Uitspraak
de vereniging
2.
[verzoeker 2],
3.
[verzoeker 3],
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 15 maart 2024 een beschikking gegeven in een geschil tussen de Vereniging van Eigenaren (VvE) en de verzoekers, die ook leden van de VvE zijn. De verzoekers hebben een verzoek ingediend op basis van artikel 5:130 BW, waarin zij stellen dat de notulen van de vergadering van de VvE op 4 juli 2023 niet rechtsgeldig zijn vastgesteld. De verzoekers beweren dat de vergadering niet is geopend, de agenda niet is vastgesteld en dat de ingediende bespreekpunten niet inhoudelijk zijn behandeld. Bovendien zijn de besluitvoorstellen niet in stemming gebracht, waardoor er volgens hen geen besluiten zijn genomen.
De procedure begon met een verzoekschrift dat op 2 augustus 2023 is ingediend, gevolgd door een verweerschrift van de VvE. De mondelinge behandeling vond plaats op 15 december 2023, maar werd aangehouden vanwege afwezigheid van de VvE. De behandeling werd voortgezet op 26 februari 2024, waar beide partijen hun standpunten hebben toegelicht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de notulen van de vergadering van 4 juli 2023 niet aangeven dat er besluiten zijn genomen, en dat de vergadering niet rechtsgeldig was.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de primair verzochte verklaring voor recht toewijsbaar is. De VvE is veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 738,00. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de VvE de kosten moet betalen binnen veertien dagen na aanschrijving. Deze beschikking is openbaar uitgesproken door kantonrechter mr. L. van Berkum.