3.3.3.Verklaringen van [slachtoffer] en verdachte
Verklaringen van [slachtoffer]
heeft diverse malen een verklaring afgelegd bij de politie. In grote lijnen komen de verklaringen van [slachtoffer] op het volgende neer. [slachtoffer] heeft verdachte in de auto gepijpt. Daarna hebben zij zich naar de achterbank van de auto verplaatst en hebben er verdere seksuele handelingen, namelijk vingeren, beffen en penetratie met de penis (zonder condoom), plaatsgevonden. [slachtoffer] heeft steeds verklaard dat (een deel van) die seksuele handelingen tegen haar wil hebben plaatsgevonden, waarbij zij wisselend heeft verklaard over – onder meer – de mate van dwang die verdachte zou hebben toegepast en over waarom de seks uiteindelijk is gestopt.
Verklaringen van verdachte
Verdachte heeft verklaard dat hij [slachtoffer] er, vanaf het moment dat hij haar zag, heel jong uit vond zien. Hij dacht meteen: ‘he, er klopt iets niet’. Er hebben volgens hem die avond wel seksuele handelingen plaatsgevonden, maar daarbij is geen sprake geweest van enige dwang. Volgens verdachte is [slachtoffer] in de auto begonnen over seks. In de parkeergarage kwam [slachtoffer] bij hem zitten en zei ze “Laat me je pijpen”. Verdachte zou tegen haar hebben gezegd dat zij moest stoppen omdat hij het gevoel had dat ze loog over haar leeftijd, maar omdat [slachtoffer] bleef volhouden dat ze 18 jaar was, is zij voorin de auto begonnen met het pijpen van verdachte. Vervolgens zijn ze – op verzoek van [slachtoffer] – naar de achterbank verplaatst zodat ze meer ruimte hadden. Terwijl zij hem achter in de auto aan het pijpen was, lag zijn hand op haar dijen. Omdat zijn penis niet hard werd zei [slachtoffer] dat hij haar mocht vingeren, waarna hij zijn vinger in haar vagina heeft gestopt. Verdachte heeft verder bij de politie, nadat de politie hem voorhield dat er DNA-onderzoek zou worden gedaan, bekend dat hij [slachtoffer] ook nog heeft gebeft omdat zij dat wilde. Volgens verdachte is hij gestopt met beffen toen hij aan de vagina van [slachtoffer] zag dat die er jong uit zag. Verdachte heeft zowel bij de politie als op de zitting ontkend dat hij [slachtoffer] heeft gepenetreerd met zijn penis. Tenslotte heeft verdachte ter zitting verklaard dat hij [slachtoffer] in eerste instantie thuis wilde brengen, maar dat hij zo boos was dat zij had gelogen over haar leeftijd dat hij haar ergens op straat in Amsterdam heeft afgezet.
3.3.4.Beoordeling van feiten 1 en 2
Uit het voorgaande volgt dat verdachte een bekennende verklaring heeft afgelegd over het feit dat hij met (de destijds 13-jarige) [slachtoffer] seksuele handelingen heeft verricht, bestaande uit pijpen, beffen en vingeren. Verdachte ontkent echter dat hij [slachtoffer] vaginaal heeft gepenetreerd met zijn penis. Ook ontkent hij dat hij [slachtoffer] op enige wijze heeft gedwongen tot de seksuele handelingen.
De rechtbank gaat hierna allereerst in op de vraag of bewezen kan worden dat verdachte [slachtoffer] heeft gedwongen tot seksuele handelingen, zoals tenlastegelegd onder feit 1 (verkrachting). Daarna gaat de rechtbank in op de bewezenverklaring van feit 2 en de vraag of bewezen kan worden verklaard dat verdachte [slachtoffer] met zijn penis vaginaal heeft gepenetreerd, zoals ook opgenomen in de laatste twee gedachtestreepjes onder feit 2.
Is er sprake geweest van dwang?
Om tot een bewezenverklaring van verkrachting (feit 1) te komen, moet worden vastgesteld dat verdachte door (bedreiging met) geweld of door (bedreiging met) een andere feitelijkheid [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die (mede) hebben bestaan uit het seksueel binnendringen van haar lichaam.
Het begrip ‘feitelijkheid’ wordt ruim uitgelegd, waarbij gedacht kan worden aan het door de verdachte onder andere aanwenden van gezag of overwicht, het uitoefenen van een zodanige psychische druk of het slachtoffer in een zodanige afhankelijkheidssituatie brengen, dat het slachtoffer zich daardoor naar redelijke verwachting niet tegen de betreffende handelingen van de verdachte heeft kunnen verzetten. Van dwang door een feitelijkheid kan ook worden gesproken als de verdachte het slachtoffer in een zodanige, door hem opzettelijk veroorzaakte, (bedreigende) situatie heeft gebracht dat het slachtoffer zich naar redelijke verwachting niet aan die handelingen heeft kunnen onttrekken.
