ECLI:NL:RBAMS:2024:1320

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 maart 2024
Publicatiedatum
8 maart 2024
Zaaknummer
13/238356-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor wederrechtelijke vrijheidsberoving, dwang, openlijke geweldpleging en mishandeling

Op 8 maart 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte Mega Catanzaro, die samen met medeverdachten is veroordeeld voor meerdere strafbare feiten, waaronder wederrechtelijke vrijheidsberoving, dwang, openlijke geweldpleging en mishandeling. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 3 september 2022, waarbij het slachtoffer, [slachtoffer], door een groep personen werd aangevallen en gedwongen om in een voertuig te stappen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachten een gezamenlijk plan hadden om het slachtoffer te beroven van zijn vrijheid en goederen. Tijdens de rechtszittingen zijn verklaringen van het slachtoffer en objectieve bewijsmiddelen, zoals camerabeelden en DNA-sporen, gebruikt om de betrokkenheid van de verdachten vast te stellen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 34 maanden en schadevergoeding aan het slachtoffer toegewezen. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging, maar heeft vrijspraak uitgesproken voor de primair ten laste gelegde gijzeling en afpersing, omdat het bewijs hiervoor niet voldoende was. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partij, [slachtoffer], tot schadevergoeding toegewezen, waarbij de totale schadevergoeding is vastgesteld op €3.885,00, te vermeerderen met wettelijke rente.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/238356-22
Datum uitspraak: 8 maart 2024
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 2001 in [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] ,
gedetineerd in [PI] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 8, 15 en 18 december 2023.
De zaken tegen verdachte (hierna ook: [verdachte] ) zijn gelijktijdig op de zitting behandeld met de zaken tegen medeverdachten [medeverdachte 1] (13/231492-22 en 13/330553-22, hierna: [medeverdachte 1] ), [medeverdachte 2] (13/228301-22, hierna: [medeverdachte 2] ), [medeverdachte 3] (13/231083-22, hierna: [medeverdachte 3] ), [medeverdachte 4] (13/232704-22 en 13/330539-22, hierna: [medeverdachte 4] ), [medeverdachte 5] (13/236931-22, hierna: [medeverdachte 5] ), [medeverdachte 6] (13/236782-22 en 13/214362-23, hierna: [medeverdachte 6] ), [medeverdachte 7] (13/236701-22, hierna: [medeverdachte 7] ) en [medeverdachte 8] (13/232065-22, hierna: [medeverdachte 8] ).
[medeverdachte 8] is na de inhoudelijke behandeling en voor het sluiten van het onderzoek ter terechtzitting, op 25 februari 2024 overleden bij een schietincident. In zijn strafzaak wordt heden tevens uitspraak gedaan, in die zin dat het openbaar ministerie op grond van artikel 69 Sr niet ontvankelijk wordt verklaard in zijn vervolging. De rechtbank ontkomt er evenwel niet aan om hierna bij de feitenbespreking ook in te gaan op de betrokkenheid van [medeverdachte 8] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vorderingen van de officieren van justitie, mrs. A.M. Lobregt en J.H. van der Meij (hierna: de officier van justitie) en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. C. Crince le Roy, naar voren hebben gebracht.
Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van dat wat namens de benadeelde partij [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) naar voren is gebracht door zijn advocaat mr. S.C. van Bunnik.
Het onderzoek is gesloten op 8 maart 2024, waarna direct uitspraak is gedaan in de zaken van verdachte en de medeverdachten.

2.Inleiding en tenlastelegging

Op 3 september 2022 krijgen verbalisanten omstreeks 23.45 uur de opdracht te gaan naar het Nieuwlandhof in Amsterdam. Volgens de melder zou door een groep personen geweld zijn gebruikt tegen één man, waarna het slachtoffer bij het portiek van een nabijgelegen woning heeft aangebeld. Ter plaatse gekomen verbalisanten treffen [slachtoffer] daar gewond aan. Dit is de start geweest van onderzoek Catanzaro. De verklaringen van [slachtoffer] en nader onderzoek, onder andere naar de identiteit van verdachte NN10, hebben ertoe geleid dat [verdachte] als verdachte is aangemerkt van de feiten die in de tenlastelegging zijn opgenomen.
Kort weergegeven is aan verdachte ten laste gelegd dat hij zich op 3 september 2022 (feiten 1, 2, 3 en 5) en op 15 september 2022 (feit 4) in Amsterdam, Duivendrecht, Den Haag en/of Purmerend, althans in Nederland, samen met anderen, ten aanzien van [slachtoffer] heeft schuldig gemaakt aan:
feit 1:
gijzeling (primair) dan wel wederrechtelijke vrijheidsberoving (subsidiair);
feit 2:
afpersing (primair) dan wel dwang (subsidiair);
feit 3:
diefstal door middel van een valse sleutel;
feit 4:
mishandeling;
feit 5:
poging tot zware mishandeling (primair) dan wel openlijke geweldpleging (subsidiair) dan wel mishandeling (meer subsidiair).
De volledige tekst van de tenlastelegging staat in
bijlage Ivan dit vonnis. De inhoud daarvan geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt dat is bewezen dat verdachte zich, samen met anderen, op 3 september 2022 heeft schuldig gemaakt aan gijzeling, afpersing, openlijke geweldpleging en diefstal (feiten 1, 2, 3 en 5) en op 15 september 2022 aan mishandeling (feit 4). De officier van justitie heeft gevorderd verdachte vrij te spreken van de primair tenlastegelegde poging tot zware mishandeling (feit 5).
