ECLI:NL:RBAMS:2024:1273

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 maart 2024
Publicatiedatum
6 maart 2024
Zaaknummer
C/13/734824 / HA ZA 23-545
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding onder CAR-verzekering wegens achterblijven damwandplanken

In deze zaak vordert de besloten vennootschap HOGE RIJNDIJK B.V. dat de rechtbank de naamloze vennootschap ALLIANZ BENELUX N.V. en andere verzekeraars verplicht om dekking te verlenen onder een Constructie All Risk Projectverzekering (CAR-verzekering) voor schade die is ontstaan doordat een deel van de damwandplanken bij het bouwproject "Aquamarijn" niet uit de grond kon worden verwijderd. De rechtbank heeft op 6 maart 2024 uitspraak gedaan in deze zaak, die naar de rechtbank Amsterdam was verwezen vanuit de rechtbank Overijssel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de schade die Hoge Rijndijk heeft geleden, niet onder de dekking van de CAR-verzekering valt, omdat het achterblijven van de damwandplanken een naar de normale loop van omstandigheden te verwachten gebeurtenis was. Hoge Rijndijk had de schade, die begroot is op € 106.726,21 exclusief btw, gemeld bij de verzekeraars, maar deze hebben dekking afgewezen. De rechtbank heeft Hoge Rijndijk in het ongelijk gesteld en veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 9.773,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Civiel recht
Zaaknummer: C/13/734824 / HA ZA 23-545
Vonnis van 6 maart 2024
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HOGE RIJNDIJK B.V.,
gevestigd te Katwijk,
eisende partij,
hierna te noemen: Hoge Rijndijk,
advocaat: mr. D.G. Lasschuit te Leiden,
tegen

1.de naamloze vennootschapALLIANZ BENELUX N.V.,

gevestigd te Rotterdam,
2. de vennootschap naar buitenlands recht
SWISS RE INTERNATIONAL SE,
gevestigd te Luxemburg (Luxemburg),
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DUPI UNDERWRITING AGENCIES B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
4. de vennootschap naar buitenlands recht
ZURICH INSURANCE PUBLIC LIMITED COMPANY,
gevestigd te 's-Gravenhage,
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: Verzekeraars,
advocaat: mr. O.B. Zwijnenberg te Rotterdam.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het vonnis van 17 mei 2023 van de rechtbank Overijssel, waarbij de zaak naar deze rechtbank is verwezen,
- het oproepingsexploot waarmee de zaak bij deze rechtbank aanhangig is gemaakt,
- de conclusie van antwoord, met één productie,
- het tussenvonnis van 4 oktober 2023 waarbij een mondelinge behandeling is bepaald,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 21 december 2023, met de daarin genoemde stukken.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Hoge Rijndijk houdt zich onder meer bezig met algemene burgerlijke en utiliteitsbouw en de ontwikkeling van bouwprojecten.
2.2.
Hoge Rijndijk heeft via bemiddeling van haar assurantiemakelaar AON bij Verzekeraars een Constructie All Risk Projectverzekering (hierna: CAR-verzekering) afgesloten voor de bouw van 59 appartementen met een ondergrondse parkeergarage en een binnenhaven voor het bouwproject “Aquamarijn” in Zoeterwoude. De verzekeringsovereenkomst is ingegaan op 20 augustus 2018.
2.3.
Op de verzekeringsovereenkomst zijn onder meer de voorwaarden ‘K 070-01 Constructie “All Risks” Verzekering’ (hierna: de polisvoorwaarden) van toepassing. Daarin staat – voor zover van belang – het volgende:
‘Deze overeenkomst beantwoordt aan het vereiste van onzekerheid, als bedoeld in artikel 7:925 Burgerlijk Wetboek (BW) indien en voor zover de door verzekerde of een derde geleden schade op vergoeding waarvan jegens verzekeraar respectievelijk een verzekerde aanspraak wordt gemaakt, het gevolg is van een gebeurtenis waarvan voor partijen ten tijde van het sluiten van de verzekering onzeker was dat daaruit schade voor verzekerde respectievelijk de derde was ontstaan dan wel naar de normale loop van omstandigheden nog zou ontstaan. Het enige gevolg van het ontbreken van onzekerheid is dat de betreffende schade niet is gedekt; de verzekering blijft onverminderd van kracht.
(…)
SECTIE I – HET WERK
14 Verzekerde Interest
Onder verzekerde interest wordt verstaan het werk bestaande uit:
(…)
14.4
hulpmiddelen, eigendom of gehuurd, benodigd voor de uitvoering van het werk zoals (…) damwanden (…).
(…)

