ECLI:NL:RBAMS:2024:13

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 januari 2024
Publicatiedatum
2 januari 2024
Zaaknummer
13/196752-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor witwassen van bij aanhouding aangetroffen telefoons en vrijspraak voor andere witwasdelicten

Op 2 januari 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van witwassen. De zaak betreft de aanhouding van de verdachte op 5 augustus 2023, waarbij meerdere telefoons en andere voorwerpen in zijn bezit werden aangetroffen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van de telefoons die bij zijn aanhouding zijn gevonden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wist dat deze telefoons afkomstig waren uit een misdrijf, aangezien een van de telefoons van een aangever was die aangifte had gedaan van diefstal. De verdachte had aanvankelijk verklaard de telefoons op de grond te hebben gevonden, maar wijzigde zijn verklaring later naar het kopen van de telefoons van een onbekende man. De rechtbank achtte deze verklaring ongeloofwaardig en concludeerde dat de verdachte niet kon aantonen dat de telefoons een legale herkomst hadden.

Daarnaast sprak de rechtbank de verdachte vrij van het witwassen van andere voorwerpen, zoals telefoons die in hotels waren aangetroffen, een gouden oorbel en Apple Airpods. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van deze voorwerpen en dat ze uit een misdrijf afkomstig waren. De rechtbank legde een gevangenisstraf van twee maanden op, rekening houdend met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan. De rechtbank benadrukte dat witwassen een ernstige bedreiging vormt voor de legale economie en de integriteit van het financiële verkeer aantast.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/196752-23
Datum uitspraak: 2 januari 2024
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1986,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd in de [P.I.] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 19 december 2023. Verdachte was bij de behandeling van zijn zaak aanwezig.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. P. van Laere, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. J.T. Brassé, die waarneemt voor mr. A Zeeman, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich in de periode van 4 tot en met 6 augustus 2023 in Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van het (schuld)witwassen van 47 telefoons, meerdere geldbedragen, een goudkleurige oorbel en Apple Airpods.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in bijlage 1 die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het met opzet witwassen van de ten laste gelegde geldbedragen en voorwerpen. Op basis van het dossier kan het vermoeden worden vastgesteld dat deze bedragen en voorwerpen – onmiddellijk of middellijk – uit misdrijf afkomstig zijn. De verklaring die verdachte heeft gegeven voor de voorwerpen die hij tijdens zijn aanhouding bij zich heeft gedragen is ongeloofwaardig. Ten aanzien van de in de hotels aangetroffen voorwerpen kan op basis van het dossier worden vastgesteld dat verdachte nauw en bewust heeft samengewerkt met een of meer anderen en dus als medepleger kan worden aangemerkt.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de op de tenlastelegging vermelde telefoon met goednummer 6377498 heeft de raadsvrouw zich aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd.
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat verdachte van de overige op de tenlastelegging vermelde voorwerpen dient te worden vrijgesproken. Allereerst kan op basis van het dossier niet worden vastgesteld dat de voorwerpen die bij de medeverdachten zijn aangetroffen aan verdachte gelinkt kunnen worden. Gelet op het inkomen van verdachte, is van de geldbedragen, de oorbel en de Airpods niet gebleken dat zij – onmiddellijk of middellijk – uit enig misdrijf afkomstig zijn. Indien de rechtbank hier anders over denkt, heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de verklaringen van verdachte over zijn inkomen niet door het Openbaar Ministerie zijn onderzocht en dat de legale herkomst van deze voorwerpen om die reden niet kunnen worden uitgesloten. Verder kan ten aanzien van de in het [hotel 1] aangetroffen telefoon niet worden vastgesteld dat verdachte tegelijkertijd met deze telefoon in de hotelkamer is geweest en kan het enkele aantreffen van de telefoon in een ruimte waar verdachte verblijft – onder verwijzing naar jurisprudentie – niet zonder meer tot een veroordeling voor het voorhanden hebben van die telefoon leiden. Tot slot kan niet worden bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het ten laste gelegde medeplegen, nu niet is gebleken van opzet op het gronddelict of een bijdrage aan het ten laste gelegde feit van voldoende gewicht.