De officier van justitie heeft ten aanzien van feiten 1, 2, 3 en 5 – meer specifiek – betoogd dat gijzeling is bewezen, omdat het plan van de verdachten was gericht op het verkrijgen van losgeld voor [slachtoffer] . De verdachten hebben – met dat doel voor ogen – urenlang met [slachtoffer] rondgereden. Zij wilden hem uiteindelijk naar een woning brengen en hem daar langer vasthouden. De omstandigheid dat verdachten niet of niet de gehele gijzeling bij [slachtoffer] in de bus hebben gezeten, maar in een ander voertuig met de bus zijn meegereden, staat een bewezenverklaring van medeplegen niet in de weg. De verdachten hebben bij het plegen van alle strafbare feiten nauw en bewust samengewerkt.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft algehele vrijspraak bepleit voor feiten 1, 2, 3 en 5. Verdachte heeft betrokkenheid bij de tenlastegelegde feiten op 3 september 2022 ontkend.
De verdediging heeft zich ten aanzien van feit 4 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Verdachte heeft bekend dat hij op de beelden van de Bijenkorf van 15 september 2022 is te zien.
Het standpunt van de verdediging wordt, voor zover van belang voor de beoordeling, hierna verder bij het oordeel van de rechtbank besproken.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1. 3
3 september 2022 (feiten 1, 2, 3 en 5)
3.3.1.1. Algemene overwegingen
De verdenking dat verdachte de aan hem ten laste gelegde feiten heeft gepleegd is met name gebaseerd op de verklaringen van [slachtoffer] en de historische verkeersgegevens van de telefoonnummers die aan de verdachten worden toegeschreven. Voor de beantwoording van de vraag of verdachte betrokken is geweest bij de aan hem ten laste gelegde feiten zal de rechtbank daarom eerst beoordelen of de verklaringen van [slachtoffer] betrouwbaar zijn en of de verdachten de gebruikers zijn geweest van de telefoonnummers die aan hen worden toegeschreven.
Betrouwbaarheid verklaringen [slachtoffer]
heeft tegenover de bij het Nieuwlandhof ter plaatse gekomen verbalisanten en later bij de politie en de rechter-commissaris verklaard wat er volgens hem op 3 september 2022 tussen omstreeks 18.15 uur en 23.45 uur is voorgevallen en wie daarbij betrokken zijn geweest. De rechtbank acht de verklaringen van [slachtoffer] – anders dan de verdediging heeft betoogd – op zichzelf betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs, omdat [slachtoffer] op belangrijke onderdelen consistent heeft verklaard en slechts op ondergeschikte punten wisselend of tegenstrijdig. Op belangrijke onderdelen vinden de verklaringen van [slachtoffer] steun in objectieve onderzoeksgegevens, waaronder camerabeelden, DNA-sporen, GPS-gegevens, ANPR-kentekenregistraties, historische verkeersgegevens en het bij [slachtoffer] geconstateerde letsel. Bij het vaststellen van de feiten en omstandigheden in paragraaf 3.3.1.2 zal de rechtbank de verklaringen van [slachtoffer] gebruiken voor het bewijs.
De verdachten hebben – met uitzondering van [medeverdachte 7] – erkend dat zij vóór de aankomst van [slachtoffer] (om 18.15 uur) aanwezig waren op het bedrijventerrein in Duivendrecht en weer vanaf deze locatie zijn vertrokken. De verdachten hebben ontkend dat zij betrokken zijn geweest bij de ten laste gelegde strafbare feiten.
3.3.1.2. Feiten en omstandigheden 3 september 2022
De rechtbank stelt op basis van de in
bijlage IIopgenomen bewijsmiddelen het volgende vast.
Identificatie gebruikers telefoonnummers en verdachten
De telefoonnummers die op 3 september 2022 bij de verdachten in gebruik zijn hebben op meerdere momenten verbindingen gemaakt met cell-id’s van zendmasten in de omgeving waar [slachtoffer] de betreffende verdachte op dat moment plaatst.
[slachtoffer] heeft de verdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 6] en [medeverdachte 8] geïdentificeerd aan de hand van voor [slachtoffer] bekende bijnamen. Deze verdachten hebben erkend dat zij de door [slachtoffer] genoemde bijnamen hebben. Verdachte [verdachte] is later geïdentificeerd als de door [slachtoffer] genoemde verdachte NN10. De verdachten [medeverdachte 5] en [medeverdachte 7] worden op meerdere momenten op basis van objectieve onderzoeksgegevens op door [slachtoffer] genoemde locaties geplaatst.
Voor de leesbaarheid van dit vonnis zal de rechtbank de namen van de verdachten (en niet hun bijnamen) weergeven.
Aankomst en vertrek Industrieweg in Duivendrecht
Op 3 september 2022 arriveren omstreeks 17.45 uur kort na elkaar drie voertuigen bij een bedrijventerrein aan de Industrieweg in Duivendrecht. Als eerste arriveert een grijze Volkswagen Golf met kenteken [kenteken 1] (hierna: de Golf). Enkele minuten later arriveert een witte Mercedes Vito bus met kenteken [kenteken 2] (hierna: de Vito), gevolgd door een ander voertuig. In voornoemde voertuigen bevinden zich de volgende verdachten: [medeverdachte 3] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 8] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [verdachte] en [medeverdachte 4] .
[medeverdachte 5] – die ruim twintig minuten eerder op een scooter bij voornoemd bedrijventerrein is gearriveerd – maakt bij aankomst van de Golf direct contact met de inzittenden van dat voertuig. Als de Vito voorbijrijdt, rijdt de Golf daarachteraan. Beide voertuigen rijden voorbij de wasstraat Happy Duck uit beeld. [medeverdachte 5] loopt in dezelfde richting.
Ook [medeverdachte 7] is in de omgeving van de Industrieweg .
Omstreeks 18.15 uur arriveert [slachtoffer] op voornoemd bedrijventerrein in de zwarte Citroën met kenteken [kenteken 3] (hierna: de Citroën). Ook [slachtoffer] rijdt voorbij de wasstraat.
