ECLI:NL:RBAMS:2024:1233

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 maart 2024
Publicatiedatum
5 maart 2024
Zaaknummer
C/13/745819 / KG ZA 24-78
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over de vraag of dwangsommen zijn verbeurd na veroordeling tot verwijdering van onrechtmatige uitlatingen op sociale media

In deze zaak, die voor de Rechtbank Amsterdam is behandeld, gaat het om een kort geding waarin de eiser, die eerder was veroordeeld om bepaalde onrechtmatige uitlatingen van zijn website te verwijderen, wordt aangeklaagd door de gedaagde. De gedaagde stelt dat de eiser niet alleen de uitlatingen van zijn eigen website had moeten verwijderen, maar ook van andere websites waar deze uitlatingen waren overgenomen. De eiser heeft echter betoogd dat hij aan de veroordeling heeft voldaan door de uitlatingen van zijn eigen website te verwijderen en dat hij niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor het verwijderen van uitlatingen van websites waarvan hij geen beheerder is.

Tijdens de mondelinge behandeling op 27 februari 2024 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. De voorzieningenrechter heeft op 6 maart 2024 vonnis gewezen, waarin is geoordeeld dat de eiser inderdaad aan de veroordeling heeft voldaan. De rechter heeft vastgesteld dat de veroordeling niet verder strekte dan de uitlatingen op de eigen website van de eiser en dat er geen dwangsommen zijn verbeurd. De rechter heeft daarbij de redelijkheid en billijkheid in acht genomen en geconcludeerd dat de eiser niet in overtreding was, aangezien hij de uitlatingen van zijn eigen website had verwijderd voordat hij op de hoogte werd gesteld van de vermeende overtredingen op andere websites.

De voorzieningenrechter heeft de gedaagde veroordeeld in de proceskosten, en het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dit vonnis is gewezen door mr. W.M. de Vries, voorzieningenrechter, en is openbaar uitgesproken op 6 maart 2024.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/745819 / KG ZA 24-78 MdV/MV
Vonnis in kort geding van 6 maart 2024
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiser bij dagvaarding van 16 februari 2024,
advocaten mr. Chr.A. Alberdingk Thijm en mr. A.D. van Lunteren te Amsterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde,
advocaat mr. S.A. van Snippenburg te Nijmegen.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] worden genoemd.

1.De procedure

Tijdens de mondelinge behandeling van dit kort geding op 27 februari 2024 heeft [eiser] de dagvaarding toegelicht. [gedaagde] heeft verweer gevoerd.
Beide partijen hebben producties en een pleitnota in het geding gebracht.
Bij de mondelinge behandeling waren – voor zover van belang – aanwezig:
[eiser] met mr. Alberdingk Thijm en mr A.D. van Lunteren;
[gedaagde] met mr. Van Snippenburg.
Na verder debat is vonnis bepaald op 12 maart 2024. Nadien zijn de advocaten van partijen ervan in kennis gesteld dat het vonnis bij vervroeging, op 6 maart 2024, wordt uitgesproken.