In het onderhavige geval is verdachte tenlastegelegd dat hij [slachtoffer] zowel door geweld als door een andere feitelijkheid heeft gedwongen tot de seksuele handelingen, onder meer door misbruik te maken van het uit de feitelijke verhoudingen voortvloeiende overwicht van verdachte (gezien het leeftijdsverschil), het laten plaatsnemen van [slachtoffer] op de achterbank terwijl zij dat niet wilde en het vervolgens vasthouden van haar haar en duwen van haar hoofd richting zijn penis.
Om te kunnen beoordelen of bewezen kan worden dat [slachtoffer] door verdachte is gedwongen tot het ondergaan van de seksuele handelingen, zoals [slachtoffer] heeft verklaard, ziet de rechtbank zich voor de vragen gesteld of de verklaringen van [slachtoffer] betrouwbaar zijn en of deze in voldoende mate steun vinden in ander bewijsmateriaal.
Betrouwbaarheid verklaringen [slachtoffer]
Voor de beoordeling van de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer] is het van belang of zij gedetailleerd en consistent heeft verklaard.
De rechtbank stelt allereerst vast dat de verklaringen van [slachtoffer] gedetailleerd zijn en dat zij op hoofdlijnen steeds heeft verklaard dat er sprake is geweest van seksuele handelingen bestaande uit pijpen, vingeren, beffen en penetratie met de penis. Ook heeft zij steeds verklaard dat (in ieder geval een deel van) die seksuele handelingen tegen haar wil hebben plaatsgevonden. In zoverre heeft zij consistent verklaard.
De rechtbank is echter van oordeel dat de verklaringen van [slachtoffer] op een aantal belangrijke punten – die de kern van de beschuldiging raken – tegenstrijdig zijn. Zo heeft [slachtoffer] in eerste instantie tegenover de politie verklaard dat verdachte eenmaal in de parkeergarage aan haar vroeg of zij op de achterbank wilde zitten omdat hij haar iets wilde laten zien. Toen [slachtoffer] zei dat ze dat niet wilde heeft verdachte haar aan haar armen vastgepakt, waardoor ze wel naar de achterbank is gegaan. Ook zou verdachte haar op enig moment bij haar keel hebben gegrepen. Op de achterbank zou verdachte hebben gezegd dat zij hem moest pijpen. [slachtoffer] gaf aan dat zij dit niet wilde dit en toen zou verdachte haar bij haar hoofd en haren hebben gepakt en haar hoofd richting zijn penis hebben geduwd. Tijdens het informatief gesprek zeden en in een later verhoor heeft [slachtoffer] hierover andersluidend verklaard. Zo verklaart zij dat zij verdachte voorin de auto vrijwillig heeft gepijpt, dat zij vervolgens (vrijwillig) met hem naar de achterbank is verplaatst en hem daar – wederom vrijwillig – nog een aantal minuten heeft gepijpt. Zij wilde op enig moment stoppen, maar dat mocht van verdachte niet meer, waarna er nog seksuele handelingen onder dwang plaatsvonden. In haar laatste verhoor verklaart zij niet helder over het pijpen en zegt zij dat zij op de achterbank van de auto is beland omdat verdachte ‘een beetje boos’ keek en zij het idee had dat ze dat moest doen.
Verder bevatten de verklaringen van [slachtoffer] tegenstrijdigheden met betrekking tot hoe de penetratie met de penis zou hebben plaatsgevonden. Zo heeft zij in eerste instantie verklaard dat verdachte eerst zijn penis een klein beetje in haar vagina stopte en toen helemaal, voor 10 of 20 seconden. In een later verhoor vertelde zij dat verdachte (alleen) een beetje in haar vagina is gekomen met zijn penis.
Ten slotte heeft [slachtoffer] wisselend verklaard over hoe de seks is gestopt. Zo heeft zij in eerste instantie verklaard dat het is gestopt omdat zij een smoes had gebruikt, namelijk dat haar neef haar had geappt en dat ze toen weg kon. Later heeft zij verklaard dat de seks is gestopt toen haar neef haar belde. In haar meest recente verhoor, enkele maanden na het incident, heeft zij tegen de politie verteld dat het stopte omdat zij werd gebeld door een vriend van haar en dat ze toen uit de auto is gestapt met de telefoon in haar hand.