[slachtoffer] heeft verklaard dat hij die middag door [medeverdachte 3] werd gebeld met het verzoek om naar Happy Duck te komen. Als [slachtoffer] arriveert stapt [medeverdachte 3] bij hem in de Citroën. [slachtoffer] parkeert verderop, waarna zij uitstappen en weglopen. Vervolgens treft [slachtoffer] de andere verdachten bij de Vito. [slachtoffer] staat naast de schuifdeur en kan niet weg. Hij wordt door de verdachten omsingeld en de verdachten stappen op hem af. [medeverdachte 4] – met wie hij sinds 2019 een conflict heeft – staat voor hem en beveelt hem zijn spullen uit te doen en in de Vito te stappen. [medeverdachte 5] beveelt hem zijn ring af te doen. [slachtoffer] geeft hieraan gehoor, omdat hij niet weg kan. Hij geeft zijn sieraden en horloge aan de verdachten en stapt in de Vito. Ook zijn iPad en sleutelbos met hieraan zijn huis- en autosleutel zijn van hem weggenomen. Voordat [slachtoffer] instapt ziet hij [medeverdachte 8] (als bestuurder) en [medeverdachte 5] (als bijrijder) in de Citroën wegrijden.
In de Vito neemt [slachtoffer] plaats op de middelste rij stoelen naast het raam, aan de kant van de bestuurder [medeverdachte 2] . [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] zitten naast hem. [verdachte] en [medeverdachte 7] zitten achterin.
Zoals hiervoor in paragraaf 3.3.1.1 is overwogen, gaat de rechtbank uit van de verklaringen van [slachtoffer] . De door [slachtoffer] beschreven ontmoeting met [medeverdachte 3] vindt steun in camerabeelden waarop te zien is dat een kleine zwarte auto parkeert, waarna twee personen uit het voertuig stappen en uit beeld lopen. De uiterlijke kenmerken van het voertuig en de personen komen overeen met respectievelijk de Citroën, [slachtoffer] en [medeverdachte 3] . De rechtbank ziet, alle feiten en omstandigheden in onderlinge samenhang bezien, geen reden om te twijfelen aan de verklaring van [slachtoffer] dat buiten beeld vervolgens voornoemde ‘ontmoeting’ met alle verdachten heeft plaatsgevonden.
De Golf, de Vito en de Citroën rijden om 18.36 uur achter elkaar weg van de Industrieweg in Duivendrecht, met de volgende inzittenden: [medeverdachte 4] en [medeverdachte 6] (inzittenden Golf), [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [verdachte] , [medeverdachte 7] en [slachtoffer] (inzittenden Vito) en [medeverdachte 5] en [medeverdachte 8] (inzittenden Citroën).
Ritten in de Vito
De Vito rijdt vervolgens een route vanaf de Industrieweg in Duivendrecht, via Den Haag, naar het Nieuwlandhof in Amsterdam. De totale rit tot duurt vijf uur: van omstreeks 18.36 uur tot 23.36 uur. De Vito stopt tijdens de rit naar Den Haag op drie afgelegen locaties in Amsterdam en Diemen.
Zoals hierboven staat weergegeven plaatst [slachtoffer] de verdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] , [verdachte] en [medeverdachte 7] vanaf de Industrieweg in Duivendrecht in de Vito, die door [medeverdachte 2] werd bestuurd. Vanaf de eerste stoplocatie, de Flevoparkweg in Amsterdam, plaatst [slachtoffer] ook [medeverdachte 5] in de Vito. De eerste stoplocatie betreft een rotonde bij de monding van het Amsterdam-Rijnkanaal. Volgens [slachtoffer] was de stoplocatie bij de Flevoparkweg gelegen bij water. De Citroën, waarmee [medeverdachte 5] vanaf de Industrieweg is weggereden, was ook op deze locatie.
[slachtoffer] heeft verder verklaard dat hij, in opdracht van [medeverdachte 1] , zijn iPhone heeft afgegeven toen de Vito nog stilstond op het bedrijventerrein in Duivendrecht. Alle inzittenden van de Vito – met uitzondering van [medeverdachte 7] – hebben hem tijdens de rit naar de eerste stoplocatie geslagen. [medeverdachte 1] sloeg het vaakst en heeft hem meerdere keren bedreigd. [medeverdachte 3] heeft hem vastgepakt bij zijn hals, kleding en keel en hem met een vuurwapen in zijn hand bedreigd. Ook [medeverdachte 5] heeft hem bedreigd met het vuurwapen, dat hij na vertrek vanaf de eerste stoplocatie van [medeverdachte 3] heeft gekregen. Bij de vertrekmomenten vanaf beide locaties heeft [medeverdachte 1] de trui van [slachtoffer] om zijn hoofd gebonden en hem opdracht gegeven op de grond te gaan zitten. Steeds als [slachtoffer] probeerde te kijken of onvoldoende meewerkte, werd hij geslagen. [slachtoffer] was bang, omdat de Vito urenlang bleef rondrijden. Eenmaal aangekomen bij het Nieuwlandhof (omstreeks 23.36 uur) stopte de bus heel dichtbij een portiek en zag [slachtoffer] een haag van zes personen waar hij doorheen moest lopen. In de haag stonden [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 6] en [medeverdachte 7] . [slachtoffer] vreesde voor zijn leven als hij een woning in zou worden gebracht en zag kans om weg te rennen.