15.Dekking

15.1
Omvang van de dekking
Deze verzekering dekt alle materiële schade aan en/of verlies van de verzekerde interesten (waaronder ook te verstaan de in art. 14.4 genoemde hulpmiddelen
indien deze van overheidswege gedwongen in het werk achterblijven), ongeacht of dit is veroorzaakt door de aard of een gebrek van de verzekerde interesten, alsmede vernietiging, dit alles onverschillig hoe ook ontstaan. (…)’
2.4.
Voorafgaand aan de uitvoering van de werkzaamheden is door Geomet een verkennend grondonderzoek uitgevoerd voor het opzetten van een bouwkuip en het aanbrengen van paalfundering. In haar rapport van 1 maart 2017 heeft zij geschreven, voor zover relevant:

Ter plaatse van de belendingen zijn de damwandplanken als verloren te beschouwen. Eventueel kunnen de damwandplanken worden getrokken door middel van statisch trekken. Dit dient echter in het werk te(worden, toevoeging rechtbank)
vastgesteld.
2.5.
Na het uitvoeren van een volledig grondonderzoek heeft Geomet deze tekst herhaald in haar rapport van 4 september 2018.
2.6.
Voor realisatie van het project zijn de bestaande opstallen gesloopt en is de grond bouwrijp gemaakt. Ook is een bouwkuip gemaakt door het in de grond brengen van damwandplanken. In september en oktober 2018 zijn de damwanden in de grond gebracht.
2.7.
In een brief van 4 juli 2019 heeft de gemeente Zoeterwoude erop aangedrongen dat Hoge Rijndijk een aanvullend (geo)rapport aanlevert waarin de resultaten staan van onderzoek naar de mogelijkheid om de damwanden veilig en zonder hinder voor de belendende panden weg te halen. Geomet heeft daarop op 8 en 10 juli 2019 aanvullend geadviseerd. In het aanvullend rapport van 10 juli 2019 staat onder meer:

Inmiddels is gebleken dat als gevolg van de heiwerkzaamheden en damwandvervormingen er schade is opgetreden aan de belendingen. Dit geeft aan dat de situatie kritisch is ten aanzien van vervormingen en trillingen. Derhalve is in ieder geval besloten dat damwanden langs de belendingen Hoge Rijndijk 129 en 131 t/m 139 te laten zitten. Dit geldt eveneens voor de hoek tussen de belendingen Hoge Rijndijk 121 en Hoge Rijndijk 131.
2.8.
Het door de gemeente ingeschakelde Bouwtechnisch Adviesbureau H.C. van der Laken heeft op 9 juli 2019 geschreven dat de damwanden langs de belendingen Hoge Rijndijk 121 tot en met 139 moeten blijven zitten om verdere schade te voorkomen.
2.9.
De gemeente heeft zich geconformeerd aan het advies van Geomet in het rapport van 10 juli 2019 en Hoge Rijndijk heeft de damwanden ter hoogte van de belendingen Hoge Rijndijk 129 tot en met 139 niet getrokken. Zij heeft de daarmee verband houdende schade begroot op € 106.726,21 exclusief btw. Dat zijn de kosten van de damwandplaten, gordingen en een hoeknaald die in het werk zijn achtergebleven en de kosten voor het afsnijden van de damwand en het afvoeren van het overtollige materieel. Ter onderbouwing van de kosten heeft Hoge Rijndijk een factuur overgelegd van W-DAM, het bedrijf dat de damwanden heeft geleverd.
2.10.
Op 4 oktober 2019 heeft Hoge Rijndijk haar schade gemeld bij One Underwriting, een onderdeel van AON. Verzekeraars hebben dekking onder de CAR-verzekering afgewezen.