Subsidiair heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken, nu enkel eenvoudig witwassen bewezen zou kunnen worden. Dit is niet aan verdachte ten laste gelegd.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Vrijspraak van het witwassen van de telefoons in de hotels, de geldbedragen, de gouden oorbel en de Airpods
De rechtbank spreekt verdachte vrij van het witwassen van de 35 telefoons die in een hotelkamer van het [hotel 2] in Amsterdam zijn aangetroffen, alsook van de telefoon die in een hotelkamer in het [hotel 1] in Amsterdam is aangetroffen. De rechtbank is – met de raadsvrouw – van oordeel dat niet kan worden bewezen dat verdachte de telefoons voorhanden heeft gehad of daarmee andere witwashandelingen heeft verricht. Daarvoor moet verdachte namelijk wetenschap hebben gehad van de aanwezigheid van de telefoons en daarover hebben kunnen beschikken.
Verdachte heeft verklaard dat hij de hotelkamer in het [hotel 1] heeft gereserveerd. Hij is op 6 augustus 2023 kort op de hotelkamer geweest, maar is daar niet door de politie aangetroffen op het moment dat de telefoon daar is gevonden. Het enkele feit dat verdachte in deze hotelkamer heeft verbleven, is onvoldoende om te kunnen vaststellen dat hij ook wetenschap had van de telefoon die daar is aangetroffen.
Ten aanzien van de hotelkamer in het [hotel 2] is uit het onderzoek gebleken dat bij de reservering van deze hotelkamer een telefoonnummer is opgegeven, dat aan verdachte wordt toegeschreven. Datzelfde telefoonnummer is ook bij de reservering van de hotelkamer in het [hotel 1] gebruikt, enig ander verband tussen verdachte en de hotelkamer in het [hotel 2] en de personen die de kamer(s) gebruiken heeft de rechtbank niet kunnen vaststellen.
Verdachte heeft altijd ontkend wetenschap te hebben gehad van de telefoons die op beide hotelkamers zijn aangetroffen. Nu het dossier ook verder geen aanwijzingen bevat dat verdachte daarvan op de hoogte is geweest en nader onderzoek daarnaar niet is verricht, dient vrijspraak voor de daar aangetroffen goederen te volgen.
In de hotelkamer in het [hotel 1] is ook nog een geldbedrag van € 2.350,- aangetroffen. Van dit geldbedrag, waarvan verdachte heeft verklaard dat het zijn geld is, vindt de rechtbank dat niet kan worden bewezen dat een vermoeden bestaat dat het niet anders kan zijn dan dat het bedrag – middellijk of onmiddellijk – van misdrijf afkomstig is. Verdachte zal daarom ook worden vrijgesproken van het witwassen van dit geldbedrag. De rechtbank heeft overigens niet kunnen vaststellen dat dit geldbedrag van de verdachte is.
In het [hotel 2] is onder medeverdachte [medeverdachte] een geldbedrag van € 630,- in beslag genomen, waarvan het witwassen ook aan verdachte is ten laste gelegd. Medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard dat het zijn vakantiegeld betreft. De rechtbank is van oordeel dat ook ten aanzien van dit geldbedrag niet is gebleken dat een gerechtvaardigd vermoeden bestaat dat het niet anders kan dan dat het – middellijk of onmiddellijk – van misdrijf afkomstig is. Verdachte zal van dit deel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Tot slot zijn tijdens de aanhouding van verdachte een geldbedrag van € 707,00,-, een gouden oorbel en Airpods aangetroffen. De rechtbank is van oordeel dat ten aanzien van dit geldbedrag en deze voorwerpen niet is gebleken dat een gerechtvaardigd vermoeden bestaat dat het niet anders kan dan dat zij – middellijk of onmiddellijk – van misdrijf afkomstig zijn. Verdachte zal ook van deze delen van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
3.3.2.
Bewezenverklaring van het witwassen van de bij de aanhouding aangetroffen telefoons
Bij het beantwoorden van de vraag of verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het witwassen van de bij zijn aanhouding aangetroffen telefoons, stelt de rechtbank het volgende voorop.