Op de hoofdsteun van de stoel achter de bestuurdersstoel is DNA van [slachtoffer] aangetroffen. Voor de betreffende stoel zaten bloedsporen van [slachtoffer] op de vloer. Op een andere hoofdsteun is DNA van [medeverdachte 7] aangetroffen. Het aantreffen van DNA-sporen van [medeverdachte 7] en [slachtoffer] in de Vito is redengevend voor het bewijs. Voor de andere inzittenden van de Vito geldt namelijk dat zij hebben verklaard dat zij een dag eerder in dezelfde Vito hadden gezeten, maar dit geldt niet voor [medeverdachte 7] en [slachtoffer] .
In de telefoon van medeverdachte [medeverdachte 4] worden binnen het tijdsbestek dat de Vito onderweg is naar Den Haag foto’s van [slachtoffer] opgeslagen. Het beeld op deze foto’s komt overeen met hetgeen [slachtoffer] heeft verklaard over wat er tijdens de rit is gebeurd. Zo is op een van de foto’s [slachtoffer] te zien met een bebloed gezicht. Hij draagt een blauwe trui. Op de andere foto is [slachtoffer] te zien met een ontbloot bovenlichaam. Over zijn gezicht is een blauwe trui geknoopt, die als blinddoek wordt gebruikt.
Tijdens zijn aangifte heeft [slachtoffer] een filmbestand overhandigd waarop te zien is dat hij op de grond zit in een voertuig. Om zijn hoofd/nek is een blauwe trui gebonden, waarvan de mouwen gestrikt lijken te zitten. [slachtoffer] wordt geslagen en heeft een angstige blik in zijn ogen. Onder zijn rechteroog zit een snee.
Het interieur van de Vito komt overeen met het interieur van het voertuig dat in het filmbestand en op de foto van [slachtoffer] met het bebloede gezicht is te zien.
De bij het Nieuwlandhof ter plaatse gekomen verbalisanten hebben [slachtoffer] aangetroffen met ontbloot bovenlijf en een verwonding onder het rechteroog. Daarnaast is bij het Nieuwlandhof een trui met DNA van [slachtoffer] op de mouwen aangetroffen. [slachtoffer] verklaarde tegenover de verbalisanten dat hij met deze trui was geblinddoekt.
[medeverdachte 2] (als bestuurder) en [medeverdachte 1] (als inzittende) hebben erkend dat zij de hele route, vanaf de Industrieweg in Duivendrecht tot het Nieuwlandhof in Amsterdam, met [slachtoffer] in de Vito hebben rondgereden. [verdachte] heeft erkend dat hij – in ieder geval tot 22.30 uur – in de Vito zat. De rechtbank gaat er op basis van de bewijsmiddelen van uit dat ook [medeverdachte 3] , [medeverdachte 7] en (vanaf de Flevoparkweg ) [medeverdachte 5] in de Vito zaten en dat er in de Vito geweld is gebruikt en met het gebruik daarvan is gedreigd. De verklaringen van [slachtoffer] worden ten aanzien van de aanwezigen en gebeurtenissen in de Vito immers ondersteund door objectieve gegevens, zoals historische verkeersgegevens, DNA-sporen, de twee foto’s, het filmbestand en het geconstateerde letsel.
Nieuwlandhof in Amsterdam
[slachtoffer] viel over een houten hekje op de grond toen hij bij het Nieuwlandhof probeerde weg te rennen. Vervolgens werd hij – blijkens beelden en de verklaring van de melder – door een groep van minimaal vijf personen geschopt en geslagen bij een bosschage, terwijl hij op de grond lag. [slachtoffer] heeft verklaard dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] op dat moment geweld hebben gebruikt en dat hij werd geslagen met houten planken van het hekje. Op beelden zijn volgens de politie klappen te horen, alsof er met hout wordt geslagen. De klappen vallen samen met slaande bewegingen van personen uit de groep. Op houten planken – die eerder onderdeel uitmaakten van het hekwerk rondom de bosschage – is DNA van [verdachte] en [medeverdachte 7] aangetroffen. De telefoons van [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] , [verdachte] en [medeverdachte 7] maakten blijkens de historische verkeersgegevens tussen 23.36 uur en 23.42 uur verbinding met cell-id’s in de omgeving van het Nieuwlandhof .
3.3.1.3. Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat verdachte zich, samen met anderen, heeft schuldig gemaakt aan wederrechtelijke vrijheidsberoving en beroofd houden, dwang en openlijke geweldpleging.
Verdachte wordt van de overige ten laste gelegde gedragingen vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Bewezenverklaring wederrechtelijke vrijheidsberoving en beroofd houden en dwang
De rechtbank gaat ervan uit dat de verdachten bij het bedrijventerrein aan de Industrieweg in Duivendrecht zijn samengekomen vanwege een gezamenlijk plan, gericht tegen [slachtoffer] . Het is de rechtbank duidelijk geworden dat sprake was van een (langslepend) conflict tussen [slachtoffer] en [medeverdachte 4] , hoewel de precieze aard daarvan niet kan worden vastgesteld. De rechtbank stelt, op basis van de hierboven beschreven feiten en omstandigheden, vast dat [slachtoffer] door de verdachten naar het bedrijventerrein is gelokt om het conflict op een gewelddadige manier te beslechten. Dat de verdachten met een ander doel op het bedrijventerrein aanwezig waren en elkaar daar toevallig hebben ontmoet, zoals zij hebben verklaard, is niet aannemelijk geworden. Integendeel; uit de beschrijving van de camerabeelden blijkt dat de verdachten rond hetzelfde tijdstip, al dan niet samen met medeverdachten, bij het bedrijventerrein aan de Industrieweg zijn gearriveerd en ook gezamenlijk weer vertrokken. De bewegingen van de verdachten die op de beelden zijn te zien geven blijk van een geplande ontmoeting. De verdachten hebben, ieder voor zich, ook overigens onvoldoende handen en voeten gegeven aan hun verklaringen dat zij met een ander doel op deze locatie aanwezig waren.