2.De feiten

2.1.
Bij dagvaarding van 2 augustus 2023 heeft [gedaagde] bij de voorzieningenrechter van deze rechtbank een kort geding aanhangig gemaakt tegen [eiser] . In de dagvaarding staat (onder de punten 11 tot en met 13) het volgende:
11. [eiser] beheert via een eigen account op sociale media een blogspot en eigen twitterpagina: te weten “ [website blogspot] ” en “ [twitterpagina] ”.12. Op deze sociale media publiceert [eiser] door hem geschreven berichten over de kwestie “ [naam] ” in relatie tot de klacht die [gedaagde] in 2019 over de heer [naam] bij de PvdA heeft ingediend. Deze berichten bevatten onjuiste en beledigende teksten over [gedaagde] .13. [gedaagde] stelt dat [eiser] met deze beledigende uitlatingen onrechtmatig jegens haar handelt en wenst dat deze uitlatingen worden gerectificeerd door verwijdering van de betreffende tekstonderdelen uit de blogspots van [eiser] (…).Onder punt 18 van de dagvaarding is een aantal uitingen van [eiser] geciteerd die hij over [gedaagde] heeft gedaan op de website “ [website blogspot] ”.
2.2.
Onder I van het petitum van de dagvaarding van 2 augustus 2023 heeft [gedaagde] (op straffe van dwangsommen) gevorderd:
[eiser] te veroordelen om binnen drie dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis te verwijderen en verwijderd te houden alle beledigende, onrechtmatige teksten, zoals vetgedrukt hierboven onder punt 18 van deze dagvaarding aangegeven tekstonderdelen, althans in ieder geval om de door U E.A. Voorzieningenrechter in goede justitie nader te duiden beledigende uitlatingen te verwijderen en verwijderd te houden;
2.3.
Op 25 augustus 2023 heeft de voorzieningenrechter vonnis gewezen waarin de vordering op de volgende wijze is toegewezen:
5.1 veroordeelt [eiser] om binnen drie werkdagen na betekening van dit vonnis van internet en eventuele andere openbare kanalen te verwijderen en verwijderd te houden:de hiervoor bij de feiten onder 2.7, 2.12, 2.13, 2.15 en 2.19 geciteerde vetgedrukte teksten[dit betreft dezelfde teksten als onder punt 18 van de dagvaarding opgenomen, vzr.]
, met uitzondering van de in rechtsoverweging 4.17 genoemde gecursiveerde zinsneden,Aan deze veroordeling is een dwangsom verbonden van € 500,- voor iedere dag of een gedeelte daarvan dat [eiser] nalaat om aan de veroordeling te voldoen, met een maximum van € 25.000,-.
2.4.
Onder 4.16 en 4.17 van het vonnis is onder meer overwogen:
Deze beperking van zijn uitingsvrijheid is noodzakelijk ter bescherming van de rechten van [gedaagde] en niet disproportioneel. [eiser] kan zich over deze en andere maatschappelijke kwesties blijven uiten, zonder onrechtmatig over de schreef te gaan. (…) [eiser] zal de eerdergenoemde vetgedrukte passages dan ook van het internet en eventuele andere openbare kanalen moeten verwijderen. (…)
2.5.
Bij e-mail van 27 augustus 2023 heeft [eiser] de advocaat van [gedaagde] onder meer het volgende bericht:
In antwoord op uw verzoek om reeds voorafgaand aan de betekening van het vonnis van 25/8 jl te voldoen aan de uitspraak van de Rechtbank inzake de teksten aangaande uw cliënte kan ik u berichten dat ik alle publicaties waarin zij figureerde van de website heb gehaald. (…)
2.6.
Op 1 september 2023 is het vonnis aan [eiser] betekend. In het exploot is [eiser] bevel gedaan aan de inhoud van het vonnis te voldoen.
2.7.
Bij brief van 27 september 2023 heeft de advocaat van [gedaagde] aan [eiser] bericht dat hij niet aan het vonnis heeft voldaan. In de brief staat:
Weliswaar heeft u de litigieuze teksten verwijderd van uw eigen website “ [website blogspot] ”, maar door cliënte is geconstateerd dat u deze teksten niet heeft verwijderd c.q. laten verwijderen van de volgende websites:[volgt een opsomming van een aantal uitlatingen van [eiser] over [gedaagde] op de websites [websites] ]
