerkt als onderzoek omdat eiser enkel een gesprek heeft gehad met een medewerker van het IAB.
4.2
Op grond van artikel 2.3.9 van de Wmo 2015 is verweerder bevoegd om periodiek te onderzoeken of er aanleiding bestaat om de beslissing tot het verstrekken van een maatwerkvoorziening ten behoeve van de zelfredzaamheid en participatie van eiser te heroverwegen. Conform artikel 2.3.2. van de Wmo 2015 kan verweerder ervoor kiezen om een onderzoek te laten doen. Dit onderzoek dient plaats te vinden in samenspraak met betrokkene maar de vorm van het onderzoek is vrij. [1] Naar het oordeel van de rechtbank mocht verweerder daarom een onderzoek laten uitvoeren door het IAB en mocht verweerder eveneens een beslissing nemen op basis van het advies van het IAB. De stelling van eiser dat de verrichtingen van het IAB niet aangemerkt kunnen worden als een onderzoek doet hier niet aan af omdat het onderzoek vormvrij is. Daarnaast heeft eiser niet aangevoerd waarom het advies van het IAB inhoudelijk niet deugt. Deze beroepsgrond slaagt niet.
AMS 23/1768 (het bestreden besluit II)
5.1.
Eiser stelt dat verweerder met het nemen van het bestreden besluit II onzorgvuldig heeft gehandeld. Verweerder heeft namelijk een beslissing genomen over de tarieven waarop de pgb’s zijn gebaseerd voordat de bezwaarprocedure in de zaak over het aantal uren waarvoor eiser pgb ontvangt, is afgerond.
5.2.
Verweerder stelt elk jaar in december de tarieven vast voor het komende jaar. Op die tarieven zijn de pgb’s gebaseerd. De besluitvorming over het aantal uren zorg waarop het pgb wordt gebaseerd staat los van de algemene wijzigingen in de uurtarieven die worden doorgevoerd aan het einde van het jaar. Naar het oordeel van de rechtbank is de besluitvorming van verweerder daarom niet onzorgvuldig en slaagt deze beroepsgrond niet.
Dwangsom
6. Eiser heeft verzocht om een dwangsom toe te kennen omdat verweerder te laat heeft beslist op zijn bezwaarschriften. In beide zaken heeft eiser echter geen schriftelijke ingebrekestelling naar verweerder gestuurd waardoor niet is voldaan aan de vereisten voor het toekennen van een dwangsom zoals blijkt uit artikel 4:17 van Awb. Naar het oordeel van de rechtbank is verweerder eiser daarom geen dwangsom verschuldigd.
Verzoek om een proces-verbaal van de zitting
7. Tot slot heeft eiser op zitting verzocht om een proces-verbaal van de zitting op te maken. Met inachtneming van het bepaalde in artikel 8:61, derde lid, van de Awb kent de rechtbank dit verzoek toe. Het proces-verbaal is aan deze uitspraak gehecht.

Conclusie en gevolgen

8. De beroepen zijn ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L. Dolfing, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.C.M. Schilder, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 13 maart 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Kamerstukken II 2013/14, 33841, nr. 3, p. 143.