Kort na aankomst bij het bedrijventerrein aan de Industrieweg werd [slachtoffer] verrast door de aanwezigheid van de verdachten met wie hij niet op deze locatie had afgesproken. De verdachten hebben getalsmatig en gevoelsmatig een overwichtssituatie gecreëerd, waaraan [slachtoffer] niet kon ontsnappen. Door de gecreëerde situatie heeft [slachtoffer] zich bedreigd en gedwongen gevoeld om gehoor te gegeven aan wat hem werd opgedragen, namelijk het afgeven van zijn spullen en het instappen in de Vito. Het onvrijwillige karakter van de gedragingen van [slachtoffer] en het wederrechtelijke karakter van het handelen van de verdachten is daarmee een gegeven.
De rechtbank concludeert dat alle verdachten zich bij het bedrijventerrein in Duivendrecht schuldig hebben gemaakt aan wederrechtelijke vrijheidsberoving en dwang.
[medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] , [verdachte] , [medeverdachte 7] en (vanaf de eerste tussenstop) [medeverdachte 5] hebben vervolgens urenlang met [slachtoffer] achterin de Vito gezeten, die door [medeverdachte 2] werd bestuurd. Tussen de ritten door werd op afgelegen locaties gestopt. Tijdens de ritten werd fysiek geweld gebruikt tegen [slachtoffer] en werd gedreigd met geweld. Daarmee hebben deze verdachten [slachtoffer] niet alleen wederrechtelijk van zijn vrijheid beroofd, maar ook van zijn vrijheid beroofd gehouden.
Medeplegen
Het handelen van de verdachten is onmiskenbaar gericht geweest op het gezamenlijk uitvoeren van het plan om [slachtoffer] geweld aan te doen. Gezien de omstandigheden waaronder de verdachten hebben samengewerkt, kunnen de gedragingen die bij het bedrijventerrein in Duivendrecht hebben plaatsgevonden aan ieder van hen voor het geheel worden toegerekend.
Ten aanzien van de voortzetting van de wederrechtelijke vrijheidsberoving tijdens de ritten in de Vito overweegt de rechtbank dat het urenlang rondrijden met [slachtoffer] naar afgelegen locaties, terwijl [slachtoffer] tijdens deze ritten werd mishandeld en bedreigd, een wezenlijk onderdeel is geweest van het voortduren hiervan. Daarmee hebben alle inzittenden van de Vito immers een sfeer gecreëerd, waaruit [slachtoffer] niet kon ontsnappen. Het eerste moment dat [slachtoffer] kans zag te ontsnappen, heeft hij die kans aangegrepen. Daarom hebben ook de bestuurder en de verdachten die in de Vito geen geweldshandelingen hebben gepleegd en daar niet mee hebben gedreigd een wezenlijke bijdrage geleverd aan de voortduring van de wederrechtelijke vrijheidsberoving. Zij worden ook als medepleger aangemerkt.
Vrijspraak gijzeling
De rechtbank is van oordeel dat niet is bewezen dat de verdachten zich hebben schuldig gemaakt aan de primair ten laste gelegde gijzeling. Voor een bewezenverklaring van gijzeling is vereist dat de dader of daders de vrijheidsberoving hebben gepleegd met het oogmerk om een ander te dwingen iets te doen of niet te doen. Zoals hiervoor echter is geconcludeerd, is de rechtbank van oordeel dat de vrijheidsberoving van [slachtoffer] was gericht tegen [slachtoffer] en niet primair op het verkrijgen van losgeld van een ander of anderen. Dat door de verdachten bij gelegenheid wel is geprobeerd om geld van anderen te verkrijgen, al dan niet in ruil voor de vrijlating van [slachtoffer] , maakt dit oordeel niet anders. Omdat dit voor het misdrijf gijzeling vereiste oogmerk niet bewezen kan worden verklaard, dient vrijspraak van het primair ten laste gelegde te volgen.
Vrijspraak afpersing
De verdachten hebben geen geweld gebruikt of met het gebruik daarvan gedreigd toen zij [slachtoffer] bij het bedrijventerrein in Duivendrecht hebben gedwongen tot afgifte van zijn bezittingen. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van de primair ten laste gelegde afpersing.
Vrijspraak poging zware mishandeling, bewezenverklaring openlijke geweldpleging
Toen [slachtoffer] – eenmaal aangekomen met de Vito bij het Nieuwlandhof – kans zag weg te rennen, viel hij over een houten hekje op de grond. Het hekje ging hierdoor kapot. Vervolgens werd [slachtoffer] door [medeverdachte 1] , [verdachte] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 7] geschopt en onder andere met houten planken van hekje geslagen.
De rechtbank is – met de officier van justitie – van oordeel dat niet is bewezen dat de verdachten zich hebben schuldig gemaakt aan de primair ten laste gelegde poging zware mishandeling. De rechtbank zal verdachten hiervan vrijspreken, omdat het handelen van de verdachten geen aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel meebrengt.
Verdachten [medeverdachte 1] , [verdachte] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 7] hebben zich wel schuldig gemaakt aan de subsidiair ten laste gelegde openlijke geweldpleging. Hoewel niet van iedere verdachte kan worden vastgesteld welke geweldshandelingen hij heeft gepleegd, is wel sprake geweest van gerichte geweldshandelingen die hebben plaatsgevonden binnen een samenwerkingsverband tussen de verdachten. Voor een bewezenverklaring van openlijke geweldpleging is bovendien niet vereist dat iedere dader afzonderlijk in dezelfde mate heeft bijgedragen aan het geweld.
