ECLI:NL:RBAMS:2024:1353

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 maart 2024
Publicatiedatum
11 maart 2024
Zaaknummer
22/2441
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de toewijzing van een uitkering op grond van de Wet schadefonds geweldsmisdrijven met betrekking tot psychisch letsel en combinatie van letsels

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 13 maart 2024, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een uitkering uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven beoordeeld. Eiser, die op Koninginnedag 1996 door twee onbekende mannen is neergeschoten, had een aanvraag ingediend op basis van de Wet schadefonds geweldsmisdrijven (Wsg). De rechtbank behandelt de argumenten van eiser, die stelt dat zijn letsel, in samenhang bezien, onder letselcategorie 5 valt, en dat zijn psychisch letsel niet voldoende is meegewogen in de beoordeling door verweerder.

De rechtbank concludeert dat verweerder op goede gronden het psychisch letsel niet heeft betrokken, omdat eiser dit niet heeft onderbouwd met bewijsstukken. De rechtbank stelt vast dat de Wsg beoogt een tegemoetkoming in de schade te verstrekken en niet een volledige compensatie. Eiser had onvoldoende bewijs geleverd om aan te tonen dat zijn letsels ernstige en blijvende beperkingen in zijn dagelijks functioneren met zich meebrachten, zoals vereist voor indeling in letselcategorie 5. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de toekenning van een uitkering van € 10.000,- door verweerder, terwijl ook de proceskosten van eiser worden vergoed.

De rechtbank wijst erop dat de medische onderbouwing van het bestreden besluit gebrekkig was, maar dat dit gebrek in de beroepsfase is hersteld. Eiser is niet benadeeld door dit motiveringsgebrek, aangezien de uitkomst van de procedure gelijk zou zijn gebleven. De uitspraak benadrukt het belang van een goede onderbouwing van letsel en de toepassing van de Letsellijst bij de beoordeling van aanvragen voor uitkeringen uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 22/2441

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 maart 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. M.G.C. van Riet),
en

Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven, verweerder

(gemachtigde: mr. H. Himdi).

Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de toewijzing van zijn aanvraag om een uitkering uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven op grond van de Wet schadefonds geweldsmisdrijven (Wsg).
1.2.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit 15 van april 2021 afgewezen. Met het bestreden besluit van 26 maart 2022 op het bezwaar van eiser heeft verweerder het bezwaar gegrond verklaard en eiser een uitkering van € 10.000,- toegekend. Verweerder heeft daarbij het advies van de medisch adviseur om letselcategorie 4 toe te passen gevolgd.
1.3.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 19 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder.

Procesverloop

2.1.
Eiser heeft op 15 december 2020 een aanvraag gedaan op grond van de Wsg, omdat hij op Koninginnedag 1996 is neergeschoten door twee onbekende mannen. Verweerder heeft de aanvraag in het primaire besluit afgewezen, omdat eiser onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij slachtoffer is geworden van een opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf. [1]
2.2.
Eiser heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt en heeft daarbij onder meer krantenberichten en een bericht van [televisiezender] over de schietpartij en gegevens over de medische behandeling van het [woonplaats] UMC overgelegd.
2.3.
Naar aanleiding van het bezwaar heeft verweerder een medisch advies opgevraagd. De medisch adviseur heeft op 24 maart 2022 advies uitgebracht. Het volgende lichamelijke letsel is geconstateerd: [medische aandoeningen] is letselcategorie 4 geadviseerd. Voor de fractuur van de linker middelvinger wordt letselcategorie 1 geadviseerd en voor de overige ingrepen tijdens de operatie letselcategorie 2. Voor de hemothorax is letselcategorie 2 geadviseerd. Eiser is opgenomen geweest op de intensive care. De opname was gecompliceerd met onder andere een trombosebeen en een bloeduitstorting in de buik waarvoor opnieuw een operatie heeft plaatsgevonden. Na ontslag heeft zich een grote littekenbreuk voorgedaan. Na een operatie met een mat aan de littekenbreuk zijn er langdurige complicaties opgetreden met onder andere vochtlekkage, waarvan eiser nog blijvend last ondervindt. Dit heeft volgens de medisch adviseur geen invloed op de letselcategorie, omdat het complicaties als gevolg van de ingreep zelf zijn en niet direct als gevolg van het opgelopen letsel. De conclusie van het advies is dat letselcategorie 4 wordt geadviseerd.
2.4.
Naar aanleiding van het beroep heeft verweerder besloten om het “operatieletsel” wel te betrekken bij de hoogte van de uitkering. Verweerder heeft daarom nogmaals advies gevraagd aan de medisch adviseur. De medisch adviseur heeft op 10 juli 2023 geadviseerd dat het operatief herstellen van de navelbreuk evenals de andere complicaties zoals de behandeling van het trombosebeen, ook afzonderlijk beschouwd en beoordeeld als letsel, leiden tot categorie 2 (letsel waarbij een operatie noodzakelijk is). Deze complicaties leiden volgens de medisch adviseur niet tot een indeling in categorie 5. Verweerder heeft het voorgaande opgeschreven in een aanvullend verweerschrift en geen nieuwe beslissing op bezwaar genomen, omdat het bij de beoordeling betrekken van deze letsels niet tot een hogere letselcategorie leidt.