Voor een bewezenverklaring van het in de delictsomschrijving van artikel 420bis, eerste lid, onder b van het Wetboek van Strafrecht opgenomen bestanddeel ‘afkomstig uit enig misdrijf’, is niet vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het desbetreffende voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Wel is voor een veroordeling ter zake van dit wetsartikel vereist dat is komen vast te staan dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf. Indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen tussen een voorwerp en een bepaald misdrijf, kan niettemin bewezen worden geacht dat een voorwerp ‘uit enig misdrijf’ afkomstig is, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het in de tenlastelegging genoemde voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
Als uit het door het openbaar ministerie aangedragen bewijs feiten en omstandigheden kunnen worden afgeleid die van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het voorwerp. Indien de verdachte een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring heeft gegeven over de herkomst van het voorwerp, dan ligt het vervolgens op de weg van het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te doen naar de, uit de verklaringen van verdachte blijkende, alternatieve herkomst van het voorwerp. Uit de resultaten van een dergelijk onderzoek zal moeten blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het voorwerp waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst heeft en dat dus een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
Op 5 augustus 2023 omstreeks 02:46 uur is de verbalisant door een man aangesproken, die zei dat in de horecagelegenheid [restaurant] in Amsterdam een man en vrouw lopen, die geld en telefoons wegpakken bij andere personen. Op verzoek van de verbalisant is de bedoelde man door de beveiliger van [restaurant] naar buiten gebracht. Dit blijkt verdachte te zijn. Wanneer verdachte vervolgens op verzoek van de verbalisant zijn identiteitsbewijs uit zijn tas pakt, ziet de verbalisant in deze tas meerdere telefoons liggen, waarover verdachte heeft verklaard dat hij ze op de grond heeft gevonden.
Een van deze telefoons blijkt van aangever [aangever] te zijn. Uit de aangifte van [aangever] is gebleken dat de telefoon op 5 augustus rond 02:00 uur is gestolen. Verdachte is op 5 augustus om 03:05 uur aangehouden.
Gelet op deze feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat een vermoeden bestaat dat ook de overige in de tas van verdachte aangetroffen telefoons uit misdrijf afkomstig zijn. Van verdachte mag daarom worden verlangd dat hij een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft over de herkomst van de telefoons.
In eerste instantie heeft de verdachte ten aanzien van de telefoons verklaard dat hij deze op de grond gevonden heeft. Tijdens de zitting heeft de verdachte zijn verklaring aangepast en stelt hij dat hij de telefoons een half uur voordat hij is aangehouden op straat heeft gekocht van een hem onbekende man voor een bedrag van ongeveer € 500,-.
Gelet op de omstandigheid waarop de verdachte die nacht bij de politie in beeld komt, het korte tijdsverloop tussen het wegnemen van de telefoon van aangever [aangever] en het aantreffen van deze telefoon in de tas van de verdachte en de aanpassing in zijn verklaring, is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van verdachte over de onder hem aangetroffen telefoons als ongeloofwaardig ter zijde moet worden gesteld. De rechtbank stelt vast dat de verdachte geen concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand volstrekt onwaarschijnlijke verklaring heeft afgelegd over de herkomst van de aangetroffen goederen.
Gelet op al het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan dan dat de telefoons – onmiddellijk – uit enig misdrijf afkomstig zijn en dat verdachte dit heeft geweten. Daarmee heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het primair ten laste gelegde opzettelijk witwassen van de tijdens zijn aanhouding bij hem aangetroffen telefoons. Het verweer van de raadsvrouw, dat enkel eenvoudig witwassen kan worden bewezen, wordt daarmee verworpen.
3.4.
De bewijsmiddelen
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte:
op 5 augustus 2023 te Amsterdam voorwerpen, te weten telefoons,
Goednummer: 6377493
Goednummer: 6377494
Goednummer: 6377498 Aangever: [aangever] Aangifte:PL1300-2023177219-2
Goednummer: 6377499
Goednummer: 6377500
Goednummer: 6377506
voorhanden heeft gehad terwijl hij wist dat die voorwerpen onmiddellijk afkomstig waren uit enig misdrijf.

5.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte feit wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 40 maanden, met aftrek van voorarrest.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht om, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf waarbij het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de duur van het voorarrest. Eventueel kan daarnaast aan verdachte een voorwaardelijk strafdeel worden opgelegd.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan witwassen, door zes telefoons die uit misdrijf afkomstig zijn voorhanden te hebben gehad. Witwassen vormt een ernstige bedreiging van de legale economie, tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan en heeft een ontwrichtende werking op de samenleving. De rechtbank neemt verdachte zijn handelen zeer kwalijk.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. De rechtbank heeft daarbij aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten, die de rechtbanken en gerechtshoven onderling hebben afgesproken.
Anders dan de officier van justitie, zoekt de rechtbank aansluiting bij het oriëntatiepunt voor fraudedelicten. Verdachte wordt immers veroordeeld voor het witwassen van voornoemde voorwerpen en niet voor diefstal. Bij fraudedelicten met een benadelingsbedrag tot € 10.000,- wordt doorgaans een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 1 week tot 2 maanden opgelegd, al dan niet in combinatie met een taakstraf. De rechtbank zal een dergelijke straf als uitgangspunt nemen.
Het strafblad van verdachte van 14 november 2023, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor strafbare feiten is veroordeeld, heeft de strafoplegging niet beïnvloed.
Tot slot heeft de rechtbank rekening gehouden met de proceshouding van verdachte. Verdachte heeft in aanloop naar en tijdens de zitting geen verantwoordelijkheid willen nemen voor zijn daden. Bij het bepalen van de op te leggen straf rekent de rechtbank dit in strafverzwarende zin mee.
Alles afwegend, zal de rechtbank aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. Nu verdachte van een aanzienlijk deel van de tenlastelegging wordt vrijgesproken en de rechtbank een ander oriëntatiepunt als uitgangspunt neemt, zal van de vordering van de officier van justitie worden afgeweken.
De rechtbank acht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden, met aftrek van voorarrest, passend en geboden.

8.Beslag

Onder verdachte zijn, blijkens de tijdens de zitting overlegde en als bijlage 2 aan dit vonnis gehechte beslaglijst, verschillende voorwerpen in beslag genomen.
Teruggave aan verdachte
Van de onder 15 op de beslaglijst vermelde oorbel, de onder 17 vermelde Airpods en de onder 18 vermelde Prada-tas is voldoende aannemelijk geworden dat deze goederen verdachte toebehoren. Dit geldt ook voor de geldbedragen met de goednummers 6377513, 6377514, 6377516. 6377519, 6377521, 6377523, 6377524, 6377517 en 6377518, nu voldoende aannemelijk is geworden dat deze geldbedragen voor de vakantie-uitgaven van verdachte waren bestemd. Van al deze goederen zal de rechtbank de teruggave aan verdachte gelasten.
Bewaring ten behoeve van de rechthebbende
Van de onder 11 tot en met 14 op de beslaglijst vermelde telefoons, de onder 16 vermelde tas, het onder 20 vermelde aluminium en de geldbedragen met goednummers 6381655, 6377593 en 6379540, kan niet worden vastgesteld aan wie zij toebehoren, zodat de rechtbank de bewaring zal gelasten ten behoeve van de redelijkerwijs als rechthebbende aan te merken personen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op artikel 420bis van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
witwassen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 2 (twee) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde
voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf
in mindering zal worden gebracht.
Ten aanzien van de in beslag genomen voorwerpen:
Gelast de teruggave aan verdachte van:
  • 1 STK Oorbel (6377525, Goudkleurig);
  • 1 STK Koptelefoon (6377529, Apple Airpods);
  • 1 STK Tas (6377534, Prada);
  • 700 EUR (6377513);
  • 2 EUR (6377514);
  • 1 EUR (6377516);
  • 0,5 EUR (6377519);
  • 5 EUR (6377521);
  • 0,3 EUR (6377523);
  • 0,05 EUR (6377524);
  • 3,75 EUR (6377517; tegenwaarde van 4 USD);
  • 4,69 EUR (6377518; tegenwaarde van 5 USD);
  • 5 EUR (6377521A; restbedrag van goednummer 6377521).
Gelast de bewaring ten behoeve van de redelijkerwijs als rechthebbende aan te merken persoon van:
  • 1 STK GSM (6377493, Xiaomi);
  • 1 STK GSM (6377494, Apple Iphone);
  • 1 STK GSM (6377495, Apple Iphone);
  • 1 STK GSM (6377499, Apple Iphone);
  • 1 STK Tas (6377532, Zara);
  • 1 STK Aluminium (6377597);
  • 3 STK Papier (6381655; 3x half biljet 5,00 euro)
  • 100 EUR (6377593);
  • 2250 EUR (6379540).
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.J.R.M. Vermolen, voorzitter,
mrs. A.W.T. Klappe en N.T. Arnoldussen, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. J.M. Esschendal en I. van Heusden, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 2 januari 2024.
[....]
[....]
[....]
[....]