3.3.2. 15
15 september 2022 (feit 4)
[slachtoffer] heeft aangifte gedaan van mishandeling door een groep personen op 15 september 2022 in de Bijenkorf. Op beelden van de Louis Vuitton winkel in de Bijenkorf in [plaats] is volgens de politie te zien hoe [slachtoffer] door een groep van drie personen – waar [verdachte] deel van uitmaakte – is mishandeld. [slachtoffer] werd tegen zijn hoofd getrapt en geslagen, terwijl hij op de grond lag. [verdachte] heeft erkend dat hij te zien is op de camerabeelden van de Bijenkorf. De rechtbank vindt op grond hiervan het medeplegen van mishandeling bewezen.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte:
feit 1 subsidiair:
op 3 september 2022 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, door
- met anderen om die [slachtoffer] heen te gaan staan en
- die [slachtoffer] in te laten stappen in een bus en
- die [slachtoffer] in de bus te houden door om hem heen te gaan zitten en
- die [slachtoffer] op de grond van de bus te laten zitten en
- een trui om het hoofd van die [slachtoffer] te binden en
- meermalen in het gezicht en op het hoofd van die [slachtoffer] te slaan en
- die [slachtoffer] vast te pakken bij zijn hals en zijn kleding en zijn keel en
- die [slachtoffer] te bedreigen met een vuurwapen en
- die [slachtoffer] te bedreigen met geweld door tegen hem te zeggen “ik ben demon hè, als je niet meewerkt ga ik je schieten” en “prik hem als hij niet luistert” en “als je niet goed meewerkt sla ik die fles Hennessy kapot op je hoofd” en “ik ga je knieën knuppelen” en “het geld boeit mij niet meer. Laten we hem dood maken” en
- naar verschillende plaatsen te rijden en naar een woning en
- een haag te vormen om die [slachtoffer] heen om hem naar een woning te geleiden, zodat hij niet weg kon;
feit 2 subsidiair:
op 3 september 2022 te Duivendrecht, tezamen en in vereniging met anderen, [slachtoffer] , door enige andere feitelijkheid gericht tegen die [slachtoffer] , wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, te weten het afstaan van
- een iPhone 13 en
- een iPad pro 11 en
- een Rolex Batman en
- Cartier armbanden en
- een gouden Cartier ring en
- een sleutelbos met autosleutel en huissleutel,
door
- met anderen om die [slachtoffer] heen te gaan staan en
- die [slachtoffer] de woorden toe te voegen “Doe je spullen uit!” en
- die [slachtoffer] in te laten stappen in een bus en
- die [slachtoffer] in de bus te houden door om hem heen te gaan zitten en
- die [slachtoffer] op agressieve toon te vragen waar zijn telefoon was;
feit 4:
op 15 september 2022 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, [slachtoffer] heeft mishandeld door [slachtoffer] , terwijl [slachtoffer] op de grond lag, meermalen, te slaan en te schoppen op zijn hoofd;
feit 5 subsidiair:
op 3 september 2022 te Amsterdam, op of aan de openbare weg, het Nieuwlandhof , openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] , welk geweld bestond uit het, terwijl die [slachtoffer] op de grond lag, meermalen slaan van die [slachtoffer] met een stuk hout tegen zijn lichaam en schoppen van die [slachtoffer] tegen zijn lichaam.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

5.Strafbaarheid van de feiten en van verdachte

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar en verdachte is daarvoor strafbaar.

6.Motivering van de straf

6.1.
Strafeis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft – voor door haar bewezen geachte feiten – gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 54 maanden, met aftrek van voorarrest.
6.2.
Strafmaatverweer van de verdediging
De raadsman heeft – bij een bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten – betoogd dat een lagere straf moet worden opgelegd dan is gevorderd door de officier van justitie. Daarnaast hij heeft verzocht om geen locatieverbod op te leggen. Verdachte heeft benadrukt dat hij in Amsterdam wil blijven wonen.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van de feiten
De verdachten hebben [slachtoffer] op 3 september 2022 naar een bedrijventerrein gelokt, waar zij hem te grazen hebben genomen. De verdachten hebben een sfeer gecreëerd waarbij zij [slachtoffer] – met negen man tegen één – geen andere keus lieten dan gehoor te geven aan wat hem werd opgedragen, namelijk het afgeven van zijn spullen en het instappen in een voertuig. Vervolgens hebben de verdachten urenlang met [slachtoffer] in het voertuig rondgereden, waarbij werd gestopt op afgelegen locaties. Tijdens deze ritten werd [slachtoffer] bedreigd, mishandeld en vernederd. Hij moest op de vloer zitten en zijn eigen trui werd om zijn hoofd gebonden waardoor hij niets kon zien. Er is beeldmateriaal gemaakt, waarop [slachtoffer] te zien is met een bebloed gezicht. Via sociale mediakanalen is dit beeldmateriaal ook bij anderen terechtgekomen.
Verdachte heeft zich omwille van een conflict tussen [slachtoffer] en medeverdachte [medeverdachte 4] laten lenen voor het plegen van ernstige strafbare feiten. Verdachte is op geen enkel moment tot bezinning gekomen en heeft zich niet om het lot van [slachtoffer] bekommerd. Sterker nog: toen [slachtoffer] probeerde te ontsnappen, werd hij opnieuw door de verdachten te grazen genomen. Het is aan een onbekend gebleven omstander te danken dat de politie werd ingeschakeld en een einde kwam aan de reeks van gewelddadigheden.
[slachtoffer] heeft verklaard dat hij doodsangsten heeft uitgestaan en meent dat hij het niet had kunnen navertellen als de wederrechtelijke vrijheidsberoving niet op dat moment was geëindigd. Door angstgevoelens voor toekomstige confrontaties met de verdachten is [slachtoffer] oplettender geworden wanneer hij op straat loopt. Sindsdien kijkt hij voortdurend om zich heen om te voorkomen dat hij een van de verdachten tegenkomt. De angstgevoelens van [slachtoffer] zijn niet onterecht gebleken. Bijna twee weken na de gebeurtenissen van 3 september 2022 wordt hij opnieuw door verdachte, in groepsverband, mishandeld. De incidenten hebben ertoe geleid dat [slachtoffer] Amsterdam uit veiligheidsoverwegingen heeft moeten verlaten. [slachtoffer] heeft een behandeling gevolgd bij een psycholoog om de traumatische gebeurtenissen te verwerken.