Beoordeling door de rechtbank

3.1.
De rechtbank beoordeelt de toewijzing van de uitkering op grond van de Wsg. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3.2.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond
.Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Valt de combinatie van letsels in letselcategorie 5?
4.1.
Eiser voert aan dat zijn letsel, in samenhang bezien, bij letselcategorie 5 past omdat er sprake is van fysiek letsel met ernstige blijvende beperkingen in het dagelijks beroeps- of bedrijfsmatig functioneren (of een daaraan gelijk te stellen activiteit) en/of blijvende gedeeltelijke afhankelijkheid. Daarbij betrekt eiser naast het voorgaande ook dat hij psychisch letsel heeft opgelopen.
4.2.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat weliswaar sprake is van ernstig letsel, maar dat dit niet in letselcategorie 5 valt, omdat niet is gebleken dat eiser als gevolg van het fysieke letsel in zijn dagelijks beroep of bedrijfsmatig functioneren ernstig en blijvend wordt beperkt.
4.3.
Ter zitting heeft de gemachtigde van verweerder toegelicht dat verweerder gebruik maakt van de Letsellijst [2] om te bepalen welke tegemoetkoming bij welk letsel past. In deel 1A staan richtlijnen voor de indeling van fysiek letsel in letselcategorieën. In deel 1B staat een lijst met specifiek omschreven fysieke letsels en de bijbehorende letselcategorieën. Partijen zijn het erover eens dat de letsels van eiser niet onder deel 1B vallen. Verweerder heeft vervolgens beoordeeld of de letsels vallen in een van de algemene categorieën van deel 1A. Daartoe heeft een medisch adviseur advies uitgebracht. Voor letselcategorie 4 moet er sprake zijn van fysiek letsel met blijvende hinderlijke beperkingen, die naar de aard en gevolgen ernstiger zijn dan letselcategorie 3 (bijvoorbeeld langdurige gedeeltelijke afhankelijkheid). Voor letselcategorie 5 moet er sprake zijn van fysiek letsel met blijvende beperkingen in het dagelijks beroeps- of bedrijfsmatig functioneren (of een daaraan gelijk te stellen activiteit) en/of blijvende gedeeltelijke afhankelijkheid. Als door een geweldsmisdrijf meerdere fysieke letsels, al dan niet in combinatie met psychisch letsel, zijn opgelopen, dan is het meest ernstige letsel leidend voor de indeling in een letselcategorie. Er wordt geen ‘optelsom’ gemaakt, dat wil zeggen dat een combinatie van letsels niet leidt tot indeling in een hogere categorie, aldus verweerder.
4.4
De rechtbank stelt voorop dat de Letsellijst moet worden aangemerkt als beleid. [3] Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat hij moet worden ingedeeld in een bepaalde letselcategorie, waarbij volgens het beleid het ‘zwaarste’ letsel leidend is. Verweerder mocht zich daarom op het standpunt stellen dat geen optelsom wordt gemaakt. In dat kader is relevant dat verweerder op 10 december 2021 aan eiser heeft gevraagd om zijn aanvraag en daarmee zijn letsels en beperkingen te onderbouwen met objectieve informatie. Zo is specifiek gevraagd om informatie over de gestelde arbeidsongeschiktheid. Gebleken is dat eiser deze informatie niet heeft overgelegd omdat de informatie over zijn arbeidsongeschiktheid dateert uit 1999-2000 en daarom niet meer beschikbaar is bij het UWV. [4] De rechtbank is van oordeel dat verweerder daarom op goede gronden heeft geconcludeerd dat eiser niet heeft onderbouwd dat sprake is van ernstige blijvende beperkingen in zijn dagelijks beroeps- of bedrijfsmatig functioneren in de zin van letselcategorie 5.
4.5.
Verder heeft eiser aangevoerd dat in het verzoek om medisch advies onder het kopje ‘beschrijven van het letsel (zowel fysiek als psychisch)’ onder meer staat vermeld dat er sprake is van behandeling bij een psycholoog in het VU MC. De bespreking van dit psychisch letsel komt niet terug in het advies en is volgens eiser ten onrechte niet meegewogen in de beoordeling.
4.6.