3.Het geschil

3.1.
Hoge Rijndijk vordert – samengevat – dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
I. voor recht verklaart dat Verzekeraars dekking dienen te verlenen onder de CAR-verzekering;
II. Verzekeraars veroordeelt om de schade te vergoeden die Hoge Rijndijk heeft geleden als gevolg van het verloren gaan van een deel van de damwand, te weten € 106.726,21 exclusief btw, te vermeerderen met de wettelijke rente;
III. Verzekeraars veroordeelt tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten van €1.842,26;
IV. Verzekeraars veroordeelt in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
Hoge Rijndijk legt aan haar vorderingen ten grondslag dat de damwand van het project een verzekerde interest is onder sectie I van de CAR-verzekering. Het achterblijven van een deel van de damwanden in de grond is een onzeker voorval in de zin van de polisvoorwaarden. Uit de rapporten van Geomet en Van der Laken uit juli 2019 blijkt pas voor het eerst dat een deel van de damwanden niet getrokken kon worden. De achtergebleven damwand is door natrekking eigendom geworden van de eigenaar van de grond, niet zijnde Hoge Rijndijk. Ook als Hoge Rijndijk nog wel eigenaar zou zijn van de damwand, dan kan zij deze niet meer trekken en ook niet op een later moment nogmaals gebruiken. Dat maakt dat de damwandplanken die in de grond zijn achtergebleven moeten worden aangemerkt als verloren in de zin van artikel 15.1 van de polisvoorwaarden.
3.3.
Verzekeraars voeren verweer en concluderen tot niet-ontvankelijkheid van Hoge Rijndijk, dan wel tot afwijzing van de vorderingen, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van Hoge Rijndijk in de kosten van deze procedure.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Deze zaak gaat over de vraag of Verzekeraars gehouden zijn onder de CAR-verzekering dekking te verlenen voor de schade die volgens Hoge Rijndijk is ontstaan doordat Hoge Rijndijk een aantal damwandplanken bij het project Aquamarijn niet uit de grond heeft kunnen verwijderen.
4.2.
Uit de dekkingsomschrijving blijkt dat de damwanden onder de verzekerde interest vallen en dat de CAR-verzekering in beginsel dekking biedt voor verlies van de damwanden. Daarvoor moet (onder meer) wel sprake zijn van onzekerheid als bedoeld in artikel 7:925 BW. Dit vereiste van onzekerheid is nader uitgewerkt in de polisvoorwaarden, zoals omschreven hiervoor onder 2.3. Daaruit volgt dat de verzekering alleen dekking biedt als de geleden schade het gevolg is van een gebeurtenis waarvan voor partijen ten tijde van het sluiten van de verzekering onzeker was dat daaruit schade voor Hoge Rijndijk was ontstaan dan wel naar de normale loop van omstandigheden nog zou ontstaan.
4.3.
Volgens Hoge Rijndijk stond vooraf niet vast dat een deel van de damwand in het werk moest achterblijven. Zij verwijst naar het rapport van Geomet uit 2017 (zie hiervoor 2.4) en stelt dat daaruit volgt dat in het werk bekeken moest worden of de damwandplanken getrokken konden worden. Ook de Verzekeraars verwijzen naar dit rapport en voeren aan dat daaruit juist volgt dat niet aan het onzekerheidsvereiste is voldaan aangezien al duidelijk was dat de damwandplanken “
als verloren beschouwd dienden te worden”.
4.4.
Partijen verschillen dus van mening over de uitleg van het rapport van Geomet. Naar het oordeel van de rechtbank kan dit rapport in redelijkheid niet anders worden begrepen dan dat de damwanden bij de belendingen in de grond moesten achterblijven,
tenzijtijdens het uitvoeren van de werkzaamheden zou blijken dat de damwanden statisch konden worden getrokken. In 2017 was dus het uitgangspunt dat een deel van de damwanden in het werk zouden achterblijven.
4.5.
Volgens Hoge Rijndijk ging zij er mede naar aanleiding van gesprekken met Geomet en W-DAM van uit dat de damwanden verwijderd konden worden. Uit niets blijkt echter dat Geomet en W-DAM dat met haar besproken hebben. Uit de door Hoge Rijndijk overgelegde offerte van W-DAM waarin een meerprijs is opgenomen voor het geval de damwanden als verloren moeten worden beschouwd, blijkt dat in ieder geval niet. Daarbij komt dat Hoge Rijndijk tijdens de mondelinge behandeling heeft verklaard dat W-DAM zelf geen onderzoek heeft gedaan naar de mogelijkheid dat de damwanden niet getrokken zouden kunnen worden. Het lag op de weg van Hoge Rijndijk om haar stelling nader te onderbouwen, bijvoorbeeld met een verklaring van Geomet. Dat heeft zij nagelaten. Daarmee heeft Hoge Rijndijk haar stelling – dat Geomet en W-DAM ervan uitgingen dat de damwanden bij de belendingen getrokken konden worden – onvoldoende onderbouwd. Dat maakt dat de rechtbank niet toekomt aan bewijslevering.
4.6.
De conclusie van het voorgaande is dat het achterblijven van de damwandplanken een naar de normale loop van omstandigheden te verwachten gebeurtenis was in de zin van de polisvoorwaarden en dat de schade die Hoge Rijndijk als gevolg daarvan heeft geleden daarom niet onder de dekking van CAR-verzekering valt. Voor zover Hoge Rijndijk betoogt dat de onzekerheid (ook) was gelegen in de hoogte van de kosten die waren gemoeid met het achterblijven van de damwanden, wordt zij niet gevolgd. Dat volgt immers uit de offerte van W-DAM. De vraag of sprake is van materiële schade aan of verlies van de damwanden in de zin van de polisvoorwaarden kan gelet op het voorgaande onbeantwoord blijven. Hetzelfde geldt voor de vraag of Dupi als risicodrager onder de polis kan worden aangemerkt.
4.7.
Hoge Rijndijk is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Verzekeraars worden begroot op:
- griffierecht
5.737,00
- salaris advocaat
3.858,00
(2,00 punten × € 1.929,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
9.773,00
4.8.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen van Hoge Rijndijk af,
5.2.
veroordeelt Hoge Rijndijk in de proceskosten van € 9.773,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als Hoge Rijndijk niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
veroordeelt Hoge Rijndijk tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de onder 5.2 en 5.3 genoemde beslissingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Singeling, rechter, bijgestaan door mr. A. Chu, griffier, en in het openbaar uitgesproken op
6 maart 2024.