In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 20 februari 2024 uitspraak gedaan over de vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling van een 40-jarige man, die lijdt aan een schizoaffectieve stoornis en een antisociale persoonlijkheidsstoornis. De man is als ongewenst vreemdeling verklaard en verblijft momenteel in een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC). De officier van justitie heeft verzocht om de terbeschikkingstelling met twee jaar te verlengen, maar de rechtbank heeft besloten om deze met één jaar te verlengen, om de voortgang van de repatriëring en medicatie-inname te kunnen beoordelen.
De rechtbank heeft de terbeschikkinggestelde, zijn raadsman en deskundigen gehoord tijdens een openbare zitting. De terbeschikkinggestelde heeft aangegeven mee te willen werken aan zijn repatriëring naar zijn geboorteland, maar er zijn nog geen concrete plannen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man sinds zijn opname in het FPC is verbeterd in zijn gedrag, maar dat er nog steeds psychotische symptomen aanwezig zijn. De behandeling richt zich op het stabiliseren van zijn toestand en het voorkomen van agressie.
De rechtbank heeft het verzoek van de raadsman om de maatregel te beëindigen afgewezen, omdat het recidiverisico buiten het huidige kader hoog is. Ook het verzoek tot aanhouding van de behandeling is afgewezen, omdat dit niet de helderheid zou verschaffen die nodig is. De rechtbank heeft benadrukt dat er bij de volgende verlengingszitting meer concrete informatie moet zijn over de mogelijkheden voor de terbeschikkinggestelde in zijn geboorteland en over het medicatiebeleid.