Verweerder heeft in de Letsellijst een lijst opgenomen die een indicatie geeft bij wat voor soort geweldsmisdrijven verweerder zonder beoordeling van medische informatie ernstig psychisch letsel kan vooronderstellen en welke letselcategorie daarbij past. Of hiervan sprake is bepaalt verweerder op basis van de omstandigheden van het geval.
4.7.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder op goede gronden het psychisch letsel niet heeft betrokken in de beoordeling, omdat eiser dit niet heeft onderbouwd met bewijsstukken. Hoewel het zonder meer aannemelijk is dat de gebeurtenissen die hebben plaatsgevonden alsmede de nasleep daarvan een aanzienlijke impact op eiser hebben gehad en nog steeds hebben, volgt de rechtbank eiser niet in zijn stelling dat het ontstaan van psychische letsel dan een gegeven is. Omdat de gebeurtenis die eiser heeft getroffen niet voorkomt in onderdeel 2A van de letsellijst die verweerder hanteert bij het vooronderstellen van ernstig psychisch letsel op basis van het geweldsmisdrijf, mocht verweerder dus een onderbouwing verwachten zoals bedoeld in onderdeel 2B. Dit betekent dat verweerder op goede gronden het gestelde psychisch letsel niet bij de indeling in een letselcategorie heeft betrokken.
Is sprake van bijzondere hardheid?
5. Voor zover de combinatie van letsels op zichzelf al niet moeten worden aangemerkt als categorie 5 letsel, vindt eiser dat verweerder op grond van de aanwezigheid van bijzondere hardheid had moeten concluderen dat indeling in categorie 5 passend is. Zoals hierboven is overwogen is het aannemelijk dat de impact van het schietincident aanzienlijk is, maar juist gelet op het op onderdelen ontbreken van een onderbouwing van het letsel, had verweerder geen aanleiding hoeven zien om op grond van bijzondere hardheid tot een hogere letselcategorie te komen. Daarbij betrekt de rechtbank ook dat de Wsg beoogt een tegemoetkoming in de schade te verstrekken en niet een volledige compensatie.
Tot slot
6.1.
De beroepsgronden slagen niet. Gelet op bovenstaande heeft verweerder in redelijkheid een bedrag van € 10.000,- kunnen toekennen als uitkering uit het schadefonds geweldsmisdrijven.
6.2.
Wel stelt de rechtbank vast dat verweerder in beroep de motivering van de beslissing op bezwaar heeft gewijzigd, als gevolg van het ingestelde beroep, door ook de navelbreuk en het trombosebeen als letsel mee te wegen bij de beoordeling. Verweerder heeft de beslissing op bezwaar niet gewijzigd dan wel een nieuwe beslissing op bezwaar genomen. De rechtbank stelt op grond hiervan vast dat de medische onderbouwing van het bestreden besluit gebrekkig is geweest, maar dat dit gebrek in de beroepsfase is hersteld. De rechtbank is van oordeel dat eiser niet is benadeeld door het motiveringsgebrek. Ook als dit gebrek zich niet zou hebben voorgedaan, zou namelijk een besluit met gelijke uitkomst zijn genomen. De rechtbank zal het motiveringsgebrek daarom met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) passeren.

Conclusie en gevolgen

7.1.
Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt.
7.2.
De toepassing van artikel 6:22 van de Awb geeft aanleiding verweerder te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.750,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 1).
7.3.
Ook zal de rechtbank verweerder opdragen het door eiser betaalde griffierecht van € 184,- aan hem te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.750,-.
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 184,- aan eiser te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L. Dolfing, rechter, in aanwezigheid van mr. C. Simonis, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 13 maart 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Als bedoeld in artikel 3 van de Wsg.
2.Letsellijst Schadefonds Geweldsmisdrijven, augustus 2021.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van
4.Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen.