ECLI:NL:RBAMS:2024:1252

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 februari 2024
Publicatiedatum
6 maart 2024
Zaaknummer
13/050735-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Internationaal strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking Europees Aanhoudingsbevel en niet-ontvankelijkheid officier van justitie

Op 22 februari 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de regionale rechtbank in Szczecin, Polen. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in Polen in 1970, die in Nederland werd aangehouden op basis van dit EAB. De behandeling van het EAB vond plaats op 18 januari 2024, waarbij de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. Y. Nieboer, en een tolk. De officier van justitie, mr. S.J. Wirken, was ook aanwezig. Tijdens deze zitting werd de termijn voor de uitspraak verlengd en het onderzoek gesloten, maar de raadsvrouw verzocht om heropening van het onderzoek op basis van nieuwe informatie uit Polen.

Op 1 februari 2024 werd het onderzoek heropend, nadat de officier van justitie zich had aangesloten bij het verzoek van de raadsvrouw. Op 6 februari 2024 werd de rechtbank geïnformeerd dat het EAB was ingetrokken, omdat de opgeëiste persoon in voorlopige hechtenis in Polen was genomen. Op 22 februari 2024 vond een nieuwe zitting plaats, maar de opgeëiste persoon en zijn raadsvrouw waren niet aanwezig. De officier van justitie, mr. K. van der Schaft, stelde dat hij niet-ontvankelijk moest worden verklaard in de vordering tot behandeling van het EAB.

De rechtbank oordeelde dat de officier van justitie inderdaad niet-ontvankelijk moest worden verklaard, aangezien het EAB was ingetrokken en de grondslag voor de vordering was komen te vervallen. De rechtbank verklaarde de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vordering tot het in behandeling nemen van het EAB en stelde vast dat de geschorste overleveringsdetentie was beëindigd. Deze uitspraak werd gedaan door de voorzitter en twee andere rechters, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, conform de Overleveringswet.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/050735-23
Datum uitspraak: 22 februari 2024
UITSPRAAK
op de vordering van 28 november 2023 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 25 april 2022 door
the Regional Court in Szczecin, Polen, (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1970,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 18 januari 2024, in aanwezigheid van mr. S.J. Wirken, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. Y. Nieboer, advocaat in Amsterdam, en door een tolk in de Poolse taal. De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2] De rechtbank heeft het onderzoek gesloten en bepaald dat de rechtbank op 1 februari 2024 uitspraak doet.
De raadsvrouw heeft de rechtbank vervolgens per e-mail verzocht het onderzoek te heropenen. Daartoe heeft zij aangevoerd dat de opgeëiste persoon zich in Polen had gemeld bij de Poolse officier van justitie. Ter onderbouwing heeft zij een e-mail van de Poolse advocaat van de opgeëiste persoon overgelegd en een stuk dat zij van de opgeëiste persoon had ontvangen.
De officier van justitie, mr. M. al Mansouri, heeft zich op 1 februari 2024 aangesloten bij het verzoek om heropening van de raadsvrouw om informatie uit Polen over eventuele intrekking van het EAB af te wachten.
De rechtbank heeft – in overeenstemming met de verzoeken van de raadsvrouw en de officier van justitie – op 1 februari 2024 het onderzoek heropend.
Bij brief van 6 februari 2024 heeft de uitvaardigende justitiële autoriteit laten weten dat het EAB is ingetrokken nu de opgeëiste persoon inmiddels in Polen in voorlopige hechtenis genomen is.
De raadsvrouw heeft de rechtbank bij e-mail van 16 februari 2024 bericht dat zij zich op het standpunt stelt dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering tot het in behandeling nemen van het EAB.
Op 22 februari 2024 is de zaak weer op zitting behandeld, in aanwezigheid van officier van justitie, mr. K. van der Schaft. De raadsvrouw en de opgeëiste persoon waren niet aanwezig [3] . De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat hij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering tot het in behandeling nemen van het EAB.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting van 18 januari 2024 heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Officier van justitie niet-ontvankelijk

De rechtbank is – in overeenstemming met de standpunten van de officier van justitie en de raadsvrouw – van oordeel dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering tot het in behandeling nemen van het EAB. Het EAB is immers ingetrokken, waardoor de grondslag aan de vordering is komen te ontvallen.

4.Beslissing

Verklaartde officier van justitie niet-ontvankelijk in de vordering tot het in behandeling nemen van het EAB;
STELT VASTdat de geschorste overleveringsdetentie is beëindigd.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. O.P.M. Fruytier, voorzitter,
mrs. W.M.C. van den Berg en B.M. Vroom-Cramer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R.R. Eijsten, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 22 februari 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.De rechtbank heeft de raadsvrouw desgevraagd laten weten dat zij niet op zitting aanwezig hoefde te zijn.