De rechtbank is van oordeel dat het voorgaande geen tegenstrijdigheden op detailniveau betreft, maar dat het gaat om essentiële onderdelen van de verklaringen die met name zien op het element dwang.
Dit betekent niet dat de verklaringen van [slachtoffer] daarmee meteen onbetrouwbaar zijn, maar wel dat behoedzaamheid bij het gebruik daarvan is geboden. Gelet daarop zal de rechtbank de verklaringen van [slachtoffer] alleen voor (de waardering van) het bewijs gebruiken, indien en voor zover deze verklaringen voldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal.
De rechtbank vindt op grond van de verklaring van verdachte, de uitkomsten van het DNA-onderzoek en de verklaringen van [slachtoffer] bewezen dat er seksuele handelingen hebben plaatsgevonden, maar kan gelet op het voorgaande niet vaststellen dat de seksuele handelingen met dwang hebben plaatsgevonden. Het enkele leeftijdsverschil en een mogelijk daaruit voortvloeiend overwicht van verdachte is daarvoor naar het oordeel van de rechtbank niet voldoende, terwijl voor de overige ten laste gelegde dwangmiddelen geldt dat daarvan alleen blijkt uit de verklaringen van [slachtoffer] . Hoewel de rechtbank in het dossier (en in het bijzonder in de door de getuige waargenomen gemoedstoestand van [slachtoffer] nadat zij de auto uitstapt) aanwijzingen ziet dat er in de auto iets heeft plaatsgevonden wat [slachtoffer] niet heeft gewild en de verklaring van verdachte minst genomen ook vragen oproept, levert dit naar het oordeel van de rechtbank niet de hiervoor bedoelde steun op en is dit onvoldoende om vast te stellen dat zij daartoe is gedwongen.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank niet bewezen dat verdachte [slachtoffer] heeft verkracht. Verdachte zal dan ook worden vrijgesproken van feit 1.
Op basis van de bekennende verklaring van verdachte, de uitkomsten van het DNA-onderzoek en de verklaring van [slachtoffer] stelt de rechtbank – met de raadsman en officier van justitie – vast dat er tussen verdachte en (de destijds 13-jarige) [slachtoffer] ontuchtige handelingen hebben plaatsgevonden. Deze handelingen hebben mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer] . Verdachte is namelijk met zijn vinger en tong binnengedrongen in de vagina van [slachtoffer] . Ook kan naar het oordeel van de rechtbank worden bewezen dat [slachtoffer] verdachte heeft gepijpt.
Zoals de rechtbank hiervoor uiteen heeft gezet, gebruikt zij de verklaringen van [slachtoffer] alleen voor (de waardering van) het bewijs indien en voor zover deze verklaringen voldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. Verdachte heeft van meet af aan ontkend dat hij haar heeft gepenetreerd. Ook toen hij tijdens het politieverhoor door de verbalisanten werd geconfronteerd met het feit dat er DNA-onderzoek zou plaatsvinden, bekende hij weliswaar (alsnog) dat hij haar vagina had gelikt, maar hij bleef ontkennen dat hij haar had gepenetreerd. De uitkomsten van het DNA-onderzoek sluiten vaginale penetratie naar het oordeel van de rechtbank niet uit, maar ondersteunen de vaginale penetratie evenmin. Er is immers in de bemonstering ‘diep vaginaal’ geen aanwijzing verkregen voor de aanwezigheid van Y-chromosomaal (mannelijk) DNA en in geen van de bemonsteringen waren er aanwijzingen voor de aanwezigheid van spermavloeistof en zijn geen spermacellen waargenomen. De rechtbank zal verdachte hiervan dan ook partieel vrijspreken.
Voor zover verdachte heeft verklaard dat hij in eerste instantie niet wist dat [slachtoffer] 13 jaar oud was, is de rechtbank van oordeel dat dit voor de strafbaarheid van verdachte niet van belang is omdat de leeftijd in artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht een geobjectiveerd bestanddeel is.
Gelet op het voorgaande kan feit 2, met uitzondering van het in de vagina brengen/houden/bewegen van de penis, wettig en overtuigend bewezen worden verklaard.
Omdat verdachte het tenlastegelegde feit 2 heeft bekend en de raadsman geen vrijspraak
heeft bepleit voor dat deel van de tenlastelegging dat de rechtbank bewezen acht, kan ingevolge artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering worden volstaan met een opgave van de gebruikte bewijsmiddelen, die zijn opgenomen in
bijlage IIdie aan dit vonnis is gehecht en als hier ingelast geldt. Gelet op de standpunten van de officier van justitie en de raadsman behoeft dit oordeel geen verdere motivering.