U heeft niet verwijderd. Dit verwijderen had u wel moeten doen c.q. u heeft (kennelijk) nagelaten om de beheerders van deze websites te verzoeken om de betreffende teksten te verwijderen. U bent derhalve in overtreding ter zake de aan u door de rechter opgelegde veroordeling.Dit betekent dat te uwer laste dwangsommen zijn verbeurd. (…)
2.8.
Bij e-mail van 1 oktober 2023 heeft [eiser] de advocaat van [gedaagde] onder meer bericht dat hij volledig en loyaal uitvoering heeft gegeven aan het vonnis door al zijn publicaties waarin [gedaagde] voorkwam te verwijderen en te vernietigen. Volgens [eiser] staat het derden vrij zijn publicaties over te nemen. Van hem kan in redelijkheid niet worden gevergd uitlatingen te verwijderen van platforms die zijn publicaties hebben overgenomen en waarvan hij het bestaan niet weet, aldus de e-mail van 1 oktober 2023.
2.9.
Bij brief van 5 oktober heeft de advocaat van [gedaagde] aan [eiser] onder meer bericht dat het verwijderen “
van internet en eventuele andere openbare kanalen” niet is beperkt tot een bepaald medium, bijvoorbeeld de eigen website van [eiser] . In de brief is verwezen naar 13 publicaties op [websites] .
2.10.
Bij e-mails van 6 oktober 2023 heeft [eiser] de drie hiervoor genoemde websites verzocht zijn uitlatingen over [gedaagde] van die websites te verwijderen.
2.11.
Bij brief van 11 oktober 2023 heeft de advocaat van [gedaagde] aan de advocaat van [eiser] bevestigd dat op die dag alle uitlatingen van [eiser] over [gedaagde] van de drie websites zijn verwijderd. Volgens de brief is in de periode van 5 september 2023 tot en met 11 oktober 2023 voor een bedrag van € 18.500,- (37 dagen keer
€ 500,-) aan dwangsommen verbeurd.
2.12.
Bij brief van 19 oktober 2023 heeft de advocaat van [eiser] aan de advocaat van [gedaagde] bericht dat de veroordeling in het kort geding alleen zag op de verwijdering van de persoonlijke website van [eiser] en niet op publicaties op platforms van derden. Desondanks heeft [eiser] geheel onverplicht de desbetreffende websites gevraagd de publicaties te verwijderen, hetgeen inmiddels ook is gebeurd.
2.13.
Bij brief van 24 oktober 2023 heeft de advocaat van [gedaagde] aan de advocaat van [eiser] onder meer bericht dat [gedaagde] haar standpunt handhaaft dat het dictum van het vonnis ziet op verwijdering van
alleopenbare kanalen. In de brief is opnieuw aanspraak gemaakt op betaling van het bedrag van € 18.500,-.
2.14.
Bij deurwaardersexploot van 11 december 2023 is [eiser] – onder verwijzing naar het vonnis van 25 augustus 2023 en de brieven van de advocaat van [gedaagde] van 5, 11 en 24 oktober 2023 – bevel gedaan tot betaling van € 18.500,- aan dwangsommen.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
primair:[gedaagde] te bevelen om de executie van alle op 11 december 2023 aangezegde dwangsommen te staken en gestaakt te houden, op straffe van een dwangsom van € 10.000,- per dag;
subsidiair:[gedaagde] te bevelen om de executie van de op 11 december 2023 aangezegde dwangsommen te staken en gestaakt te houden, voor zover deze executie niet ziet op de periode tussen 27 september 2023 en 6 oktober 2023 (8 dagen), dan wel de bevoegdheid tot executie te matigen, op straffe van een dwangsom van € 10.000,- per dag;
meer subsidiair:[gedaagde] te bevelen om de executie van de op 11 december 2023 aangezegde dwangsommen te staken en gestaakt te houden, voor zover deze executie niet ziet op de periode van 5 september 2023 tot en met 5 oktober 2023
(30 dagen), dan wel de bevoegdheid tot executie te matigen, op straffe van een dwangsom van € 10.000,- per dag;
[gedaagde] te veroordelen in de kosten van dit geding en in de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
[eiser] stelt hiertoe dat het dictum van het vonnis een gebod inhoudt om de onrechtmatig geoordeelde teksten van