De rechtbank rekent het de verdachten zeer aan dat zij [slachtoffer] op deze gewelddadige wijze een lesje hebben willen leren omwille van een conflict tussen [slachtoffer] en medeverdachte [medeverdachte 4] . De bereidheid van de verdachten om voor medeverdachte [medeverdachte 4] over te gaan tot het plegen van ernstige strafbare feiten, baart de rechtbank zorgen. Verdachte heeft geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden en van enige vorm van gewetensbesef is niet gebleken.
Strafoplegging
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte en de reclasseringsrapportages die over verdachte zijn opgemaakt. Uit zijn strafblad komt naar voren dat eerdere veroordelingen verdachte niet van het plegen van deze strafbare feiten heeft weerhouden. Gelet op al het voorgaande is oplegging van een lange gevangenisstraf de enige passende straf. Verdachte wordt vanwege zijn grotere rol bij de feiten die op 3 september 2022 zijn gepleegd en vanwege het feit dat hij hetzelfde slachtoffer nog geen twee weken later – middenin een drukke Bijenkorf – nogmaals heeft mishandeld, zwaarder gestraft dan andere verdachten.
De straf
Alles afwegend zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf van 34 maanden opleggen, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Oplegging van bijzondere voorwaarden – zoals door de reclassering is geadviseerd – kunnen eventueel bij een voorwaardelijke invrijheidstelling aan de orde komen. Dit geldt ook voor het contact- en locatieverbod, zoals door [slachtoffer] is verzocht.
De voorlopige hechtenis
Gelet op de straf die wordt opgelegd blijft de voorlopige hechtenis voortduren.

7.Beslag

Onder verdachte is een iPhone inbeslaggenomen.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting toegelicht dat, van de goederen die vermeld staan op de beslaglijst, alleen nog strafrechtelijk beslag rust op de telefoon. Dit betreft de iPhone met goednummer 738168. Zij heeft gerekwireerd tot verbeurdverklaring van dit voorwerp.
De rechtbank zal teruggave gelasten van de telefoon omdat niet kan worden vastgesteld dat deze is gebruikt voor het plegen van de bewezen verklaarde feiten. Ten aanzien van de overige op de beslaglijst vermelde goederen neemt de rechtbank geen beslissing omdat het strafrechtelijk beslag van die goederen al is afgehandeld volgens de officier van justitie.

8.Vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partij

8.1.
Vorderingen
De benadeelde partij, [slachtoffer] , vordert ten aanzien van feiten 1, 2, 3 en 5 € 45.587,75 aan schadevergoeding, bestaande voor € 35.587,75 uit vergoeding voor materiële schade en voor € 10.000,00 uit vergoeding voor immateriële schade.
Ten aanzien van feit 4 vordert de benadeelde partij € 400,00 aan schadevergoeding voor immateriële schade.
De benadeelde partij heeft gevorderd de schadevergoeding hoofdelijk toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en aan verdachte de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
8.2.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partij toewijsbaar zijn. De officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoeding hoofdelijk toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte.
8.3.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich – bij een bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten 1, 2, 3 en 5 – primair op het standpunt gesteld dat de vorderingen tot schadevergoeding moeten worden afgewezen dan wel dat de benadeelde partij in zijn vorderingen niet ontvankelijk moet worden verklaard. Behandeling van de gevorderde bedragen aan schadevergoeding vormt een onevenredige belasting van het strafgeding, omdat de gestelde schade onvoldoende is onderbouwd. Een causaal verband tussen de ten laste gelegde feiten en de gevorderde materiële schade die ziet op verbruikt eigen risico en gederfde inkomsten ontbreekt. Bij toewijzing van materiële en immateriële schadevergoeding voor de feiten 1, 2, 3 en 5 heeft de raadsman verzocht de bedragen te matigen.
De raadsman heeft zich ten aanzien van de gevorderde immateriële schade voor feit 4 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
8.4.
Oordeel van de rechtbank
8.4.1. 3
3 september 2022 (feiten 1, 2, 3 en 5)
8.4.1.1. Materiële schade
Vaststaat dat aan de benadeelde partij als gevolg van de bewezen verklaarde feiten rechtstreeks materiële is toegebracht. Naar het oordeel van de rechtbank komt de gevorderde materiële schade tot een bedrag van in totaal € 985,00 voor vergoeding in aanmerking. Dit zal hieronder worden toegelicht.
Eigen risico zorgkosten
De gevorderde schadevergoeding die ziet op verbruikt eigen risico voor zorgkosten (€ 385,00) zal worden toegewezen. De geleden schade is voldoende onderbouwd met stukken, zoals een verwijsbrief voor een psychologische behandeling en een declaratieoverzicht van de zorgkosten. Uit de stukken blijkt dat de geleden schade rechtstreeks verband houdt met de bewezen verklaarde feiten.
iPhone en iPad
De gevorderde schade die ziet op de weggenomen iPhone en iPad zal gedeeltelijk worden toegewezen. Bij het bepalen van de hoogte van de schade zal de rechtbank gebruikmaken van haar schattingsbevoegdheid omdat uit de stukken niet blijkt wanneer deze goederen zijn aangeschaft. De rechtbank waardeert de schade voor beide goederen op in totaal € 600,00 en zal deze vordering voor het overige niet-ontvankelijk verklaren.
