ECLI:NL:RBAMS:2024:1269
Rechtbank Amsterdam
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid voorzieningenrechter in kort geding bij arbitrageovereenkomst
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 21 februari 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser] en Subway International B.V. [eiser] vorderde onder andere dat Subway de Business Development Agent Agreement (BDAA) zou nakomen en hem in staat zou stellen zijn werkzaamheden als agent voort te zetten. Subway had de BDAA opgezegd, wat leidde tot een geschil over de bevoegdheid van de voorzieningenrechter, gezien de overeengekomen arbitrage in de BDAA. Tijdens de mondelinge behandeling op 7 februari 2024 heeft [eiser] zijn vorderingen toegelicht, terwijl Subway verweer voerde en zich beriep op de arbitrageovereenkomst. De voorzieningenrechter oordeelde dat, hoewel de formulering van het arbitragebeding niet duidelijk was, partijen wel degelijk arbitrage waren overeengekomen voor alle geschillen met betrekking tot de BDAA. De voorzieningenrechter verklaarde zich onbevoegd om kennis te nemen van de vorderingen van [eiser], omdat deze vorderingen ook in arbitrage aanhangig gemaakt hadden kunnen worden. De vordering om het Nederlands Arbitrage Instituut (NAI) te benoemen als arbitrage-instituut werd afgewezen, omdat deze situatie niet van toepassing was. [eiser] werd veroordeeld in de proceskosten, die tot dat moment op € 1.795,00 waren begroot.