zijnwebsite en sociale media af te halen. Het dictum houdt geen (inspannings)verplichting in tot het doen verwijderen van die teksten van websites van derden. [eiser] publiceert zijn teksten rechtenvrij en dit leidt er soms toe dat andere websites zijn teksten overnemen. [eiser] heeft daar geen kennis van en weet ook niet welke teksten door wie en wanneer worden overgenomen. Overigens heeft de advocaat van [gedaagde] pas op 27 september 2023 (zie 2.7) bericht dat naar zijn mening dwangsommen waren verbeurd. Dit was een maand na het bericht van [eiser] dat hij naar zijn mening aan het vonnis had voldaan (zie 2.5). Door zo lang stil te zitten heeft de advocaat van [gedaagde] de dwangsommen onnodig laten oplopen.
3.3.
[gedaagde] heeft verweer gevoerd. Het gaat volgens haar om de vraag of [eiser] behoorlijk uitvoering heeft gegeven aan het vonnis. Verwijdering “
van internet en eventuele andere openbare kanalen” is niet beperkt tot een bepaald medium, zoals de eigen website van [eiser] . Deze veroordeling heeft een ruimere reikwijdte en behelst volgens [gedaagde] ook een inspanningsverplichting tot verwijdering van alle onrechtmatige teksten van alle openbare media. Dit strookt met doel en strekking van het vonnis, namelijk een einde maken aan de voortdurende inbreuk op de eer en goede naam van [gedaagde] . Dit doel kan enkel worden bereikt door verwijdering van de onrechtmatige teksten van
alleopenbare kanalen.
Van belang is dat [gedaagde] er in haar dagvaarding van 2 augustus 2023 (zie 2.1) op heeft gewezen dat de onrechtmatige teksten van [eiser] ook op andere websites dan die van hemzelf waren gepubliceerd. Zo is in punt 33 van de dagvaarding opgenomen: “
Bovendien worden de blogposts van [eiser] op verscheidene sociale media meer en meer verspreid, onder meer door middel van berichtgeving via zijn Twitteraccount.” In een bijlage bij die dagvaarding is verwezen naar [websites] . In de pleitnota van de advocaat van [gedaagde] ten behoeve van de eerdere kortgedingzitting is onder punt 4 opgenomen: “
Na aanbrengen van de dagvaarding zijn [gedaagde] nog enkele publicaties bekend geworden.” Daarmee vormden die publicaties onderdeel van het eerdere kort geding. Dat die websites niet onder beheer van [eiser] staan is niet relevant. [eiser] was op de hoogte van de publicaties en werkt nauw samen met de desbetreffende websites. Hij was – kort gezegd – de motor achter die publicaties.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De beantwoording in een executiegeschil van de vraag of dwangsommen zijn verbeurd, dient (wanneer sprake is van een veroordeling om iets te doen) plaats te vinden door een toetsing van de handelingen die ter uitvoering van het veroordelend vonnis zijn verricht aan de inhoud van de veroordeling, zoals deze door uitleg moet worden vastgesteld. Bij die uitleg dient de rechter het doel en de strekking van de veroordeling tot richtsnoer te nemen, in die zin dat de veroordeling niet verder strekt dan tot het bereiken van het daarmee beoogde doel. De rechter mag bij zijn uitleg van de veroordeling maatstaven van redelijkheid en billijkheid hanteren.
4.2.
De veroordeling van [eiser] hield in dat hij een aantal uitlatingen over [gedaagde] diende te verwijderen “
van internet en eventuele andere openbare kanalen”. Nog voor de betekening van het vonnis heeft [eiser] die uitlatingen verwijderd van zijn website, waardoor zij ook niet meer via zijn twitteraccount raadpleegbaar waren. [eiser] is van mening dat hiermee is voldaan aan de veroordeling.
4.3.
Doel en strekking van die veroordeling was dat [gedaagde] gevrijwaard diende te worden van onrechtmatige uitlatingen van [eiser] over haar persoon. Volgens [gedaagde] moet – om dat doel te bereiken – de veroordeling zo worden uitgelegd dat [eiser] diezelfde uitlatingen ook had moeten verwijderen van websites van derden, zoals [websites] .
4.4.