Tas en portemonnee
De benadeelde partij komt niet in aanmerking voor vergoeding van schade voor de diefstal van een tas (€ 1.910,00) en een portemonnee (€ 1.000,00) van het merk Louis Vuitton, omdat niet gebleken is van een direct verband met de bewezen verklaarde feiten. Dit onderdeel van de vordering tot vergoeding van materiële schade wordt afgewezen.
Rolex horloge
De benadeelde partij wordt niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering die ziet op gevorderde kosten voor het weggenomen horloge. De verdediging heeft dit onderdeel van de vordering – waaronder de echtheid van de Rolex – gemotiveerd betwist. De benadeelde partij heeft onvoldoende gesteld tegenover die betwisting. Zo kan niet worden vastgesteld dat het door de benadeelde partij overhandigde certificaat ziet op het bij hem weggenomen horloge. Ook zijn er geen aankoopbewijzen overgelegd.
Gederfde inkomsten
Daarnaast wordt de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering die ziet op gevorderde schade wegens gemiste inkomsten. Dit onderdeel van de vordering is, mede gelet op de gemotiveerde betwisting door de verdediging, onvoldoende onderbouwd.
8.4.1.2. Immateriële schade
De benadeelde partij heeft, op grond van artikel 6:106, eerste lid van het Burgerlijk Wetboek (BW), recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade. Op grond van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden, zoals weergegeven in paragraaf 6.3, en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, begroot de rechtbank de immateriële schade naar billijkheid op € 2.500,00.
Voor het overige zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering tot vergoeding van immateriële schade.
8.4.2. 15
15 september 2022 (feit 4)
De benadeelde partij heeft als gevolg van de bewezen verklaarde mishandeling immateriële schade geleden (ex artikel 6:106 BW). Op grond van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden (in paragraaf 6.3), de ernst van het bij hem vastgestelde letsel en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, vindt de rechtbank het gevorderde bedrag van € 400,00 toewijsbaar.
8.4.3.
Conclusie
Verdachte moet de benadeelde partij [slachtoffer] een schadevergoeding betalen van in totaal € 3.885,00, bestaande (ten aanzien van de feiten 1, 2, 3 en 5) voor € 985,00 uit materiële schade en voor € 2.500,00 uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan (3 september 2022) en bestaande (ten aanzien van feit 4) voor € 400,00 uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan (15 september 2022).
8.4.4.
Hoofdelijk
De betalingsverplichting wordt hoofdelijk aan verdachte en zijn mededaders opgelegd, omdat verdachte de feiten samen hen heeft gepleegd. Voor de schadevergoeding ten aanzien van de feiten 1, 2, 3 en 5 zijn dat [medeverdachte 4] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 6] , en [medeverdachte 7] . Voor de schadevergoeding ten aanzien van feit 4 zijn dat de tot op heden onbekend gebleven medeverdachten. Verdachte en zijn mededaders zijn ieder afzonderlijk verplicht om het totale bedrag aan de benadeelde partij te betalen, tenzij een van de anderen het hele bedrag al heeft betaald.
8.4.5.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal ten behoeve van de benadeelde partij, als extra waarborg voor betaling, de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast van maximaal 48 dagen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36f, 47, 55, 56, 57, 141, 282, 284 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissingen.
Verklaart het tenlastegelegde onder
feiten 1 primair, 2 primair, 3 en 5 primairniet bewezen en
spreektverdachte daarvan
vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde onder feiten 1 subsidiair, 2 subsidiair, 4 en 5 subsidiair heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
feiten 1 subsidiair, 2 subsidiair en 5 subsidiair:
eendaadse samenloop van:
medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven
en
medeplegen van een ander door enige andere feitelijkheid, gericht tegen die ander, wederrechtelijk dwingen iets te doen
en;
voortgezette handeling van:
medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden
en
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen
feit 4:
medeplegen van mishandeling
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
34 (vierendertig) maanden.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Gelast de
teruggave aan verdachtevan:
1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: PL1300-AD2R022097_738168, Iphone)
Wijst
ten aanzien van de feiten 1, 2, 3 en 5de vordering van de
benadeelde partij [slachtoffer]toe tot een bedrag van
€ 985,00 (negenhonderdvijfentachtig euro)aan vergoeding van materiële schade en
€ 2.500,00 (tweeduizendvijfhonderd euro)aan vergoeding van immateriële schade. De schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten vanaf 3 september 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt ten aanzien van de feiten 1, 2, 3 en 5 verdachte hoofdelijk tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer] , behalve voor zover deze vordering al door of namens anderen is betaald.
Wijst
ten aanzien van feit 4de vordering van de
benadeelde partij [slachtoffer]toe tot een bedrag van
€ 400,00 (vierhonderd euro)aan vergoeding van immateriële schade. De schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten vanaf 15 september 2019, tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt ten aanzien van feit 4 verdachte hoofdelijk tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer] , behalve voor zover deze vordering al door of namens anderen is betaald
Veroordeelt verdachte voorts (ten aanzien van de feiten 1 tot en met 5) in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Wijstde vordering tot vergoeding van
materiële schade afvoor een bedrag van
€ 2.910,00 (tweeduizendnegenhonderdtien euro).
Verklaart de benadeelde partij voor het
overige niet-ontvankelijkin zijn vordering tot vergoeding.
Legt verdachte de hoofdelijke verplichting op
ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 3.885,00 (drieduizendachthonderdvijfentachtig euro)te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten voor een bedrag van € 3.485,00 vanaf 3 september 2022 en voor een bedrag van € 400,00 vanaf 15 september 2019, tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 48 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte of een van zijn mededaders aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde partij vervalt.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Smit, voorzitter,
mrs. G.M. van Dijk en E. Slager, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K.P.M. Smeets, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 8 maart 2024.