Mogelijk zijn de websites van [websites] tijdens het eerdere kort geding zijdelings ter sprake gebracht, maar de vordering van [gedaagde] richtte zich niet op die websites. De vordering is beperkt tot verwijdering van uitlatingen zoals genoemd onder punt 18 van de dagvaarding, waar alleen uitlatingen staan geciteerd afkomstig van de website [website blogspot] . Punt 18 van de dagvaarding, gelezen in combinatie met de punten 11 tot en met 13 van de dagvaarding, waar staat dat [eiser] op
zijnwebsite en twitteraccount uitlatingen heeft gedaan over [gedaagde] , laat geen andere uitleg toe dan dat de vordering tot verwijdering alleen zag op die uitlatingen. Ook de veroordeling moet dan op die wijze worden uitgelegd. Hierbij is van belang dat nergens in het vonnis is opgenomen dat de uitlatingen van [eiser] waren overgenomen door andere websites, zoals [websites] . In het vonnis is in het geheel niet gerefereerd aan andere websites. Met verwijdering “
van internet en eventuele andere openbare kanalen” is dus bedoeld de website(s) en het twitteraccount van [eiser] .
4.5.
Dat [eiser] mogelijk een samenwerkingsverband had met de drie genoemde websites, kan niet leiden tot de uitleg dat hij zijn uitlatingen ook van die websites moest verwijderen. Het ligt niet voor de hand iemand te veroordelen tot verwijdering van uitlatingen van websites waarvan hij niet de beheerder is. Hooguit kan iemand ertoe worden veroordeeld een verzoek te doen tot verwijdering van andere websites (een inspanningsverplichting) maar ook dat was in dit geval geen onderdeel van de vordering noch van de veroordeling.
4.6.
Verder staan de redelijkheid en billijkheid in de weg aan het oordeel dat [eiser] dwangsommen zou hebben verbeurd. Reeds vóór de betekening van het vonnis heeft hij aan de veroordeling voldaan, op een ruimere wijze dan waartoe hij veroordeeld was, omdat hij
alleteksten over [gedaagde] in zijn geheel heeft verwijderd en niet alleen de onrechtmatig geachte passages. Toen hij er een maand later – op 27 september 2023 – op werd gewezen dat hij in de visie van [gedaagde] ook de uitlatingen op [websites] diende te verwijderen heeft hij daartoe op 6 oktober 2023 onverplicht een verzoek gedaan. Aannemelijk is dat hij dit onverplichte verzoek eerder had gedaan indien hij eerder op de hoogte was gesteld van de uitleg die [gedaagde] aan de veroordeling gaf. In die zin is het standpunt van [eiser] juist dat [gedaagde] onnodig heeft stilgezeten. [gedaagde] heeft ter zitting weliswaar verklaard dat zij er niet eerder van op de hoogte was dat de uitlatingen op [websites] stonden, maar dit staat haaks op haar standpunt dat de uitlatingen op die websites onderdeel uitmaakten van (de vordering en de veroordeling in) het eerdere kort geding.
4.7.
De conclusie is dat de primaire vordering wordt toegewezen. Hieraan zal geen dwangsom worden verbonden. Een deurwaarder zal niet tot tenuitvoerlegging van het vonnis van 25 augustus 2023 overgaan, indien hij in kennis wordt gesteld van het vonnis in dit executiegeschil.
4.8.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
- betekening oproeping € 135,97
- griffierecht 320,00
- salaris advocaat
1.107,00
Totaal € 1.562,97

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
beveelt [gedaagde] om de executie van alle op 11 december 2023 aangezegde dwangsommen uit hoofde van het vonnis van 25 augustus 2023 te staken en gestaakt te houden,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 1.562,97, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van veertien dagen na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 178,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat betekening van dit vonnis heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 92,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van dit vonnis, en te vermeerderen met de wettelijke rente over deze kosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.M. de Vries, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M. Veraart, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 6 maart 2024. [1]

Voetnoten

1.type: MV